Luc Deflo schreef een thriller over een psychologisch zwakke man die wraak wil nemen op de migrantengemeenschap voor een kwaad dat hem in het verleden werd aangedaan. ‘Het ergste wat ons kan overkomen, is dat mensen bang worden,’ zegt Deflo over Intifada, ‘want bange mensen zijn gevaarlijke mensen.’

Een jaar of tien geleden liep Luc Deflo op een nacht door Brussel toen hij werd aangesproken door een jonge allochtoon die de weg vroeg naar een bushalte. Hij zei beleefd dat er op dat uur geen bussen meer reden en de jongeman een taxi zou moeten nemen. Deze haalde daarop zijn bankkaart uit zijn zak en vroeg de weg naar een bankautomaat. De schrijver ging met hem mee om hem die te tonen, maar toen de jongeman vroeg of hij geld op zak had, besefte hij dat er iets mis was. Hij ging niet in op de vraag en merkte hoe de man zijn pas vertraagde en achter hem ging lopen. Toen hij gefrunnik voelde aan zijn jas, draaide hij zich om en zag hij hoe de man een groot vleesmes in de hand had. ‘Wie weet wat er was gebeurd als ik niet achter me had gekeken’, zegt Deflo, terugblikkend op die gebeurtenis. ‘Misschien had hij dat mes wel in mijn rug gestoken om mijn portefeuille te stelen, terwijl er amper een euro of dertig in zat.’

Na al die jaren heeft het voorval zijn weg gevonden naar een misdaadroman. Intifada gaat immers over Gabriël Jansseune, een psychologisch zwakke man die net hetzelfde overkomt als Deflo en daar een levenslange angst en wrok aan overhoudt. Uiteindelijk beslist hij, helemaal in lijn met zijn voornaam, een wraakengel te worden, een boodschapper Gods die weinig fraai nieuws te melden heeft. Hij reist naar Duitsland om pepperspray te kopen, trekt zijn oude legerlaarzen aan en schopt een jonge relschopper dood. Door de reacties in de pers krijgt Jansseune een gevoel van macht en een paar weken later volgt een tweede slachtoffer. Deze keer niet hij een boodschap aan het oor van het lijk: de zondag daarop zal een sluierloze zondag worden, of anders zal hij zijn laarzen nog eens aantrekken. Met zijn moorden zet Jansseune allochtonen op tegen autochtonen en algauw verspreidt het angstvirus zich als een lopend vuurtje. Een concert van Clouseau wordt verstoord door een bende allochtonen, waarbij Koen Wauters in het ziekenhuis belandt. De rellen vinden ten slotte ook internationaal weerklank. Er dreigt een serieuze crisis en de moordenaar moet dus zo snel mogelijk gevat worden.

‘Ik ben Jansseune niet’, lacht Deflo wanneer ik naar de gelijkenissen tussen hem en zijn antiheld pols. ‘In plaats van in een hoekje weg te kruipen, heb ik mijn belager een lap op zijn gezicht gegeven en ben ik daarna heel hard weggelopen. Toen ik thuiskwam, voelde ik wel die woede, net als Jansseune. Ik voelde me gepakt en ik heb twee weken door de buurt gelopen om die man terug te vinden. Uiteindelijk is het natuurlijk allemaal wel bekoeld, maar ik stelde me de vraag wat er zou gebeuren indien dit een mentaal zwakker mens zou overkomen. Zou die dan wraak nemen en ontsporen? Zo is het ontstaan. Ik heb lang in de buurt van de Mechelse Mahatma Gandhistraat gewoond, waar het boek speelt. Vroeger was dat een gewone buurt, waar nogal wat sociale woningen stonden. Ik heb daar heel wat mensen zien vertrekken omdat er steeds meer allochtonen kwamen en het niet klikte met hen. Uiteindelijk is het een allochtonengemeenschap geworden. In mijn boek is Gabriël de laatste autochtoon van de wijk.’

Een van de opvallendste reacties op uw boek was een kop in Gazet van Antwerpen: Deflo schrijft thriller over ‘kutmarokkanen’.

DEFLO: Ik vond dat jammer, maar misschien is het wel typerend voor een bepaalde pers die het liefst alles uit zijn context rukt om mensen te choqueren en te verleiden. Ze hebben in Mechelen aan een paar Marokkanen gevraagd wat ze van het boek vonden, zonder dat die het hadden gelezen. Dat is stemmingmakerij. Ik heb het manuscript van het boek laten lezen door een Marokkaanse vriendin die ook al testlezer was voor mijn andere boeken. Ik wou weten of het wel realistisch was, en of ik niet te ver ging. ‘Och,’ zei ze, ‘je bent nog veel te braaf’, waarna ze begon te vertellen over hetgeen ze als vrouw had meegemaakt en over de manier waarop ze zich had losgerukt uit de migrantencultuur.

En hoe reageerden de lezers?

DEFLO: Heel goed. Veel mensen vonden het helemaal niet onrealistisch dat twee gemeenschappen tegen elkaar opgezet worden door een individu dat op tilt slaat, en dat België daardoor in een kleine burgeroorlog verzeild raakt. Anderen prezen dan weer mijn invalshoek. Mijn boek gaat immers niet over de stoute allochtoon die de brave burger lastigvalt, maar wel over de brave burger die wraak neemt op die allochtoon. Ik vind dat we wel degelijk met een probleem zitten in onze steden, ook al wordt dit door veel politici geminimaliseerd. Wanneer het raam van een Mercedes ingegooid wordt om een handtas van de passagierszetel te graaien en de politie vervolgens zegt: ‘Ja, maar wie rijdt er nu ook met zo’n dure auto in die buurt?’, vind ik dat niet om te lachen. Dan zitten we met een probleem. Ik zeg niet dat we dat probleem moeten oplossen zoals Gabriël Jansseune dat doet, verre van, maar wel dat we onze ogen niet mogen sluiten voor de realiteit. Het ergste wat ons kan overkomen, is dat mensen bang worden, want bange mensen zijn gevaarlijke mensen. Angst zet mensen aan om dingen te doen die niet door de beugel kunnen. Precies daarom moet een maatschappij veiligheid en zekerheid bieden. Maar vandaag zijn mensen echt bang. Wanneer ik zeg dat ik in Brussel woon, krijg ik meer dan eens een blik van afkeer en medelijden: ‘Brussel? Woon jij in Brussel?’ Dat is ook angst. Ik denk dat Antwerpen minstens zo gevaarlijk is, maar dat ziet men niet.

Radicaliseert onze samenleving?

DEFLO: Ik hoop het niet, en ik heb hier in Brussel ook niet dat gevoel. Wat niet kan, is dat bepaalde wijken no-gozones worden. Een Brussels Harlem kunnen we missen als kiespijn. Dat er gevaarlijker buurten zijn is normaal. Die heb je in iedere stad, maar ik wil wel overal in mijn stad kunnen rondlopen. Dat jongeren die naar Syrië vertrekken radicaliseren, kan ik aannemen, maar voor mijn part laten we die ook nooit meer binnen. Zij maken een keuze en dan moeten ze consequent zijn. Ik wil hier geen religieus geïnspireerd geweld, en ik denk dat de doorsnee Brussels-Marokkaanse familie dat ook niet wil. Tolerantie en straathoekwerking hebben hun nut, maar als mensen hardleers zijn, moeten ze keihard aangepakt worden. Wie burgers terroriseert, verdient volgens mij snelrecht en een enkelband. Dat lijkt me een verschrikkelijke straf omdat je geen privacy overhoudt, het is veel erger dan de gevangenis. De politie weet altijd waar en bij wie je bent. Vandaag staat zo iemand twee uur later weer op straat, waardoor de burger kregelig wordt en zijn vertrouwen in ons systeem verliest. En het straatboefje kan zijn plezier niet op over de slappe blanke man.

Heeft het niet veel met achterstelling en kansarmoede te maken?

DEFLO: Dat geloof ik niet. Iedereen heeft gelijke kansen. Zeker iemand die tot de derde generatie migranten behoort kan alle kanten op. Er is onderwijs voor iedereen. De ouders moeten hun kinderen maar stimuleren. Ik ken genoeg Brusselse Marokkanen met een toffe, goedbetaalde job. Brussel is een mengelmoes van meer dan honderd nationaliteiten. Je moet de een niet meer in de watten leggen dan de ander. Mensen zijn immers verantwoordelijk voor zichzelf. Ik ben een individualist en ik verwacht van anderen dat ze in de mate van het mogelijke ook hun eigen boontjes doppen. We leven nu eenmaal in een competitieve maatschappij.

Intifada is weer een rauwe thriller geworden. Waarom zijn je boeken zo rauw?

DEFLO: Alvast niet om de horror, maar wel omdat die rauwheid een functie heeft. Een moord is rauw, en waar het mij om te doen is, is welk effect dit heeft op de nabestaanden, op de politie en degenen die ermee geconfronteerd worden. Ik heb een vriend die ooit bij de Antwerpse moordbrigade werkte. Omdat ik wou weten hoe een pv eruitzag, kreeg ik van hem zijn oude, verjaarde pv’s te lezen, en daar stonden afschuwelijke dingen in. Zo ging er een over een man die zijn vrouw en kinderen had doodgeschoten met een jachtgeweer en nadien zelfmoord had proberen te plegen. Maar dat was mislukt. Mijn vriend was als eerste het huis binnengegaan en had alles moeten noteren. De wonden, de plaatsen op het lichaam enzovoort. Dat doet iets met een mens. Hoeveel keer je het ook meemaakt, je wordt dat nooit gewoon, denk ik.

Wat fascineert jou aan een seriemoordenaar als Gabriël Jansseune?

DEFLO: Het vreemde. Omdat ik zelf geen seriemoordenaar ben, wil ik begrijpen hoe de geest van zo’n man werkt. Seriemoordenaars zijn superegoïsten die alleen hun eigen plezier nastreven. Hoe kan iemand zo zijn, vraag ik me dan af. Hoe kun je een ander mens vermoorden en zijn omgeving zo veel verdriet berokkenen voor een uurtje plezier? Wellicht heeft het met een combinatie van neurologie en persoonlijk verleden te maken. Als je als kind misbruikt bent, heb je meer kans om nadien zelf een psychopaat te worden. En onze maatschappij zit vol psychopaten. Neem bijvoorbeeld de man die bij de bakker probeert voor te steken of degene die op zijn werk alleen bezig is met zijn eigen carrière. Zij gaan natuurlijk niet zo ver dat ze iemand vermoorden, maar hun gedrag is vergelijkbaar. Slechts enkelen gaan echt tot het uiterste, en die fascineren ons zo dat we hen – kijk maar naar Kim De Gelder – zelfs fanmail sturen. Op ieder vlak spreken ze tot de verbeelding, ook omdat ze soms het slachtoffer van hun eigen drang lijken. Sommigen willen stoppen, maar kunnen dat niet. Ik zou mezelf van kant maken als ik zo was, gewoon om van mezelf verlost te zijn. Maar zij niet. Zij spelen god en kennen geen wroeging.

Waarop let je bij het creëren van een psychopathisch personage?

DEFLO: Ik wil zo iemand altijd een menselijk kantje geven, waardoor hij tegen zijn demonen vecht en de lezers beginnen te twijfelen of hij echt wel zo slecht is. Neem bijvoorbeeld het hoofdpersonage uit Kortsluiting, een verwaarloosde, schizofrene man die, om toch nog iets zinvols te maken van zijn leven, het plan opvat een kind op te voeden. Hij woont in een kamer die helemaal afgeplakt is met aluminiumfolie om de geesten buiten te houden. Daar zal hij het kind grootbrengen. En om aan dat kind te geraken, slaat hij eerst de moeder met een hamer dood in het park. Dat vindt hij geen probleem, terwijl hij voor dat kind zijn leven zou willen geven. Personages die ergens in een grijze zone vertoeven, maken het voor de lezer interessanter, denk ik.

De klassieke whodunit is dus niet aan je besteed?

DEFLO: Ik vind die niet zo interessant. Bij mij is het hoofdpersonage de moordenaar. Dat is ook het boeiendste personage. Bij een whodunit moet je het echter wegmoffelen en kun je niet in zijn hoofd kruipen. Wat ik vooral wil doen, is mijn lezers plezier bezorgen. Wanneer iemand me bijvoorbeeld zegt dat hij tot halfvier ’s nachts heeft zitten lezen omdat hij mijn boek niet kon wegleggen, beschouw ik dat als een groot compliment.’

INTIFADA

Deflo, Borgerhoff & Lamberigts

320 blz., ? 22,50

DE MOORDZOMER

Knack Focus selecteert 25 nieuwe pageturners voor een (ont)spannende zomer. Alle info: demoordzomer.be

VOLGENDE WEEK: JO CLAES

DOOR MARNIX VERPLANCKE — FOTO’S JEF BOES

DEFLO: ‘MIJN BOEK GAAT NIET OVER DE STOUTE ALLOCHTOON DIE DE BRAVE BURGER LASTIGVALT, MAAR OVER DE BRAVE BURGER DIE WRAAK NEEMT OP DIE ALLOCHTOON.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content