Alain Grootaers, The House of Books, 223 blz, – 14,25

Toen ik vernam dat Alain Grootaers een roman had geschreven, heb ik me naar de boekenwinkel gespoed om als een der eersten dit literaire evenement te kunnen savoureren. En wat bleek: dit is een van de meest hilarische vormen van papierverspilling van de afgelopen tien jaar.

Het hoofdpersonage Max Trotter (Grootaers’ alter ego) heeft het getroffen, want hij houdt er naast zijn vrouw een ex-Miss België op na als concubine. ‘Ik heb al veel slaag gekregen, maar ook al veel gevogeld’, orakelt hij. Max zit verstrikt in de strijd om twee medialicenties. Laten we het daarbij houden wat de fletse plot betreft. Grootaers waagt zich met deze faction in de voetsporen van grootmeesters als Jorge Luis Borges.

Sommige pagina’s zijn zo zinloos dat je het verhaal gerust kunt volgen als je per bladzijde lukraak een vijftal woorden leest. Wie heeft nagelaten te schrappen tijdens de eindredactie van dit boek is niet bekend, maar wellicht moet worden gezocht in kringen van Alains intimi uit zijn geboortestad Lier.

De manier waarop plots worden afgerond doet denken aan scènes uit soaps waarin acteurs langzaam de hoorn neerleggen en voor zich uit staren, de camera langzaam op hen inzoomend: ‘Aan de andere kant van de lijn legde Jan Verstappen de telefoon neer en wreef zich met de handen door de haren.’ Leuk om weten dat Jan zich niet met zijn voeten door de haren wrijft.

De dialogen zijn stroever dan mijn grootmoeders knieën. Inhoudelijk geraakt de man niet verder dan scheurkalenderpsychologie. Snobistische minachting voor gewone lui – ‘neanderthalers in joggingpak’ – wordt afgewisseld met een perverse fantasiewereld waarin ex-missen op commando hun benen openen als ze denken dat dit een fotoreportage kan opleveren.

Nu is intelligentie deels erfelijk en deels bepaald door de sociale omgeving, dus we kunnen het Alain niet kwalijk nemen. Maar hij moet toch een aantal goede copywriters kennen die dit gedrochtje konden herwerken tot leesbaar Nederlands. Mochten we door de Europese ruk naar rechts alsnog in een fascistisch regime terechtkomen, dan stel ik voor om naast de migranten ook Alain aan een taaltest te onderwerpen.

Ofwel houdt Grootaers de lezer voor een sukkel, of hij is er zelf een. Alains alter-ego Max verwoordt het nog het best: ‘Clichés als een huis, die hij alleen maar uit zijn strot kreeg om twee uur ’s nachts, met een stuk in zijn voeten en waarvan hij ’s anderendaags hoopte dat niet te veel mensen het hadden gehoord.’ Op de achterflap staat Alain luid te lachen. Waarschijnlijk na het lezen van één van zijn eigen zinnen.

Maar ere wie ere toekomt. Op één manier illustreert dit boek wél perfect de kleingeestigheid van het Vlaamse medialandschap: dit manuscript was nooit voorbij de papierversnipperaar geraakt als Alain geen Grootaers was geweest. ( Olivier Braet)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content