Het is weer zover: in zijn septembernummer publiceert het Britse filmtijdschrift ‘Sight & Sound’ zijn tienjaarlijkse cinefiele trivial pursuit, een peiling naar de top-10 van beste films.

Door Jo Smets

Voor de peiling van het filmtijdschrift Sight & Sound mochten 145 critici en 108 regisseurs hun lijstje insturen van beste films en meest geliefde regisseurs. Samengeteld leveren de antwoorden de grootste, meest internationale hitparade van de cinema op. Het resultaat is allesbehalve verrassend maar wel zeer fascinerend. Want er blijft natuurlijk die ongelooflijke, en stilaan misschien wel gerechtvaardigde constante: Citizen Kane van Orson Welles. Opnieuw heerst de door Hollywood uitgestoten cineast, de demiurg van de moderne cinema, met zijn filmdebuut (!) over de lijstjes. Hij doet dat trouwens al vijftig jaar. In de eerste peiling van 1952, die opgezet was als broertje van een – nu historisch te noemen – referendum in Brussel op het Festival Mondial du Film et des Beaux-Arts de Belgique, was Kane nochtans nergens te bespeuren. Zo kort na de oorlog, in volle glorie van het Italiaanse neorealisme, domineerde De fietsendief van Vittorio De Sica. Maar nadien, en tot en met vandaag, was er geen meer houden aan.

In 1982, toen voor het eerst ook een top-10 van de regisseurs verscheen, werd Welles met ruime voorsprong eerste, vóór Jean Renoir – zoon van de schilder en door Welles uitermate bewonderd. In 1992 was de uitslag dezelfde, hoewel iets minder afgetekend. Dat jaar werd echter ook besloten de filmmakers zelf te peilen en wat bleek? Wellicht uit beleefdheid kreeg Federico Fellini, de Italiaanse goochelaar die in 1982 bij de critici zevende werd en in 1992 zelfs niet in hun top-10 voorkwam, de kroon. Fellini mocht één jaar voor zijn dood zelf ook meestemmen en was zelfs zo onbeschaamd om een van zijn eigen films in zijn lijstje op te nemen, namelijk Intervista. Dit jaar wordt het euvel rechtgezet maar het dient gezegd: Fellini scoort weer verbazend goed. Zeker als je beseft dat van de 132 critici en 101 regisseurs in 1992, er respectievelijk slechts 36 en 12 terugkeren in 2002. En die top-10-recidivisten geven dit jaar dan ook nog totaal verschillende lijstjes!

Hoe verleidelijk het ook is om de lijstjes door de jaren heen met elkaar te vergelijken, er is kop noch staart aan te krijgen. Waarom verdwijnt bij de critici Michelangelo Antonioni na drie decennia en duikt in de laatste twee peilingen plots Ozu’s Tokyo Story op, terwijl de grote Kurosawa dit jaar nergens te bespeuren is? Het wordt zelfs even gênant als je ontdekt dat de plotse vierde plaats van The Godfather & The Godfather Part II bij de critici (afwezig in 1982 en 1992) en de tweede plaats van diezelfde twee-films-in-één bij de regisseurs een trucje is. Want de stemmen gingen niet naar de twee films samen. Neen, zo stemden maar acht critici en zes regisseurs. De waarheid is dat alle stemmen voor één of meerdere van The Godfathers op een hoopje werden gegooid, met een beter resultaat tot gevolg. In 1992 werden die films nog apart gerangschikt (ze kwamen enkel voor bij de regisseurs). Vergelijking is dus absoluut onmogelijk.

Akkoord, dit is geen statistiek, en zeker geen wetenschap. Maar wat is het nut van zulke lijstjes als je niet tot een steekhoudende vergelijking kan komen en toch moet vaststellen dat er over de jaren heen weinig verandert? Vreemder nog is het gebrek aan films van na de jaren zestig. In 1992 was de jongste film bij de critici 24 jaar oud. Bij de regisseurs viel het nog mee: Raging Bull was ‘maar’ twaalf jaar oud. Vandaag is de jongste film bij de critici warempel 28 jaar oud en hebben de regisseurs een acute aanval van nostalgie, aangezien ze blijven steken bij Raging Bull, nu 22 jaar oud! Het lijkt wel alsof de film in de laatste kwarteeuw is gestorven – wat sommigen misschien wel zullen beamen. Een totaal ander beeld krijgen we als we de ‘gewone’ bioscoopkijker aan het woord laten. Daarom drukken we ter vergelijking ook twee publiekspolls af, ééntje van de kijkers van Channel 4 en eentje van de lezers van de Londense uitgaansgids Time Out. Daarin vinden we niet zo verbazend wél recente publiekslievelingen zoals The Shawshank Redemption, Pulp Fiction, The Usual Suspects en Schindler’s List. Het is dan ook de vraag in welke mate de enquête van Sight & Sound een of andere historisch gegroeide ‘canon’ reflecteert, bijvoorbeeld een die begin de jaren zeventig pas goed vorm kreeg en door de daaropvolgende explosie van filmstudies in de laatste twee decennia ietwat kritiekloos is bekrachtigd.

In plaats van je hoofd te breken op een vergelijking van lijstjes, is het natuurlijk leuker om een blik te werpen op de afzonderlijke keuze van de critici en regisseurs en na te gaan wie van de ondervraagden voor dezelfde films kiezen. Op www.bfi.org.uk, de site van Sight & Sound is dat voor het eerst mogelijk. Neem nu de enige Belgische kiezers: regisseur Jaco Van Dormael en de hoofdredacteur van dit eigenste blad, Patrick Duynslaegher. Alleen Citizen Kane komt in beide lijstjes voor. Duynslaegher deelt zijn wat atypische keuze voor Fellini’s Satyricon met de peetvader van het postmodernisme in de Angelsaksische literatuur- en filmstudie, Fredric R. Jameson (voorstander van een counter-canon). Van Dormael, die maar liefst twee films van Tarkovski kiest, deelt zijn liefde voor Andreï Roublev met regisseur Jonathan Glazer ( Sexy Beast) en met Nick James, huidig hoofdredacteur van Sight & Sound. Beiden zijn in goed gezelschap, zoveel is zeker.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content