‘The Last Waltz’, ook wel ‘de ultieme rockfilm’ genoemd, is 25 jaar oud. Robbie Robertson van The Band over zijn een-tweetje met Martin Scorsese. ‘Al die supersterren samen, dan moést je toch gewoon opnemen. En als ik het goed wou doen, dan had ik iemand met ervaring nodig.’

Door Jo Smets

‘The Last Waltz Special Edition’ Uit op dvd op 16/10 bij 20th Century Fox Home Entertainment

‘Okay Rick, what’s the game?’, vraagt een vinnige stem off screen aan een man die met een keu bij de pooltafel staat. ‘Cutthroat’, antwoordt die. ‘What’s the object?’ ‘The object’, zegt de man terwijl hij op de pooltafel leunt, ‘is to keep your balls on the table and knock everyone else’s off.’ Daarop geeft hij de witte bal een stoot en spat de driehoek van andere ballen uiteen. Heel even lijkt The Last Waltz een korte voorstudie van The Color of Money, de film van Martin Scorsese waarvoor Robbie Robertson tien jaar later muziek zou schrijven. Daarna is het alsof we in Taxi Driver belanden en door Travis Bickles ogen de straten van San Francisco zien. De rit eindigt echter bij een haperend neonlicht van een club, de Winterland. Het is Thanksgiving, 1976. The Band, een groep die sinds het einde van de jaren ’50 was uitgegroeid tot een van de toonaangevende stemmen van het nog prille rocktijdperk, geeft zijn allerlaatste concert.

The Band bestond uit vier Canadezen – J.R. ‘Robbie’ Robertson, half joods, half Mohawk, pianist Richard Manuel, die tijdens een herenigingstoer van de groep, zonder Robertson, zichzelf zou ombrengen, organist Garth Hudson en bassist Rick Danko, die in 1999 stierf, – en één Amerikaan – drummer Levon Helm uit Arkansas. De vijf begonnen als begeleidingsband van Ronnie Hawkins en daarna van Bob Dylan. Pas met hun debuut Music From Big Pink uit 1968 werd The Band een ‘volwaardige’ afzonderlijke groep. Een handvol platen en grote tournees later, in 1976, vonden de groepsleden het welletjes geweest. Maar Robertson wou in schoonheid eindigen met een afscheidsconcert en ‘enkele vrienden.’ Het werd uiteindelijk een parade van supersterren, stuk voor stuk gekozen voor de muziek die ze representeerden: Eric Clapton, Muddy Waters, Dr. John, Joni Mitchell, The Staples, Emmylou Harris, Neil Diamond, Van Morrison, Neil Young en natuurlijk Bob Dylan. De lijst werd steeds groter, groeide op een ‘muzikale’ manier aan met artiesten als Ringo Starr, Ron Wood, en Stephen Stills. En zo werd in 1976 niet alleen het einde van The Band maar ook het einde van een – hét – rocktijdperk gevierd. ‘Het was nooit de bedoeling om er iets bij te winnen,’ zegt Robertson tijdens een telefoongesprek, ‘wel om een hand terug te reiken en respect te tonen. Om díe muziekwereld te laten vertegenwoordigen waarvan wij deel uitmaakten, al diegenen van wie we konden zeggen: dit zijn de mensen die hun steentje hebben bijgedragen zoals wij dat hebben gedaan.’

Ondanks al die grote namen had het concert zelf echter wellicht de pletwals van de tijd niet overleefd, was er niet de film geweest: The Last Waltz, ’the definitive rock film’ zoals hij wel eens wordt genoemd. Robertson zelf was een filmkenner, maar het idee om het concert op film vast te leggen kwam spontaan in hem op. ‘Stel dat het heel speciaal was geworden’, vertelt hij, ‘en je had al die mensen bij elkaar gebracht – een ongelooflijke verwezenlijking. Nu, dan moest je wel compleet idioot zijn geweest om zo’n gebeurtenis niet te filmen, zodat je achteraf had moeten zeggen: o jee, we vergaten het op te nemen.’ Het oorspronkelijke plan om het concert op video in zwart-wit te draaien, groeide echter al snel aan. Niet één, maar twee video’s. Geen video, maar 16mm. Met drie camera’s. Of zelfs Super 16 met vier camera’s! ‘Ik dacht: “Ik neem hier veel te veel hooi op mijn vork. Het concert alleen al, het Thanksgivingfeest voor het publiek, al die songs die ik moet leren. Ik moet iemand vinden die me kan helpen. Iemand die de film voor zijn rekening neemt.” Ik mocht dan wel een filmkenner zijn, als ik het goed wou doen, dan had ik iemand met ervaring nodig.’

Die man was Martin Scorsese. Robertson had de regisseur al eens ontmoet, wist dat hij aan Woodstock en andere muziekdocu’s had meegewerkt en dat hij muziek op een heel bijzondere manier in zijn films gebruikte. Scorseses reactie was duidelijk: ‘I’ve got to do this!’ Maar echt evident was het niet. De New Yorker had net met Taxi Driver Cannes veroverd en was volop New York New York aan het draaien. Hij had daarbij al ruim zijn budget overschreden en was die dagen een echte cokehead. Dat hij nog een film zou draaien tijdens opnames leek waanzinnig. ‘That’s even legally impossible!’, roept Robertson uit.

In een week tijd had Scorsese echter uitvoerige storyboards gemaakt, en naarmate Robertson hem de planning van het concert met de orde van songs gaf, groeide zijn draaiboek tot driehonderd pagina’s. Scorsese liet zich bovendien omringen door een ijzersterk team. Met Boris Leven, production designer van West Side Story en The Sound of Music, die de set bouwde. Met fotografieleider Laszlo Kovacs, die met Scorsese aan New York New York werkte en voorstelde om zeven 35-mm-camera’s te gebruiken. Met Michael Chapman, die Taxi Driver had gedraaid. En met Vilmos Szigmond, een lieveling van de ‘Easy Riders-Raging Bulls’-generatie. Vroegere concertfilms oogden vaak ongepolijst en ruw, en leken haast daardoor aan impact te winnen. Maar de production value die Scorsese aan The Last Waltz verleende, zorgt voor een soort visuele hypnose die lang na het releasejaar 1978 uniek blijft. Het is even wennen aan een muziekstijl die vandaag helemaal out lijkt, maar de geestdrift van Canadese mannen met baarden die in prettig gestoorde teksten een stukje americana ten beste geven, wordt subliem door de camera’s gevat.

Voor de 25e verjaardag werden de opnamen van het concert door Robertson (die nooit aan latere reünies van zijn groep deelnam) stevig opgepoetst. Hij mixte de begeleidende cd-box (54 tracks), de film in zes kanalen surround voor de bioscooprelease en de film in dvd 5.1 surround. Daarbij zorgde hij ook nog eens voor wat extra’s op de schijf: een wat overbodige featurette en twee commentaartracks, een met hemzelf en Scorsese en een met muzikanten. Robertson is duidelijk overgelukkig met het resultaat, want zijn woorden klinken vol ontzag voor alles en iedereen. ‘Ik had geen keuze’, vertelt de sympathieke muzikant-acteur-filmcomponist over zijn titanenarbeid. ‘Ik wou dat de film er zo goed mogelijk uitzag en zo goed klonk als maar kon. Toen Scorsese en ik naar de première gingen in het Ziegfeld-filmtheater – het beste in New York – wist ik eindelijk waarvoor ik gewerkt had.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content