Het producentenduo dat de voorbije jaren de prettig gestoorde carrières van Ed Wood, Larry Flynt en Andy Kaufman op film zette, heeft een nieuw geval ontdekt: Bob Crane, een aan porno verslaafde dj die het tot televisiester schopte. Paul Schrader maakte van zijn leven het pijnlijk fascinerende ‘Auto Focus’.

‘AUTO FOCUS’vanaf 29/1 in de bioscoop

Extra. Lees op www.focusknack.be over onze vorige interviews met Paul Schrader.

Op het eerste gezicht lijkt het een evident bondgenootschap: producenten Scott Alexander en Larry Karaszewski delen een interesse voor de excentriekeling en Paul Schrader is ook niet meteen de cineast van romantische komedies of vaderlandslievende Bruce Willis-films. Dit zijn geen mensen die een film willen draaien over een gebronsde held of een doordeweekse huisvader. Een geflipte idealist of een family man met duistere kantjes, dat is natuurlijk iets anders, dus was de verfilming van het levensverhaal van Bob Crane voor het trio een logische stap. De roman The Murder of Bob Crane van Robert Graysmith diende als basis voor Auto Focus, een complexe film met Greg Kinnear in de hoofdrol, die een hele waaier thema’s aanraakt en ze allemaal netjes samenbrengt in één intrigerende biopic.

Bob Crane wordt bekend in de Verenigde Staten als het hoofdpersonage van het komische jarenzestigfeuilleton Hogan’s Heroes, waarin snuggere geallieerde krijgsgevangenen hun Duitse bewakers elke aflevering een neus zetten. Voor de buitenwereld is de ex-radio-dj een voorbeeldige huisvader, maar achter het uithangbord van celebrity glamour gaat een oppervlakkig en egocentrisch individu schuil. Via ene John Carpenter (Willem Dafoe) komt Crane in de ban van de videorecorder, het nieuwste snufje van die tijd, én van de ongebreidelde lust. ‘A day without sex is a day wasted’, wordt voort- aan zijn lijfspreuk. Bob de erotomaan legt zijn avonturen vast met de videocamera en wordt zo naast televisieacteur ook de auteur van een omvangrijke collectie amateurpornofilmpjes. Van de glamour komt Bob Crane terecht in de sleaze, de wereld van Boogie Nights. Meer dan de helft van Auto Focus is gewijd aan de pijnlijke neergang van de televisiester, zijn twee mislukte huwelijken en zijn uitdovende carrière. In 1978 wordt Bob Crane in onduidelijke omstandigheden vermoord. Je bent blij dat de man uit zijn lijden wordt verlost.

Scotty Crane, zoon van Bob uit het tweede huwelijk, was minder blij met Auto Focus. ‘Raging Bullsh*t’, noemt hij de film. Mijn vader was helemaal niet die trieste sad-sack, die Kinnear speelt in deze goedkope, voorspelbare, out of focus piece of goddamn garbage’. Pittig detail: Scotty Crane is ook de man achter www.bobcrane.com, de website die de beruchte pornotapes van vader Bob Crane commercialiseert. Voor $ 3,95 geeft Scottie toegang tot zijn vaders porno. Hij doet dat, omdat ‘zijn vader het zo gewild zou hebben’, zo vertelt Paul Schrader – die vooral als scenarist naam maakte en onder meer met Scorsese samenwerkte voor Taxi Driver en Raging Bull – ons in San Sebastian.

In ‘Hardcore’bracht je de seksclubs van de jaren zeventig in beeld, in ‘Auto Focus’zijn het de clubs van de jaren zestig. Heb je ‘Auto Focus’bewust in die zin geconcipieerd?

Paul Schrader: Nee, voor mij is Auto Focus meer verwant met Taxi Driver, Light Sleeper, Affliction of Bringing out the Dead. Films over geïsoleerde personages, mensen die geen binding hebben met de realiteit. Ze zien een bepaald leven voor zich, ze willen iets bereiken, maar ze gedragen zich op de tegengestelde manier. Ze belichamen hét essentiële psychoanalytische probleem: ik wil gelukkig zijn, waarom doe ik dingen die mij ongelukkig maken? Af en toe kom je personages tegen die dat thema op een extreme manier hebben belichaamd. Bob Crane was zo iemand. Voor Crane leidde zijn isolement tot homepornografie, voor Wade Whitehouse (Affliction) tot samenzweringstheorieën, voor Travis Bickle (Taxi Driver) tot geweld. Ergens krijg je altijd een terugslag. Voor mij is Auto Focus niet in de eerste plaats een film over seksuele verslaving. Seksuele verslaving is altijd de manifestatie van iets anders.

Die seksclubs zijn een kleurrijk detail in de film. Hoe ben je te werk gegaan om die wereld te reconstrueren?

Schrader: Dat zijn de voordelen als je een film maakt. Je mag in de zandbak van andere mensen spelen. De ene dag zit je bij arbeiders in de auto-industrie van Detroit, de volgende dag zijn het pornografen en de dag nadien modeontwerpers. Je komt even binnen in hun wereld en daarna zeg je goodbye. Nee, ik woonde in Los Angeles in die periode. The Classic Cat, daar ben ik vroeger geweest, het is nu een videowinkel, maar dankzij de mogelijkheden van digitale technologie hebben wij The Classic Cat opnieuw op Sunset Strip gezet, waar hij dertig jaar geleden stond.

Meer dan over seksverslaving gaat deze film over een verslaving aan technologie.

Schrader: Ja, iemand zei me dat het meest waarachtige aan mijn film was dat voor mannen niet de vrouwen tellen, maar de gadgets. (lacht) Ja, deze Don Juan is een fetisjist. Vroeger catalogeerde hij de spelletjes die zijn kinderen speelden, later de meisjes die hij versierde in al die steden. Het is veel meer dan een gewone seksverslaving. Seksverslaving is op zich trouwens een heel ingewikkeld onderwerp. Wanneer is seks niet meer goed voor je? Wanneer wordt het een verslaving? Het is geen verslaving als je heel de tijd seks hebt, dat wordt het alleen als het in de weg komt te staan van andere dingen die je waardevol vindt, zoals je reputatie, je werk, je familie. Als het die dingen niet overhoopgooit, dan denk ik niet dat het een verslaving is, maar gewoon een levensstijl.

Als Bob op de video merkt dat zijn vriend John hem heeft aangeraakt tijdens het voorbije seksfeest, dan neemt hij dat slecht op. Hoe interpreteer je die reactie? Het lijkt wat gek dat Bob met zijn libertijnse opvattingen daar plots aanstoot aan neemt.

Schrader: Bob was van de generatie van Playboy. Een man was een man in de tijd. No homosexual stuff for me. Bob heeft ongeveer twaalf jaar met die man opgetrokken. Suzanna Moore, die een schitterende romanschrijfster is – Jane Campion is momenteel haar boek In the Cut aan het verfilmen -, zei me toen ze Auto Focus gezien had: zodra er meer dan een penis in de kamer is, wordt elke handeling een homoseksuele handeling. (lacht)

Is het niet delicaat een biografie te filmen over figuren uit een zo recent verleden?

Schrader: Het is tricky. Je hebt twee belangrijke verplichtingen. Een tegenover de geschiedenis. Je moet zo trouw mogelijk aan de feiten zijn. Hoewel er natuurlijk meer dan één waarheid bestaat. Iedereen in deze kamer wandelt hier straks weg met zijn versie van wat hier gebeurd is. En dan heb je ook een verantwoordelijkheid tegenover het drama. Je mag een film alleen maken als je aan beide verplichtingen tegemoet kunt komen. Als je de waarheid geweld moet aandoen om het drama te doen werken, doe het dan niet. Als je de film saai moet maken om de waarheid te vertellen, doe het dan ook niet.

In het begin van de film krijg je een heel clean beeld van de jaren zestig.

Schrader: Als je er oude artikels op naleest in Photoplay Magazine, dan zie je dat Bob in die tijd een eersteklas hypocriet was. Hij speelde de ideale vader, de perfecte echtgenoot, thuis met de kinderen… Hij deed alsof hij die man was. Bob Crane was voor mij een griezel vanaf de eerste dag. Het enige wat veranderde in zijn leven, was de graad van hypocrisie.

Je hebt die periode heel nauwkeurig gereconstrueerd in de art direction. In hoeverre heb je daarmee te maken gehad?

Schrader: Wel, als regisseur ben je de flessenhals, alles passeert via jou. Niets van wat je ziet op het filmscherm is toeval. De kleur van een hemd, de magneten op de koelkast, het zijn allemaal beslissingen. Het is moeilijk om je dat in te beelden als je naar een film zit te kijken, maar alles wat je ziet, is voor jou beslist.

Wat vind je van de films van Scott Alexander en Larry Karaszewski, van ‘Ed Wood’of ‘The People vs. Larry Flynt’bijvoorbeeld?

Schrader: De scripts van Scott en Larry hebben de neiging niet voldoende niveaus te bevatten. Ik heb nog veel werk gehad aan dit script om die er toch nog in te krijgen. Daarom gaf ik ook de laatste scène aan Carpenter en niet aan Crane. Bob Crane is een veel te sympathieke jongen. Hij gaat niet erg diep.

Waarom heeft Greg Kinnear deze rol gekregen?

Schrader: Op een bepaald moment had men contact met Greg Kinnear en vroeg men mij wat ik ervan vond om hem de rol van Bob Crane te geven. Ik dacht vijf seconden na en zei: dat is een schitterend idee. Hij heeft dat komisch talent van Bob. De houding, de attitude, het dj-achtige. Het is niet zo vanzelfsprekend om dat uit te beelden, en alleszins iets waar ik zelf niet goed in ben. Kinnear werd een steeds beter acteur en dus bedacht ik volgende strategie: ik voel me comfortabel in het diepe gedeelte van het zwembad. Daar kan ik Greg wel naartoe leiden. In het ondiepe gedeelte zal Greg me dekken. Op die manier krijgen we de twee uiteinden in beeld. Ik heb dit soort personage ook vroeger al gebruikt, maar meestal was het niet erg grappig. Met Greg wel.

Hoe liep dat met Greg in het diepe gedeelte? Was het moeilijk hem eruit te krijgen?

Schrader: Wel, hij wist dat hij erin moest, maar intellectuele en emotionele kennis zijn twee verschillende zaken en daarom heb ik een beroep gedaan op Willem Dafoe. Willem is niet alleen een schitterend acteur, die uitstekend geschikt is voor de rol, maar hij is ook een goede vriend en zo was ik niet alleen om Greg Kinnear te vertellen wat hij moest doen. Er zijn een aantal angstige momenten geweest waarop ik twijfelde of hij er wel in zou slagen, want als dat niet het geval zou zijn, dan had ik gewoon geen film gehad.

Als je de evolutie toont van de jaren zes- tig naar de jaren zeventig, dan zie je de beelden bleker worden. Vertolkt dat stilistisch concept jouw gevoelens tegenover de geschiedenis?

Schrader: Nee hoor, wat we proberen te doen, is eenvoudig. Samen met zijn leven dat in al zijn aspecten ineenstuikt, desintegreert ook de film op alle vlakken: het kleurenpalet, de muziek, het beeldmateriaal, de camerastijl, de kostuums en al de rest. Als je aan het eind van de film bent gekomen, besef je dat je een andere film aan het bekijken bent. Dat gevoel lijkt sterk op wat een verslaafde ervaart. Op een dag wordt hij wakker en vraagt hij zich af, tiens,waar is mijn leven naartoe? Ik had vroeger een vrouw, een kind, een job en nu heb ik alleen nog deze naald en deze hotelkamer. Ik wil mijn oude leven terug. Waar is die oude film naartoe? Waar is die kleurrijke film waar ik vroeger in meespeelde? Ik zit nu in een andere film. Dat gevoel wilden we op de toeschouwer overbrengen.

Je volgende project is een prequel voor ‘The Exorcist’(‘Exorcist. The Beginning’). Toen de director’s cut van ‘The Exorcist’ werd uitgebracht, heeft men een aantal van de oorspronkelijke religieuze referenties opnieuw in de film ingebracht. Komt die dimensie in jouw versie ook aan bod?

Schrader: Wel, de film is een verhaal over het verlies van geloof. Merrin heeft het priesterschap achter zich gelaten vanwege enkele gebeurtenissen tijdens WO II. Hij is nu archeoloog in Afrika en hij ontdekt daar een kerk die onder de grond is begraven. Iemand wordt bezeten door de duivel, Merrin wordt exorcist en wint op die manier zijn geloof terug.

Je maakt gewoonlijk films over groezelige achterbuurten, en nu zoiets als ‘The Exorcist’. Een merkwaardige ommezwaai.

Schrader: Wel, er zit een hoop geld achter deze film. De grondregels zijn anders voor een film als Auto Focus of Affliction. Je moet een grote film maken. Maar dat betekent niet dat het dom moet zijn. De oorspronkelijke Exorcist van William Friedkin was helemaal niet dom. Hopelijk kan ik de prequel nog intelligenter maken. Je weet alleen op voorhand dat hij niet zo eigenzinnig en somber mag zijn. Een film van 50 miljoen heeft andere vereisten dan een van 7,5.

Maar waarom wou je hem maken?

Schrader: Ze hebben me gevraagd. Oorspronkelijk ging Frankenheimer het doen, maar die is dan heel plotseling overleden. En zo kwam de film, die mij normaal nooit zou worden aangeboden, bij mij terecht. Ik heb al twintig jaar niet meer gewerkt in het studiosysteem. Het is een kans om opnieuw een film voor het grote doek te maken. En als het ook maar een beetje succes heeft, kan ik misschien een nieuwe film maken, dit keer op mijn eigen benen.

Stellan Skarsgard speelt de hoofdrol. Was hij jouw keuze?

Schrader: Liam Neeson kwam mee met het pakket, en op een bepaald moment begon Liam te aarzelen. Dat kwam mij goed uit, want ik hou meer van Stellan en dus lieten we Liam gaan en kwam Stellan in de plaats. Warner Brothers maakt nu dus een Schrader-Skarsgard-movie, waar ze van tevoren, zonder al die speciale omstandigheden, nooit geld zouden hebben in gestopt.

Skarsgard is jouw soort acteur, wat bedoel je daarmee?

Schrader: Hij gaat op zoek naar het innerlijke. Liam Neeson is het omgekeerde, hij voelt zich goed aan de buitenkant. Ik hou meer van interior actors.

‘Cat People’ was jouw laatste studiofilm. Waarom ben je daar nadien mee gestopt?

Schrader: De drugs. Of beter: door de drugs heb ik Los Angeles verlaten. Ik ben in New York en nadien in Japan gaan wonen. Ik ben van leven veranderd. Ik ben gehuwd, kreeg een dochter, maakte Michima en toen ik terugkwam, was het een andere industrie geworden. Ik ben dezelfde films blijven maken, alleen waren het nu onafhankelijke films geworden.

Je hebt vier films met Martin Scorsese gemaakt. Er moet dus wel een zekere overeenkomst zijn.

Schrader: Ja, ik denk dat Marty en ik nogal op elkaar lijken. We zijn allebei klein en astmatisch en we hebben allebei een zware morele bagage. Hij is Italiaans, katholiek en stedelijk. Mijn achtergrond is protestants, landelijk en Nederlands. Het is dat kleine verschil, die wrijving, die gensters slaat als we samenwerken.

Over die morele bagage: films over het verleden hebben ook altijd te maken met het heden. Wat is jouw moraal van het verhaal van Bob Crane?

Schrader: Zeker niet dat te veel seks dodelijk is. Alhoewel ik iemand ken die te veel seks had en inderdaad is doodgegaan. Nee, ik antwoord niet graag op die vraag. Ik geef er de voorkeur aan een film te beschouwen als een soort onderzoek. Ik speel met de dingen, ik ga op verkenning. Ik hou niet van films die conclusies trekken, die conclusies nodig hebben of zeggen hoe je je moet voelen. En wanneer je dat moet voelen. Ik hou van films die open zijn aan het einde en die je als kijker de ruimte geven je eigen conclusies te trekken.

Was je een fan van ‘Hogan’s Heroes’?

Schrader: Nee, ik had er een hekel aan. Het zat ergens tussen ongrappig en beledigend.

Door Erik Martens

‘Bob Crane was voor mij een griezel vanaf de eerste dag. Het enige wat veranderde in zijn leven, was de graad van hypocrisie.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content