Een zomer lang laten we radio- en tv-personaliteiten aan het woord voor wie de herfst helemaal anders wordt. – Het is bizar, het effect dat bekendheid op je omgeving heeft. ‘Soms gapen mensen me zo hard aan dat ze met hun winkelkar tegen de rekken knallen.’ Na een jaar in de luwte staat dat Wim Willaert straks weer te wachten. De serie Bevergem wordt geheid een nieuwe hit, en dan is er nog het tweede seizoen van Eigen kweek. ‘Verdomd goede reeksen.’

‘Kijk!’ Wim Willaert gooit zijn hoofd in de nek en wijst omhoog. Boven ons draait en keert een vlucht spreeuwen door de lucht, als een grillige rookpluim, van links naar rechts, omhoog en weer omlaag. Willaert zegt dat hij eens een mooie theorie gelezen heeft over de beweeglijkheid van een school vissen of een zwerm vogels. ‘Normaal gezien veranderen ze van richting als ze op een obstakel botsen, pakweg een boom of in het geval van vissen een rotsblok of een haai. De voorzichtige dieren van de groep zijn dan de eerste om de andere kant op te zwemmen of te vliegen, de andere volgen hen. Maar je hebt ook van die vissen of vogels die van links naar rechts, van boven naar beneden zwemmen of vliegen, zonder duidelijke reden. Ze hebben er gewoon zin in. Vijf procent van die dieren volgt gewoon zijn buikgevoel.’

Zijn ogen volgen de vogels tot ze achter de daken van de huizen verdwijnen. ‘Ik ben zo’n rare vis. Daar heb ik me bij neergelegd. Mijn mama zei altijd: “God schept de dag en jij loopt erdoor.” Ik vrees dat ik nooit anders geleefd heb. Ik kom een plas water tegen en ik spring erin, zonder te weten hoe diep of hoe wild hij is. Sommigen noemen dat lef, maar ik kan niet anders. Ik aanvaard geen gezag, geen structuur. Het enige wat ik kan doen, is springen en zien. Als je risico’s neemt, loop je altijd de kans om diep te vallen. Maar je krijgt ook wondermooie cadeaus.’

De laatste opnamedag van het tweede seizoen van Eigen Kweek zit er net op. Het was feest gisterenavond in Ieper. ‘Het was laat en fijn en zot’, glimlacht hij. ‘Mijn geluk is een filmset als die van Eigen kweek. Ik meen dat. Iedereen heeft daar zijn talent en is goed in wat hij doet. De koffie is de best mogelijke koffie. De hapjes zijn lekker. De cameraman is geweldig, de man van het licht lijnt alles zorgvuldig uit. Dat is meesterlijk. Iedereen doet zijn stinkende best en dan kun je als acteur niet anders dan tot het uiterste gaan.’ Hij wijst naar de haartjes op zijn arm. ‘Kijk, ik krijg er kippenvel van. Ik hou van die hele mechaniek van samenwerken. Hoe je elkaar sterker en beter maakt.’

Deze ochtend volgde een afterparty zoals je die enkel op zomerse snelwegen meemaakt: anderhalf uur aanschuiven tot de afslag naar je huis in de rand van Gent. Toeristen die van de kust naar het binnenland terugkeerden, vrachtvervoer met containerladingen uit Azië en de alledaagse pendelaar vochten min of meer hoffelijk om hun stukje vierkante meter van de weg. ‘De zomer is zo gehypet’, grijnst Willaert. Als man die aan de kust geboren en getogen is, huivert hij bij het idee ooit zelf als toerist ontmaskerd te worden. ‘In Nieuwpoort lachten we altijd om die toeristen. Ik zal nooit mijn vakantiejob in de kinderboerderij vergeten. Iedere dag stipt om halfelf kwam een man binnen die iedere dag een koffie bestelde. Hij bleef een half uur zitten en vertrok weer. Op een dag liep ik samen met hem naar buiten. “Ik ben er mee weg”, zei hij en stapte in het toeristentreintje dat voor de deur stond. Hij was de chauffeur. Iedere dag liet hij zijn lading – de toeristen – een half uur braaf buiten wachten. Geen van die mensen klaagde ooit. Ze dachten dat het bij de rondrit hoorde.’

Willaert proest het uit, schudt het hoofd en rolt een sigaret. ‘Onvoorstelbaar, toch? Neem het van mij aan: de realiteit overtreft zeer vaak de fictie. Het is een kwestie van kijken, goed kijken en luisteren. Dat is een beetje het nadeel van Eigen kweek. Ik ben mijn studiemateriaal kwijt’, zegt hij en neemt een trek van zijn sigaret.

WIM WILLAERT: Als ik vroeger ergens kwam, om het even waar, had ik de gewoonte een café binnen te stappen, me aan de toog te zetten en een beetje te babbelen met iedereen. Dat was mijn hobby. Dat lukt niet meer. Ik kan geen vrije gesprekken meer hebben. Onlangs zijn Dirk Van Dijck (die Willaerts vader speelt in Eigen kweek, nvdr.) en ik erin geslaagd om exact twintig minuten ongestoord op café te zitten. Dat was een record. Normaal staat er al na vijf minuten iemand aan mijn tafel die met een smile tot achter zijn oren zegt: ‘Shit of mouse, shit of mouse.’ Ik begrijp dat. Ik was ook zo. Ik heb ook nog staan gapen naar Marijn Devalck die passeerde in een grote pick-uptruck. Nu staren de mensen naar mij. Eén keer heb ik het zelfs meegemaakt dat een vrouw met haar kar tegen het rek in de supermarkt is gereden omdat ze maar naar mij bleef kijken. Aan de andere kant: als ik naar Brussel of Wallonië of Frankrijk ga, ben ik nog steeds de nobele onbekende.

Is de bekendheid die je nu overvalt de reden waarom je aanvankelijk twijfelde om mee te spelen in Eigen kweek?

WILLAERT: Ik was wild van het scenario, van de mensen met wie we het zouden maken, van de manier waarop we zouden werken, maar toen ik hoorde dat het voor één was, heb ik fameus getwijfeld. Ik had een wreed schoon leven, hé. Ik zat in de niche, ik deed mijn goesting en hoe je het ook draait of keert: met je gezicht op één komen in een succesvolle reeks, dat verandert je leven. Het is ongelooflijk hoe mensen zich soms in bochten wringen om mij te behagen. Onlangs belde ik naar een hotel in De Panne. We wilden een weekend weg met de kinderen en boekten een gewone kamer voor vier personen. We komen daar toe en worden in een appartement met een volle ijskast gestoken. ‘Een upgrade van het huis’, heet dat dan.

Maar je moet weten, ik ben een paard van Troje. Ik heb een enorm rechtvaardigheidsgevoel. Ik denk: mensen kennen nu mijn kop, ik kan er maar gebruik van maken om eens flink mijn gedacht te zeggen. Ik observeer wat bekendheid met een mens doet. Eigenlijk ben ik mijn eigen studieobject. Ooit maak ik er een film over, over de waanzin van bekendheid. Of wacht, ik moet het anders formuleren: ooit overtuig ik iemand anders om er een film over te maken. Ik heb net niet genoeg discipline om zelf projecten uit de grond te stampen. Ik moet me omringen met mensen die tegen mij zeggen: en nu gaan we werken. Om dat zelf te beslissen, nee, dat is niet mijn talent.

Nochtans heb je zeer actief meegewerkt aan Bevergem, een reeks die net als Eigen kweek alles in zich heeft om een hype te worden.

WILLAERT: Ja, maar het is toch vooral Bart Vanneste die als een soort ploegbaas de lijnen heeft uitgezet, die iedereen heeft samengebracht en die ervoor gezorgd heeft dat we ook echt samen geschreven hebben. Dat is een tip voor alle scenarioschrijvers van de wereld: schrijf samen. De fantasie van meerdere mensen is altijd rijker en geschifter dan de verbeelding van één persoon. Voor Bevergem hadden we brainstormsessies in een kasteel in Ruddervoorde. Daar worden ook kinderkampen georganiseerd, dus er mocht al eens iets kapot gaan. Wannes Cappelle, Bart Vanneste en Dries Heyneman vormden de vaste kern. Zouzou Ben Chikha, ik en andere acteurs kwamen nu en dan op bezoek om alles wat ze op papier hadden gezet weer open te gooien. Heerlijke zotte avonden. Na twee dagen smeten ze ons meestal weer buiten omdat al dat divergent denken een beetje te vermoeiend werd. Divergent, dat is eigenlijk een mooi woord voor: het slaat alle kanten uit. Precies daarom vind ik het verfrissend om samen te werken, te denken en te schrijven met mensen die analytisch werken, die details afstoffen, die pietepeuterig aan een woord kunnen schaven. Ik kan dat niet. Ik word daar nerveus van. Ik kijk altijd naar het geheel. Hyperfocus, heet dat. Geweldig toch, dat voor alles wat we zijn, denken of doen woorden bestaan?

Euh, ja, maar kan dat niet beklemmend werken? Tegenwoordig is het bon ton om op alles wat niet volledig normaal is een label te plakken. Van autistisch over hoogsensitief tot hyperkinetisch. Ik denk dan: zijn we niet gewoon mensen wie niets menselijks vreemd is?

WILLAERT: Ongetwijfeld, we hameren nodeloos hard op het belang van normaliteit. Al moet ik eerlijk toegeven dat het voor mij een opluchting was om te ontdekken dat ik niet zozeer de nieuwe dorpsgek in wording was dan wel een zeer gewone ADHD’er. Ik was 32 toen ik de symptoombeschrijving op een website vond en ik kon enkel bij ieder woord dat ik las heel luid ‘ja’ roepen. Ja, ik kan mijn been niet stilhouden. Ja, mijn hoofd is als een flipperkast. Ja, ik praat totaal ongestructureerd. Het voordeel is: ik heb van mijn handicap een talent gemaakt.

Wat me het meeste zorgen baart, is niet zozeer onze drang om overal etiketten op te kleven maar wel de neiging om kinderen te willen normaliseren met pillen. Misschien smijten we wel een hele generatie artiesten overboord? Ik heb met mijn aandoening leren werken. Toen ik jong was, was die onbeheersbaar. Anderen vonden het vaak geweldig, maar ik vroeg me wel eens bezorgd af: waar eindigt dit? Toen ik als jongere uitging in Nieuwpoort kreeg ik bijvoorbeeld altijd gratis pinten. Precies omdat mensen wisten dat ik na drie pinten in een soort vitesse schoot. Dan begon ik een show te geven. Ik kon het niet helpen, ik deed onnozel, soms tot vervelens toe. Ik kreeg het niet gestopt. Pas op de toneelschool heb ik rust gevonden. Iedereen deed daar abnormaal en ik werd daar kalm van. Nu nog: ik ben pas geconcentreerd als het druk is om me heen. Het liefst van al speel ik piano als de radio en de televisie aan staan.

(kijkt me aan, houdt zijn hoofd schuin en glimlacht) Het moeilijkste was om te leren luisteren. Een ADHD’er luistert niet veel. Weet je hoe ik dat geleerd heb? (wijst op zijn sigaret) Door sigaren te roken. Een accordeonhersteller heeft me getoond hoe dat moet. De rook moet door de achterste holte van je neus passeren en dat maakt je op een bizarre wijze scherp. Het is als een beneveling. Je hoort alles om je heen en met die sigaar in je mond onderdruk je de neiging om op alles prompt te antwoorden of je mening te ventileren. Je zit, je geniet en bekijkt de wereld om je heen. Als je die sigaar uit je mond haalt, of de rook uitblaast, is het voorbij.

In je leven streef je ernaar te doen wat je graag doet. Dat is een mooi uitgangspunt, maar ik kan me voorstellen dat het niet de meest eenvoudige manier van leven is?

WILLAERT: Soms val je diep, ja. Dan heb je vijf maanden geen werk en loop je tegen de muren op. Mijn voordeel is: ik heb lang gewacht om een huis te kopen, kinderen te krijgen. Tot mijn 36e was ik loslopend wild. Ik kon springen zo veel ik wilde, omdat ik toch niets te verliezen had.

Soms vraag ik me af: is dat het effect van de zee op een mens, dat hij iets roekelozer in het leven staat omdat hij naast zo’n natuurkracht is opgegroeid?

WILLAERT: Aan de kust ben je voor de helft deel van de georganiseerde maatschappij met zijn zestien regeringen voor een land, zijn snelwegen, zijn scholen, gebouwen, voorzieningen, maar de andere kant is er die verwoestende natuurpracht. Eén keer ben ik bijna meegesleurd door de zee. Ik was zestien. We hadden ons tijdens de stormvloed laten opsluiten in de duinen. Vier, vijf uur zaten we daar in de razende, beukende wind. Het was fantastisch, alsof we daar voelden wat leven echt betekent. Maar ik kwam te dicht bij het water, een golf spoelde over me heen, trok me mee, de grond – het zand – gleed letterlijk weg onder mijn voeten. Ik heb gesparteld als gek, gevochten tegen die oerkracht. Ik ben erin geslaagd om op de golfbreker te springen. Voor hetzelfde geld was die golf mijn graf geworden.

Klopt het dat je na zo’n ervaring gretiger in het leven staat?

WILLAERT: Goh. Het klinkt misschien wreed wat ik zeg, maar in wezen is het leven een gevangenis. We hebben allemaal onze cel en we beslissen allemaal hoe gezellig we die precies inrichten. Maar verder zal het leven voor iedereen enigszins zwaar en moeilijk zijn. Als kind wordt er in het beste geval nog voor jou gezorgd, maar als de liefde eenmaal in het spel komt, ben je toch een vogel voor de kat? Je hart wordt gebroken. Of de eerste keer vrijen, als jongen. Dat is echt niet aangenaam, hoor. Een seconde duurt het, maximaal, en het is gedaan. In die zin zeg ik: het is een beetje een gevangenis. Maar er zijn manieren om het voor jezelf en voor anderen plezant te maken. Daarom moet ik altijd lachen met mensen die zeggen dat ze rijk zijn. In mijn ogen ben je pas rijk als je kunt delen. Als je driehonderd miljoen verdient bij Inbev dan is er toch niets schoners dan correct je belastingen te betalen? Genoeg hebben, dat is de kunst. Ik geloof heel sterk in de uitspraak: wat je zaait, oogst je. Als jij vriendelijk bent voor een ander, dan zijn anderen vriendelijk voor jou. Daarom geef ik bijvoorbeeld altijd geld aan bedelaars. Zelfs al zijn ze georganiseerd, zelfs al drinken ze er pinten mee. Weet je, dat is wat ik bedoel met: ik ben een Trojaans paard. Ik gebruik mijn bekendheid om mijn goesting te zeggen. Plots zijn er mensen die naar mij luisteren. Ook zonder dat ze een sigaar roken.

EN HUP, DAAR SCHEERT WEER EEN TROEP SPREEUWEN boven onze hoofden. Eentje schiet naar links. Omdat het moet. Of zo maar, omdat van richting veranderen al eens deugd doet. De rest volgt.

VOLGENDE WEEK DANIRA BOUKHRISS TERKESSIDIS

DOOR TINE HENS – FOTO’S JEF BOES

Wim Willaert : ‘OP CAFÉ STAAT ER AL NA VIJF MINUTEN IEMAND AAN MIJN TAFEL DIE MET EEN SMILE TOT ACHTER ZIJN OREN ZEGT: ‘SHIT OF MOUSE, SHIT OF MOUSE.’ IK BEGRIJP DAT. IK WAS OOK ZO.’

Wim Willaert : ‘HET WAS EEN OPLUCHTING TOEN IK ONTDEKTE DAT IK NIET DE NIEUWE DORPSGEK IN WORDING WAS MAAR EEN ZEER GEWONE ADHD’ER.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content