Na een lange omzwerving die hem van Spanje (‘Land and Freedom’) over Nicaragua (‘Carla’s Song’) via een tussenstop in Manchester (‘My name is Joe’) naar, godbetert, de Verenigde Staten (‘Bread and Roses’) voerde, is Ken Loach eindelijk weer thuis. ‘The Navigators’ is een sociaal-realistische ode aan de uitgerangeerde spoorwegarbeiders.

Door Erik Martens

‘The Navigators’ vanaf 20 februari in de bioscoop

Niets is erger dan een vierkant draaiend overheidsbedrijf, dachten we jaren geleden. Intussen kennen we het geprivatiseerd overheidsbedrijf en weten we nog beter. Schoolvoorbeeld, iets verder van ons bed: de Britse spoorwegen.

Vreemd eigenlijk dat Ken Loach het onderwerp zo lang heeft laten liggen. Nu pas is er The Navigators, het verhaal van de ondergang van British Rail, gemaakt door de hoogste in rang van de Britse sociale filmers. Het project dankt zijn ontstaan aan een brief van ex-spoorwegman Rob Dawber aan de cineast. The Navigators is gebaseerd op Dawbers ervaringen. Een wrang verhaal, dat voor een Loachfilm merkwaardig somber eindigt. Het wordt verteld op een strakke manier, de sentimentaliteit blijft voor een goed deel buitenspel. Loach moraliseert echter minder frontaal dan we van hem gewoon zijn. Nog voor de laatste hand werd gelegd aan de film, stierf informant Dawber aan kanker – veroorzaakt door langdurige blootstelling aan asbest, vroeger courant gebruikt bij spoorwegwerken.

Hoe ben je met Rob Dawber in contact gekomen?

Ken Loach: Heel eenvoudig, hij schreef me over een idee dat hij had voor een film. We hebben elkaar ontmoet, en vervolgens is het script ontstaan. Het is niet de eerste keer dat het zo gelopen is: Ladybird, Ladybird, over een moeder wier kinderen van haar worden weggenomen, is ook zo gegroeid. Een sociaal werkster schreef me erover.

Dawber heeft de film niet meer mogen meemaken.

Loach: Hij heeft de final cut nog gezien, maar niet meer de soundmix. Hij is er de hele periode bij geweest, zowel bij de casting als de opnames. Hij ging koffie halen, praatte met de acteurs. Het was een echt partnership. Ik heb het project niet van hem weggenomen.

In deze film volgenwe het lot van Britse spoorwegarbeiders, maar eigenlijk heb je het over een algemener onderwerp, over arbeid vandaag.

Loach: Absoluut, er zijn veel mensen die door eenzelfde proces heen gaan: van een vaste baan, met goede arbeidsvoorwaarden en een lange arbeidstraditie, naar gelegenheidswerk. Het is een enorme evolutie. Het idee van flexibel werk is natuurlijk schitterend vanuit het standpunt van de werkgever, maar voor de werknemer is het verschrikkelijk.

Je bent al heel lang op jouw manier bezig met de sociale strijd van de ‘working class’. Ben je dat gevecht nooit moegestreden? Raak je nooit ontgoocheld?

Loach: Andere mensen worstelen er veel meer mee dan ik en dan bedoel ik diegenen die echt in de frontlinie staan. Een film maken is het aangename gedeelte. Nee, ik vind dit soort verhalen eindeloos fascinerend. Je komt verhalen tegen van moed, wanhoop, heroïek, het hele bereik van de menselijke ervaring. Dat maakt het interessant en onthullend.

Maar het gaat niet alleen daarover. Het gaat ook over de manier waarop arbeid relaties tussen mensen en de menselijkheid in het algemeen beïnvloedt. Hoe die oudere man, die het stelsel van prepensioen aanvaardt, zijn verleden gewoon uitwist. Ik vind dat erg ontroerend.

Wat hoop je met deze film teweeg te brengen?

Loach: Woede oproepen over wat gebeurd is, en over het feit dat al die vakkennis, heel die arbeidstraditie nu gewoon verdwenen is. Woede ook tegen de opeenvolgende regeringen die hebben gewild dat dit zou gebeuren, die op ideologisch vlak privatisering nastreven. Het is vreemd: als je met mensen praat, dan merk je dat er eigenlijk weinig mensen vóór zijn. En toch drijft de overheid die plannen door. Dat is stuitend.

Is die woede de reden waarom u het verhaal zo uitzichtloos laat eindigen?

Loach: Nee, het is gewoon het einde van het verhaal. We wilden de gevoelens die opgewekt worden in de loop van de film niet met een gemakkelijkheidsoplossing van de baan ruimen. In het begin van de film zie je een groep mensen die lachen met de absurde bedrijfstaal waarin ze worden toegesproken. Domme begrippen als mission statement en dergelijke. Van die toestand vol zelfvertrouwen evolueert de film naar een situatie waarin diezelfde mensen gedwongen worden te handelen als criminelen. Dat is het einde van de boog.

Verwacht u van de overheid een reactie op uw film?

Loach: Nee, vanuit hun standpunt kunnen ze de film maar best negeren. Ze kunnen zich dat ook veroorloven. Volgens mij gaan ze niet deelnemen aan het debat dat erop zal volgen. Dat is hun strategie tegenwoordig. Als er een kans is dat ze niet goed uit de discussie komen, dan nemen ze er niet aan deel. Het is hun manier om de berichtgeving te manipuleren.

Volg je films van mensen die zich met vergelijkbare thema’s bezighouden? Van de Franse regisseur Laurent Cantet bijvoorbeeld?

Loach: Ik heb van zijn films gehoord. Ze lijken me interessant, maar ik ben al een tijdje uit Londen en heb veel gemist de laatste tijd. Eens je buiten Londen zit, heb je alleen het multiplexaanbod. En films over computer-generated monsters, dat is niet mijn ding.

U maakt films over de ‘working class’, maar gaat niet vooral de middenklasse uw films bekijken?

Loach: Ik weet niet of je het zo welomlijnd kunt definiëren. Mijn films worden inderdaad vertoond in wat je de arthouse-cinema’s noemt. Maar je mag de working class ook niet reduceren tot het beeld van de hamburgervreter en de bierzuiper. Mensen uit de working class gaan evengoed naar concerten. Er is bovendien ook een vrij groot publiek dat mijn films via het videocircuit te zien krijgt.

Hoop je met je films zaken te kunnen veranderen?

Loach: Niet op een directe manier. Maar door deel te nemen aan het debat, kan ik een andere stem laten horen. De werkelijkheid is dynamisch, dingen veranderen. Je moet het op lange termijn zien. Wat in Genua, Seattle en op andere plaatsen is gebeurd, toont aan dat er een oppositiebeweging aan het groeien is.

Grote bedrijven hebben hun contradicties. Ze moeten nieuwe markten blijven aanboren, moeten steeds goedkopere arbeid vinden om de kosten te blijven drukken. Anders erodeert de winstmarge. De oude klassieke analyse werkt nog steeds. Kijk gewoon om je heen. Elke nieuwe poging tot privatisering moet je aangrijpen als een gelegenheid om tot actie over te gaan en de uitverkoop tegen te houden.

Is dat realistisch?

Loach: Er is maar één oplossing. Je moet ertegenin gaan en proberen het pleit te winnen. Mensen hebben recht op democratische controle over wat geproduceerd wordt en hoe geproduceerd wordt. Dat recht moeten we blijven formuleren.

Het argument tegen is dat zoiets economisch niet rendabel is.

Ken Loach: Het is alleen niet economisch rendabel, wanneer je het vanuit het standpunt van het bedrijf bekijkt. Het is perfect leefbaar als je niet door winst wordt gedreven, maar door andere overwegingen.

Is het vandaag dan zoveel slechter dan vroeger? Was de arbeider ooit gelukkiger?

Loach: Geluk is een verkeerd woord. Geluk is ongrijpbaar. Wie zal zeggen of iemand gelukkig is of niet? Maar als je ermee bedoelt dat je in staat moet zijn je leven op een zinvolle manier te organiseren, dan moet je toch wel over een vast inkomen kunnen beschikken, een plaats in de wereld hebben die je een zekere fierheid geeft, en een gevoel van bevrediging over wat je doet. Mensen waren vroeger niet noodzakelijk gelukkiger, maar ze hadden toch die stabiliteit. Om het voorbeeld van de film te geven: van al die mensen die bij de spoorweg werkten, waren er velen wier vader er ook al werkte. Er bestond een lange en trotse traditie. Het werk verleende hen een waardigheid. Mensen respecteerden hen. Ze verdienden daarom niet veel geld, maar ze wisten dat ze veilig waren als ze hun werk gewetensvol deden. Toen ik geboren werd in de jaren dertig, na de grote depressie, was dat anders.

Nu zie je dat dat systeem onderuitgehaald wordt. De situatie in de film komt niet uit de hemel vallen. Er werd al vele jaren niet meer geïnvesteerd in de spoorwegen, maar in 1995 werd de traditie gewoon vernietigd. De zaak werd gesloten. De mensen werd verteld dat ze nu voor privébedrijven konden gaan werken, of voor agentschappen. Op een-twee-drie was alles weg. Geluk hangt af van vele fragiele dingen, maar stabiliteit, veiligheid, waardigheid, respect, had je vroeger wel en nu niet meer.

Een van jouw bewonderaars is Steven Soderbergh. Hij vertelde ooit dat hij ‘Erin Brockovich’ met jouw films in het achterhoofd had gemaakt. In ‘The Limey’ gebruikte hij een fragment uit ‘Poor Cow’.

Loach: Ik heb hem bij die gelegenheid ontmoet. Ik vond het leuk dat hij dat fragment gebruikt heeft. Hij heeft me nadien ook geholpen toen we in de Verenigde staten filmden voor Bread and Roses.

Het is algemeen bekend dat je acteurs nooit een script geeft. Hebben ze het daar nooit moeilijk mee?

Loach: Wanneer je als acteur een scène speelt waarin je een grote verrassing te wachten staat, en je weet wat gaat komen, dan krijg je nooit dat moment achter de ogen, dat echte alarmmoment dat je met een camera kunt registreren. En dus probeer je dat als regisseur op een andere manier te bereiken. Maar het is geen principiële zaak. Als iemand beter kan werken met een script, dan is dat voor mij geen punt. Als de acteur er zich maar goed bij voelt.

Hoe schat je de positie van de Britse filmindustrie in vandaag? Zie je dingen bewegen? Zijn er regisseurs die je interesseren?

Loach: Er zijn veel verschillende dingen tegelijk aan de hand. Een aantal regisseurs doet goed werk, met een aantal ben ik bevriend. Maar de algemene trend is altijd dezelfde: hun ogen staan gericht naar de andere kant van de oceaan, en dan bedoel ik vooral van de producers.

‘The Navigators’ komt in Groot-Brittannië meteen op televisie.

Loach: Wel, het is de eerste keer sinds heel lang geleden. Er zijn eerst previews in bioscopen gedurende drie of vier weken. Daar hopen we ons hardcorepubliek te kunnen bereiken. En dan komt de film op televisie, waar we een potentieel van twee tot drie miljoen kijkers hebben, wat heel goed is.

Was deze film van bij het begin een televisieproject?

Loach: Nee, de film is gefinancierd door vijf verschillende coproducenten: Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland en Groot-Brittannië. In alle landen behalve Groot-Brittannië is het een gewone bioscoopfilm. Zo was het ook voorzien, maar de Britse investeerder Film Four wilde er niet in participeren. Van Britse zijde kregen we alleen geld los van Channel Four, en dat is televisie. Hun voorwaarden hebben we er dus bijgenomen.

Waarom wilde Film Four niet over de brug komen?

Loach: Ik weet er de precieze details niet van, maar het spreekt voor zich dat ze weinig vertrouwen hebben in een film als deze voor een Brits publiek. Weet je, om zo’n film te laten aanslaan in de bioscoop, moet je geld investeren in de promotie ervan. Als je dat niet doet, bloedt de film dood. Dat geld stoppen ze er alleen in als ze zeker zijn dat het een succes zal worden. En voor een film over spoorwegarbeiders gingen ze ervan uit dat dat niet het geval was.

Deze film is niet op 35mm gedraaid, maar op super-16. Vandaag zie je filmmakers die een heel direct soort cinema maken steeds vaker naar video grijpen. Heb je daar nooit aan gedacht?

Loach: We hebben erover nagedacht. Het is een keuze die je moet maken. Ik hou van super-16 omdat ik van filmkwaliteit houd. Ik vind video te helder en te klinisch. Het heeft niet de fragiliteit van film. En bovendien monteer ik graag film. Video monteren gaat veel te snel, het is te mechanisch. Als je film monteert, dan heb je tijd om een kop koffie te halen. Zeker in de winter, zoals bij mijn nieuwe film: in november begin ik te monteren en dat zal ongeveer tot maart duren. In die periode is het toch te koud om buiten te komen. Het mag dus allemaal wat langer duren.

Heb je nooit zin om opnieuw rechttoe rechtaan documentaires te maken?

Loach: Ik ben er niet zo goed in. Ik heb de neiging ze te veel te willen sturen. Als documentarist heb je een ander profiel nodig. Je moet de dingen vanzelf laten gebeuren. Ik heb lang geleden wel een aantal documentaires gemaakt, maar dat waren eerder pamfletten. Fictie vind ik een grotere uitdaging. Een verhaal construeren dat licht werp op het domein waarover je wil praten. Ik kom uit de traditie van het theater en ik ben sowiesomeer gewoon om te denken in termen van verhaal, personage, ontwikkeling, conflict.

En dat terwijl veel mensen zeggen dat je een semi-documentaire stijl hanteert.

Loach: Nee hoor, mijn stijl is helemaal niet documentair. Neem die vergadering, die eerste scène van de film. Die is opgenomen vanuit verschillende standpunten, met verschillende lenzen. De enige manier waarop wij zoiets kunnen klaarspelen, is door die scène verschillende keren op te nemen. Er komt ook veel meer licht bij kijken dan bij een documentaire. In een documentaire heb je een klein spotje dat alleen de gezichten belicht, wat een heel hard effect geeft. Alles zou anders zijn als je die scène in documentairestijl verfilmt.

Interessant te horen hoeveel belang je hecht aan de perfectie van het beeld.

Loach: Het is belangrijk, want het is de manier waarop je mensen bekijkt. In een typische documentaire met een lamp voor de camera en een breedhoeklens, maak je de man voor de camera minder sympathiek. Wanneer je een lens met een grotere brandpuntafstand gebruikt, wat meer naar achteren gaat met de camera en indirect licht laat binnenvallen vanuit een raam, reageer je op een heel andere manier op personages: positiever, zachter.

Stijl wordt verward met context.

Loach: Inderdaad. In zekere zin is het een compliment, maar het is ook grappig, want wie mijn films met documentaires vergelijkt, heeft duidelijk nog nooit een documentaire gemaakt.

Heb je nooit politieke ambities gehad buiten je films?

Loach: ( Lacht) Nee, nee, absoluut niet. Ik heb er een te slecht geheugen voor. Mensen uit de filmwereld zijn trouwens veel nicer dan mensen uit de politiek. Filmmaker zijn, is een bevoorrechte positie. Je hebt een stem en daardoor kan je ook andere mensen een stem geven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content