‘DIE MANNETJES IN MIJN KOP VERDWIJNEN NA EEN TIJDJE WEL WEER’

Voor zijn rol in AMIGO'S volgde hij twee maanden kooklessen. 'Ik moest zelfvertrouwen hebben in mijn snijden en roeren.' © Jelle Vermeersch

‘Rik heeft een tragisch kantje dat ik zeer goed herken.’ Het kolkt onder het schijnbaar rustige oppervlak van Jurgen Delnaet, op dit moment in de VTM-reeks Amigo’s te zien als gereformeerd gangster en chef-kok. Een gesprek over zelfhulpboeken, het genot van gewoon aan elkaar te rieken, en fotogenieke dekbedovertrekken. ‘Ik volg vrienden op Instagram vaak heel bewust niet, omdat ik hen fijne mensen wil blijven vinden.’

Sorry, ik kijk te weinig in jouw ogen, hè.’

We zijn zowat halfweg ons gesprek, en ik zou u niet kunnen zeggen welke kleur de ogen van Jurgen Delnaet hebben, al hing mijn leven ervan af. Zijn linkeroor daarentegen kan ik ondertussen tot in het kleinste detail beschrijven. ‘Het is een kwestie van concentratie’, verduidelijkt hij terwijl hij uit het raam van de brasserie blijft turen. ‘Ik verdrink nogal gemakkelijk in andermans ogen.’ Waarop hij zich toch even loswrikt van het stationsplein buiten en in mijn richting kijkt. Door de boxen zwelt net Take My Breath Away van Berlin aan. Jurgen Delnaet, meester van de dramatische flair.

Tevens opmerkelijk: de naar Antwerpen uitgeweken Gentenaar antwoordt of vertelt niet echt. Het is meer alsof hij ideeën en bedenkingen probeert uit te drijven. In één gulp. ‘Interviews vallen me moeilijk’, geeft hij toe. ‘Maar ik zit hier ook uit eigenbelang: het is goed af en toe de dingen eens op een rijtje te zetten.’

Nu goed, in de eerste plaats is Delnaet een rasacteur, die na jaren in het theater bij het grotere publiek bekendheid verwierf als truckchauffeur Johnny in Aanrijding in Moscou (2008). Sindsdien verdeelt hij zijn tijd tussen podium, film en tv. Momenteel repeteert hij voor de marathonvoorstelling Odysseus. Een zwerver komt thuis van KVS en NTGent, en ondertussen is hij op VTM als ex-gedetineerde te zien in Amigo’s en in de bioscoop in de thriller Dode hoek. ‘Als Nabil Ben Yadir (regisseur van Dode hoek, nvdr.) je vraagt, weiger je nu eenmaal niet. Of beter: als je Les barons (2009) en La marche (2013), zijn vorige films, gezien hebt, dan weiger je niet. Het is maar een bescheiden rolletje, en natuurlijk speelt iedereen liever hoofdrollen, maar hier kon ik ook genoeg uit halen.’

In Amigo’s speel je wel een hoofdrol: Rik Bossuyt, een ex-gedetineerde en nu chef-kok die zich heel hard probeert te herpakken, maar altijd op het randje van knappen lijkt te staan.

JURGEN DELNAET: Nochtans had ik een soort voorgoesting in de rol van Alain, Riks opponent. De regisseurs zagen het anders. Achteraf gezien hadden ze ook wel gelijk. Tom Van Bauwel speelt hem geweldig straf. (denkt na) Ik heb Tom heel graag, hij is het soort collega met wie je niet moet staan zeveren aan de cateringtafel. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld Matthieu Sys, Dylan in Amigo’s: evenmin de man van de vlotte babbel. We konden vooral heel goed samen in een kleedkamer zwijgen en gewoon wat rieken aan elkaar. Ik apprecieer dat aan mensen.

Na verloop van tijd hadden we voor ons alleen een personage ontwikkeld, iemand die altijd tussen ons in zat. We hebben hem geperfectioneerd tijdens het draaien – misschien gebruiken we hem ooit wel in een stuk. Ik doe graag onnozel, als het past, maar ik wil wel dat mijn onnozelheid constructief is.

Klinkt heel erg als een heuse imaginaire vriend.

DELNAET: Zoiets ja. (grijnst) Als een soort tegengewicht voor een verhaal dat steeds grimmiger wordt. Ik nam nogal wat foto’s op de set. Op sommige beelden zie je echt die bedrukte wolk boven de hele groep hangen.

Ik heb een paar foto’s zien passeren op Instagram, waarop jij je trouwens helemaal lijkt uit te leven.

DELNAET: Als je met uitleven ‘moeilijke foto’s met rare onderschriften’ bedoelt, dan wel, ja. Ik heb liever beelden dan die continue meningenstroom van Twitter en Facebook. Al volg ik ook op Instagram vrienden en kennissen vaak heel bewust niet, omdat ik hen fijne mensen wil blijven vinden. En dat lukt niet als ik hun foto’s van uitstapjes en dekbedovertrekken moet bekijken. (lacht) What the fuck, jongens? Dekbedovertrekken? Ik kan dat fysiek niet aan.

Vijf bajesklanten beginnen een brasserie, en een van hen is Xavier van FC De Kampioenen: er zijn wervender pitches te bedenken, maar het werkt wel. Amigo’s is zeer degelijke Vlaamse fictie. En er is niks aan te merken op Johny Voners als gesloten bijlmoordenaar.

DELNAET: Ik kan ook blijven kijken. Het zit goed op elk vlak, of zo. En ‘Xavier’? Johny Voners is gewoon een ernstige, old-school acteur. Ik kende hem niet alleen van De Kampioenen, maar ook nog van De collega’s en die Made in Vlaanderen-films van vroeger: ik wist wat hij kon.

Je heb twee maanden kookles gevolgd om Rik geloofwaardig neer te zetten. Was dat nodig? Akkoord, Farid le Fou heeft zich speciaal laten overplaatsen voor Riks risotto met prei, maar zou er iemand over gevallen zijn als die prei niet perfect in julienne gesneden was?

DELNAET: Ik wilde dat vooral zelf. Ik moest zelfvertrouwen hebben in mijn snijden en roeren, ik moest het lawaai van zo’n professionele keuken eens ervaren. Riks leven is veranderd door dat koken, en hij neemt dat dus bloedserieus. Bovendien was het handig dat Sahin Avci (Halil in de serie, nvdr.) die lessen samen met mij volgde: wij kenden elkaar niet, maar moesten wel meteen uitstralen dat we tien jaar samen in den bak hadden gezeten. Zo konden we toch enige geschiedenis opbouwen. Tijdens de lessen weliswaar. Het is niet zo dat we daarna nog urenlange gesprekken hebben gevoerd.

Gewoon wat aan elkaar rieken?

DELNAET: Precies, ja.

Zijn jullie ook de sfeer in de Nieuwe Wandeling in Gent gaan opsnuiven?

DELNAET: Dat was technisch niet mogelijk. We mochten er, behalve die ene scene in het voorportaal, zelfs niet draaien. We zaten toen, in 2015, al in volle terreurpsychose. ‘Als ik het zeg, laat je meteen alles vallen en begin je hard te lopen’, zei de cipier die ons begeleidde. Ook dat gaf een zeer vreemd werksfeertje. (lachje) Het is bovendien geen gevangenisreeks. Het gaat over een man die geboet heeft voor zijn foute keuze, geweldig veel drive haalt uit dat koken, maar nog steeds op het randje balanceert. ‘Laat het alsjeblief niet mislukken!’ Rik heeft een tragisch kantje dat ik zeer goed herken: het mindert met de jaren, maar ik heb zware vlagen van perfectionisme. Ik heb voor Amigo’s hooguit wat foto’s op de site van de Nieuwe Wandeling bekeken, die ik meenam in mijn boekje.

Heb je het nu over een overdrachtelijk boekje?

DELNAET: Ik ben een Moleskine-fetisjist. Elke rol krijgt zijn eigen boekje, waarin ik teken, krabbel of foto’s kleef. En daar kijk ik dan dagelijks naar.

Ik moet ook geen gevangenis gezien hebben om mij in te leven: ik sluit me zo al genoeg op. Deze maand nog, toen ik mijn tekst voor Odysseus instudeerde, en alle onzekerheid en – sorry, kakwoord – demonen weer bovenkwamen. Tijdens het blokken zet ik een tekst graag naar mijn hand, maar de nieuwe Odyssee-vertaling van Patrick Lateur is zo bedrieglijk vlot en heeft zo’n dwingend ritme dat je er niet aan kunt morrelen. Waardoor mijn hele planning overhooplag. Nu goed, die mannetjes die opduiken in mijn kop, verdwijnen na verloop van tijd ook weer. En au fond doet Odysseus mij als mens heel goed.

Op welke manier?

DELNAET: Het is gezond om af en toe zo’n grote hoeveelheid tekst te blokken. Als hersenoefening en vanwege dat geworstel dat ik net beschreef. Af en toe moet dat kunnen. Bovendien gaf het me een excuus om de Odyssee eindelijk te lezen, want dat blijft een geweldig interessant werk, een soort atlas van die tijd, met zo veel kennis over politiek, religie, huizenbouw…

De voorstelling is opgedeeld in 24 zangen, van telkens om en bij het uur. Welke neem jij voor de rekening?

DELNAET: In mijn zang is Odysseus net in de onderwereld beland, waar hij niet alleen de blinde ziener Teiresias ontmoet, maar ook een hele parade van schimmen, een soort mythologische best of. (denkt na) Het kan een zeer ondraaglijk uurtje worden als ik er geen humor in kan stoppen.

Slapstyx, zeg maar.

DELNAET:

Sorry. Dat was onnozel, en niet constructief onnozel.

DELNAET: Nee, maar maak er dan wel een mooi onderschrift van. (lacht)

In Amigo’s speel je samen met Frances Lefebure, aan wie je een paar jaar geleden nog lesgaf in de richting woordkunst aan het Antwerps Conservatorium.

DELNAET: In die situatie heb ik eerder al gezeten, met Evelien Bosmans in Halfweg, maar het blijft een bizar gevoel. Je zet ze op weg, en plots staan ze naast jou.

Lefebure heeft veel van jou geleerd, zei ze, maar ze herinnerde zich jou ook als een opvallend verlegen leraar, die richting eindconclusie plots wel kon beginnen te roepen.

DELNAET: Klopt. Geen idee trouwens waar dat vandaan komt. Ik ben ook maar in die job gerold, zonder lerarenopleiding. Op den duur kon ik er niet meer tegen om elk jaar hetzelfde te moeten herhalen en ben ik ermee gestopt. Je wordt daar alleen maar onzeker van: ‘Shit, ik heb niks te vertellen.’ Ik ben zeer sterk in mezelf overtuigen dat ik niks weet of kan. Bovendien had je studenten die woordkunst kozen om schrijflessen van Bart Moeyaert te krijgen, en mijn vak hooguit gedoogden. Ik ben ook zeer sterk in dat meteen persoonlijk te nemen.

Je had het daarnet over vlagen van perfectionisme.

DELNAET: Dat gaat over alles in de hand willen houden, over mezelf extreem voorbereiden, en over zo veel mogelijk scenario’s op voorhand in mijn hoofd uitwerken: als er morgen dit gebeurt, hoe zou ik dan kunnen reageren? Maar ik word steeds weerbaarder, ook dankzij mijn vrouw, die daarin mijn absolute tegenpool is. Van het ge-wat-als ben ik zelfs bijna verlost. En dat werd stilaan ook tijd, want je kunt rationeel wel weten dat het onzin is en dat je niks ooit echt in de hand hebt, maar daarmee houd je die gedachten nog niet tegen.

Intensieve voorbereiding is daarentegen noodzakelijk. Zelfs de meest ervaren sjamaan, die het verst komt in zijn delirium, schikt op voorhand netjes zijn potions en poeiers, om vanuit die orde en controle de vrijheid te bereiken.

Is dat een willekeurig voorbeeld, of zit er meer achter die sjamaan?

DELNAET: Het gaat me om de roes. Dat is me pas echt duidelijk geworden toen ik in 2010 de voorstelling Berckmans maakte. Als de voorbereiding goed zit, als de poedertjes op orde staan, dan kan ik trippen. Gisteren is me dat bijvoorbeeld nog gelukt, in de technische repetitie van Odysseus, omdat ik zo goed voorbereid was.

Op het podium kan ik alles zeer goed loslaten, hoor, maar alleen omdat ik weet waar de lijnen liggen. Om vrij te zijn, heb je regels nodig. Er is voor mij niks zo angstwekkends en zinloos als improviseren. Dat betert er trouwens niet op met de jaren. Ik ga vandaag zelfs naar méér controle op zoek. Vandaar ook die kooklessen voor Amigo’s: als je constant denkt ‘ik kan niet goed snijden, ik kan niet goed snijden’, dan kun je toch niet acteren? (grijnst plots) Ze hebben me er waarschijnlijk voor vervloekt, maar ik kon er ook niet tegen als er iets in mijn decorkeuken stond dat volgens mijn personage daar niet thuishoorde. Zelfs kleinigheden, zoals kruiden van een merk dat Rik nooit zou gebruiken. ‘Jongens, draai die pot oregano op zijn minst om zodat ik het niet zie!’

Anders knaagt het ergens achter in je hoofd?

DELNAET: Ik ben onvrij als die pot oregano in mijn blikveld staat, ja. (stilte) Maar in mijn privéleven gaat het steeds beter, hoor. (lacht)

Je zou denken dat televisiewerk net een bevrijding kan zijn: je wéét dat je door beperkte budgetten en een dito aantal draaidagen soms vrede zult moeten nemen met ‘goed genoeg’.

DELNAET: Dat helpt inderdaad. Mijn aandeel is zoveel kleiner dan in een voorstelling, en wij zijn ook maar de poppetjes die ze op het einde van een schrijfproces op de set droppen. Behalve bij een hoofdrol misschien: voor Amigo’s dachten de regisseurs blijkbaar al vrij snel aan mij.

Heb jij nu net…

DELNAET: Mijn hemdskraag rechtgezet? Shit, ja. (even verbaasd) Onwaarschijnlijk hoe je onbewust tekens uitzendt.

Jouw fascinatie voor wijlen J.M.H. Berckmans, de Vlaamse Bukowski, is bekend. Is dat omdat die zo haaks op jouw persoonlijkheid stond?

DELNAET: Ik word zelden dronken – die controle, hè – maar mijn helden en voorbeelden hebben inderdaad iets mateloos. Ik heb heel veel geleerd van de kunstenaar Berckmans, maar sociaal gesproken heb ik ietwat andere keuzes gemaakt: liever een gezin dan de eeuwige roes.

Lag die andere optie dan ooit op tafel?

DELNAET: Natuurlijk. Op school test iedereen toch het een en ander uit? Ik ben ook zeer vatbaar voor die euforie na het eerste glas: die wil ik dan zo lang mogelijk vasthouden en dus blijf ik maar drinken, maar zo werkt het natuurlijk niet. Bovendien vond ik dat kotsen nogal onprettig. Harddrugs interesseren me louter theoretisch, softdrugs werken niet bij mij.

Na Odysseus volgt nog Een ontgoocheling van Het Nieuwstedelijk, naar de novelle van Elsschot. Over hoe ouders hun verlangens en frustraties op hun kinderen projecteren.

DELNAET: Brandend actueel! Nee, da’s weer zo’n kakwoord. Relevant? Van een grote urgentie? Heel herkenbaar vooral: in welke mate moet je kinderen gewoon ongestoord gelukkig laten zijn, en wanneer moet je toch sturen? Het lijkt erop dat mijn vrouw en ik een middenweg hebben gevonden. Mijn twee kinderen zien er toch tamelijk gelukkig uit, en ze klagen niet echt. (lacht) Maar ik zie genoeg kinderen die verpletterd worden onder de last die hun ouders op hun schouders hebben gelegd.

Uit jouw eigen verhaal zou je kunnen afleiden dat het helemaal niet uitmaakt, sturen of loslaten: jouw ouders dwongen jou richting toegepaste taalkunde, maar na die omweg ben je uiteindelijk toch bij het theater uitgekomen.

DELNAET: Het klimaat was toen nog anders, en mijn ouders kenden die wereld niet. Wie aan de kunsten ging, ging ook aan de drank en drugs en eindigde volgens hen in de goot. Zo zag mijn moeder het, en ik stond niet sterk genoeg in mijn schoenen om haar tegen te spreken. Ik was best wel een eenzaat, zonder een groot sociaal vangnet dat me misschien op andere ideeën had kunnen brengen. Dat ik daarna toch toneelschool ging volgen, kreeg ik thuis moeilijk verkocht, maar gelukkig had ik dankzij Theater Malpertuis en De Tijd al snel een vast inkomen.

Theater Malpertuis en De Tijd zijn lang een duidelijke rode draad geweest in jouw carrière, rond je veertigste kwamen plots de films, series en de Clouseau-musical… Je voelt me rond het woord ‘midlifecrisis’ cirkelen.

DELNAET: De dood van mijn vader zit daar waarschijnlijk voor meer tussen dan mijn leeftijd. Het was een ‘goede’ dood – we hebben de tijd gehad om afscheid te nemen, alles was uitgesproken – maar toen hij zijn laatste adem uitblies, dacht ik ook: ‘Dat is het dus maar, het leven. Fuck, nu is het aan mij, ik moet nu beginnen.’ Alsof ik nog niet begonnen was. Sindsdien vind ik het maar logisch dat ik zo veel mogelijk uitprobeer. Na Aanrijding in Moscou had ik nog jaren ‘de ontbolsterende teddybeer’ kunnen spelen, maar herhaling is minder interessant. Als de helft van een koppel tweeverdieners met zeer bescheiden behoeftes zit ik bovendien in een luxepositie: ik kan desnoods wel even wachten op boeiender werk. (haalt de schouders op) En misschien speel ik over vijf jaar wel in een soap, wie weet? Ik zie het me nu niet doen, maar ik snap de collega’s die het doen.

Soaps doen het niet uitsluitend met rasacteurs die voor de financiële zekerheid hebben gekozen. En jij lijkt niet de persoon die amateurisme en minder dan totale overgave verdraagt.

DELNAET: Ik heb heel lang zeer naïef geloofd dat iedereen zoals ik over dit vak dacht. Net zoals ik heel lang zeer naïef heb geloofd dat iedereen het net zo goed voorhad met de wereld als ik. Pretentieuze onzin. ‘Hoezo, dit stuk is niet jouw hele leven?’ Vroeger viel ik daar achterover van. Ondertussen ben ik van mijn wolk geklauterd. (binnenpretje) Ik heb zelfs een tijdlang de kleedkamers van de collega’s opgeruimd, achter hun rug. En soms doe ik het nog, hoor.

Hangen de collega’s het dan zo uit?

DELNAET: Dat gaat niet over esbattementen, hè. Als ik vandaag in het passeren een handdoek op de grond zie liggen, zal ik die gewoon netjes weghangen. Uit respect voor de poetsvrouw. Maar vroeger schuimde ik heel bewust de kleedkamers af, één voor één, om te controleren hoe die achtergelaten waren. Maar dat is – uiteraard – niet leefbaar. Ik voelde me verantwoordelijk voor alles, op en naast het podium, terwijl dat net het eerste is wat ze je proberen af te leren in de opleiding. Een interessante periode wel. Blij dat ik het heb meegemaakt.

Koop je nog steeds zo veel zelfhulpboeken?

DELNAET: (lacht) Ik heb ze onlangs uit de rekken gehaald en ze demonstratief in een kubus op de grond gestapeld. Het is een ding geworden: ik blader er niet meer in, en kan ze voorlopig ook niet weggooien, maar ooit wil ik er nog wat mee doen. Ritueel verbranden vermoedelijk.

Je hebt ze niet meer nodig?

DELNAET: Duidelijk wel. Maar ik ben af van de letterlijke zelfhulpboeken. Momenteel lees ik bijvoorbeeld de biografie van Marina Abramovic’ . Dat is net zo goed zelfhulp. Troost en steun vinden in de woorden van iemand die zegt wat jij op dat moment wilt horen, en eigenlijk al weet, veel meer is zelfhulp ook niet.

Ik zit nog even ongemakkelijk in mijn vel, en in de wereld, als vroeger, maar tegenwoordig heb ik daar wel vrede mee. Ik heb misschien meer mededogen voor mezelf gekweekt, maar ik ben nog altijd op zoek naar een handleiding.

– AMIGO’S

Elke maandag om 21.30 uur op VTM.

– ODYSSEUS. EEN ZWERVER KOMT THUIS

Van 16 tot 18/3 nog in vier delen te zien in Gent en op 24/3 in één lange voorstelling van 26 uur in Brussel. Alle info: ntgent.be en kvs.be.

door Kristof Dalle – foto’s Jelle Vermeersch

‘Samen in een kleedkamer zwijgen, gewoon wat aan elkaar rieken. Ik apprecieer dat aan mensen.’

‘Toen mijn vader stierf, dacht ik: fuck, nu is het aan mij, en ik moet nog beginnen. Sindsdien probeer ik zo veel mogelijk uit.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content