Als alles goed gaat, maakt hij de nieuwe Scarface, maar eerst geselt hij nog enige katholieke katten: in zijn duistere drama El Club heeft regisseur Pablo Larraín het over hoe de kerk priesters die hun handen niet kunnen thuishouden buiten schot houdt. ‘Het is een cultuur van straffeloosheid.’

Pablo Larraín (39) is klaar voor de volgende sprong in zijn carrière. De Chileense regisseur liet zich eerst opmerken met een metaforische trilogie over de dictatuur van Pinochet. Tony Manero (2008) had het over een Travolta-fan die eind jaren 70 tot alles in staat is om een lookalike-wedstrijd te winnen. Post Mortem (2010) voerde een verlegen patholoog op tijdens de coup van 1973. En No (2012) volgde het referendum over de vraag of Pinochet na het einde van de dictatuur als president mocht aanblijven.

Dat intrigerende drieluik maakte zoveel indruk dat Larraíns naam de ronde deed in de VS, en die contacten werpen binnenkort hun vruchten af: hij bereidt zo stilaan zijn Engelstalige debuut Jackie voor, met Natalie Portman als JFK’s first lady in de eerste dagen na diens dood. En hij werkt aan een nieuwe update van Scarface, deze keer met een Mexicaanse migrant die opklimt in het misdaadmilieu – ‘maar daar praat ik voorlopig zelfs met mijn moeder niet over’.

Vooraleer het zover is, stelt hij nog twee Chileense producties voor. In de loop van volgend jaar staat Neruda op het programma, over Chileens Nobelprijswinnaar literatuur Pablo Neruda, die vlak na de Tweede Wereldoorlog als communist opgejaagd werd. En nu komt eindelijk El Club in de zalen, op de Berlinale bekroond met de Grote Prijs van de Jury. Het snoeiharde drama speelt zich af in een klein kuststadje, waar een handvol priesters samenhokt in een afgelegen huis, met een non als huishoudster. De reden voor hun afzondering klinkt maar al te herkenbaar: het gaat om geestelijken die zich onbehoorlijk gedragen hebben en die door de kerk op gedwongen bezinning zijn gestuurd, ver van alle persaandacht. Nochtans begon het voor Larraín allemaal met een foto in de krant.

PABLO LARRAÍN: Een paar jaar geleden was er in Chili opschudding over een bisschop, Francisco José Cox, die ervan verdacht werd dat hij zich jarenlang aan jongens vergrepen had. Maar voor het tot een officieel onderzoek kon komen, verdween hij plots. Niemand wist waar hij was. Tot er een foto in de krant stond waarop hij te zien was voor een huis ergens in Duitsland. Het was een idyllisch tafereel, met glooiende heuvels en grazende koeien. Het leek wel een advertentie voor chocolade of kaas. (lachje) Ik kon niet geloven dat die klootzak daar mocht wonen. Ik heb geprobeerd om te achterhalen waar dat huis zich bevindt, maar dat is me niet gelukt. Maar toen ik ging praten met allerlei ex-priesters ontdekte ik dat er een heel netwerk van dat soort huizen bestaat.

Een opvangnetwerk voor pedofiele priesters?

LARRAÍN: Het is ruimer dan dat. Het is belangrijk om niet te veel de nadruk te leggen op kindermisbruik. Die priesters zitten daar om allerlei redenen, zoals ik ook laat zien in de film. Sommigen worstelen met hun geloof, anderen zijn verliefd op een vrouw of hebben homoseksuele gevoelens waarmee ze zich geen raad weten. Die huizen hebben trouwens geen sloten. De priesters kunnen weg als ze dat willen. Maar niemand doet het. Heel vreemd.

Wat zegt dat hele systeem volgens jou over de katholieke kerk?

LARRAÍN: Het toont vooral de aard van het instituut. Ik ken veel goede priesters, hulpvaardige mensen over wie je geen kwaad woord kunt zeggen. Maar als organisatie is de kerk problematisch. Kijk naar hoe ze omgaat met geld en macht en rechtvaardigheid. Net zoals bij alle corrupte instituten heerst er een cultuur van straffeloosheid. De dictatuur van Pinochet was ook zo. De kerk hult zich in een sluier van geheimen, terwijl ze zichzelf naar voren schuift als morele standaard voor de hele mensheid. Ze zegt ons hoe we ons moeten gedragen, hoe het leven in elkaar zit, hoe we in de hemel moeten raken, hoe belangrijk mededogen en geloof en al die dingen zijn. Maar als clerici die regels zelf overtreden, worden ze niet gestraft. Dan mogen ze gewoon ergens op de buiten gaan wonen.

Kan een progressieve paus als Franciscus daar iets aan veranderen?

LARRAÍN: Ik betwijfel het. In El Club komt een priester aan bod die het over een nieuwe kerk heeft, waar alles beter zal worden. Maar dat krijgt hij niet voor elkaar. Ik zou niets liever willen dan dat Franciscus alles oplost. Hier en daar heeft hij al dingen ten goede veranderd, maar ik vrees dat het bij kleine oppervlakkige ingrepen zal blijven. De katholieke kerk is een monster dat heel moeilijk ten gronde kan veranderen. Daarvoor heb je veel tijd en een paus met grote ballen nodig.

El Club ziet er heel donker uit. Een weerspiegeling van de morele duisternis van je personages?

LARRAÍN: Cinema moet het vooral van de juiste toon hebben. En je kunt een verhaal als dit niet vertellen met hel licht en een gelikte stijl. Het moest wazig en modderig zijn, een beetje buiten de tijd. Het weer in het kustdorpje waar we gedraaid hebben, is heel eigenaardig. Ik heb een buitenverblijfje in die regio en ik wilde er al een tijdje een film draaien. Het is er niet altijd zo donker. Overdag staat er veel wind en die blaast alle wolken weg. Maar in de namiddag draait de wind naar het zuiden en drijft er heel snel een wolkendek binnen, wat voor een unieke sfeer zorgt. Elke dag hebben we op dat moment gewacht om de buitenopnames te draaien.

Was je producer het meteen eens met zo’n donkere look?

LARRAÍN: Ik heb geluk, mijn producer is mijn jongere broer. Hij heet Juan de Dios – Jan van God dus. Om maar te zeggen hoe katholiek mijn familie is. (lacht) Hij begrijpt wat ik wil proberen en geeft me alle vrijheid. In dit geval was dat ook de vrijheid om te experimenteren, want we hebben heel lang gezocht naar de juiste stijl. Ik wilde eigenlijk op film draaien maar dat ging niet. Er zijn gewoon te weinig labs over waar je nog film kunt laten ontwikkelen. Zonde, want ik haat digitale camera’s.

Waarom? De beeldkwaliteit is volgens veel regisseurs intussen zowat vergelijkbaar.

LARRAÍN: Het is me niet om de beeldkwaliteit te doen, maar om de persoonlijkheid van een film. Als je film ontwikkelt, haal je de beelden door een chemisch proces. Op zich is dat overal gelijk, maar aan het eind spoel je de film ook met water en omdat water niet overal hetzelfde is, levert dat duidelijke verschillen op. Vroeger kon je aan het uiterlijk van de film bijna zien waar hij vandaan kwam. Amerikaanse pellicule zag er anders uit dan Italiaanse. Het gaf een film een eigen cachet. Maar nu gebruiken we allemaal dezelfde fucking chip! Hoe moet je dan een film creëren die zich visueel van de rest onderscheidt? Twee jaar geleden zat ik in de jury op het festival van Venetië en ik was geschokt om te zien hoe sterk al de films op elkaar leken. Ik begon me echt zorgen te maken. We zijn uiteindelijk langer bezig geweest met de visuele tests voor El Club dan met de opnames zelf.

Die opnames verliepen blijkbaar ook niet traditioneel: je gaf de acteurs de scriptpagina’s telkens maar een paar uur op voorhand. Waarom?

LARRAÍN: Ik wilde zien wat er zou gebeuren als mijn acteurs helemaal in het heden stonden. Als je acteurs veel tijd geeft om zich voor te bereiden, verzinnen ze vaak een hele achtergrond bij hun personage. Wat hij graag eet, wat voor opvoeding hij gekregen heeft, hoe oud hij was toen hij zijn maagdelijkheid verloor, dat soort details. Daar heb ik op zich geen probleem mee, maar het leek me interessant hen die informatie eens te ontzeggen. Ze moesten enkel aanwezig zijn, in het moment zelf. Ze kenden ook alleen maar de grote lijnen van het verhaal en telkens hun eigen scène, nooit die van de andere acteurs. Maar toen we in de montagekamer alle scènes samenbrachten, leek het alsof die personages altijd al samengewoond hadden in dat huis. Dat is de kracht van cinema. Films maken, ligt dichter bij het werk van een illusionist dan dat van een schrijver.

EL CLUB

Vanaf 16/12 in de bioscoop.

DOOR RUBEN NOLLET

‘IK ZOU NIETS LIEVER HEBBEN DAN DAT PAUS FRANCISCUS ALLES OPLOST, MAAR IK VREES DAT HET BIJ KLEINE OPPERVLAKKIGE INGREPEN ZAL BLIJVEN.’

Pablo Larraín ‘ER BESTAAT EEN HEEL NETWERK VAN DIT SOORT OPVANGHUIZEN VOOR PRIESTERS. ZE KUNNEN ER WEG WANNEER ZE WILLEN, MAAR NIEMAND DOET DAT.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content