De man achter Being John Malkovich en Adaptation liet zijn fantasie los op het populaire kinderboek Where The Wild Things Are. Het resultaat: een hoogst eigenzinnig sprookje dat iedereen met verstomming slaat. ‘Het is geen hapklare kinderfilm, maar dat heb ik ook nooit beloofd.’

Een kinderfilm over een ongehoorzaam jongetje dat in een bizarre sprookjes-wereld vol grote, harige monsters belandt? Een curieuze mix van liveaction, CGI en acteurs in beestenpak? Plus: dialogen over gebroken families, eenzaamheid en outsiders? Eén ding is zeker: een typische, gemakkelijk te slijten familiefilm kun je Spike Jonze’ adaptatie van Maurice Sendaks geliefde kinderboek Where The Wild Things Are niet noemen.

Dat producent Warner niet meteen wist wat het met de prent – die 100 miljoen dollar heeft gekost – moest aanvangen, hoeft niet te verwonderen. Het dilemma: mikten ze op de volwassen fans van Jonze’ inventieve Charlie Kaufmanadaptaties Being John Malkovich (1999) en Adaptation (2002) of hielden ze het bij de kinderen, ook al doken er bij de eerste testscreenings velen onder hun stoel van de schrik?

Feit is dat Where The Wild Things Are ruim een jaar geleden al in de zalen werd verwacht, maar in extremis werd uitgesteld om ingrijpende reshoots te ondergaan. De officiële verklaring: ‘De film is nog niet helemaal klaar en we willen Jonze graag de kans geven om zijn unieke visie te voltooien.’ De officieuze lezing: ‘Hoe kunnen we in vredesnaam ons geld terug verdienen met dat eigenaardige beestje dat eerder in het arthousecircuit dan in de multiplexen thuishoort.’

Over dat laatste hoeft Jonze – de doe-het-zelver die in de jaren 90 al furore maakte met zijn hippe skatevideo’s en videoclips – zich gelukkig geen grote zorgen meer te maken. Dankzij de overwegend positieve kritieken, het vooral in Amerika erg populaire boek en Warners slimme marketingcampagne zette Where The Wild Things Are in de States de voorbije weken een verrassend goed kassaresultaat van 75 miljoen dollar neer. Eind goed, al goed dus – al is ook dat in Jonze’ excentrieke sprookje lang niet zo vanzelfsprekend.

In Amerika is het boek van Maurice Sendak enorm populair, maar in België en de rest van de wereld hebben weinigen er al van gehoord. Waarom wilde je het zo graag verfilmen?

Spike Jonze: Omdat het vroeger mijn favoriete boek was. Het was mijn ontsnappingsroute naar een fantasiewereld waarin ik me heel even Max kon wanen, het stoute jongetje dat door de monsters tot koning wordt gekroond. Ik heb nochtans lang getwijfeld. Eigenlijk is het meer een impressionistisch gedicht dan een strak uitgeschreven verhaal. Plus: ik was bang dat ik het zou verknallen. Alleen bleef Maurice Sendak bij de studio al die jaren voor me lobbyen. Trouwens, kom jij uit België, uit Gent misschien?

Ja. Waarom?

Jonze: Ik heb vorige zomer nog opgetreden op Ten Days Off. Mijn broer zit in de elektrogroep NASA en die nemen altijd als ruimtewezens en robotten verklede dansers mee op het podium, een beetje zoals The Flaming Lips. Aangezien het hun eerste buitenlandse tour was, konden ze zich geen extra personeel permitteren. Daarom heb ik zelf maar de honneurs waargenomen. Breakdancen met een Star Wars-masker op in een zaal vol uitzinnige Belgen: ik zal het niet gauw vergeten. (Lacht)

Over muziek gesproken. Je hebt bekroonde videoclips gemaakt voor onder meer Sonic Youth, Beastie Boys en Björk. Is de film door bepaalde bands geïnspireerd?

Jonze: Toen ik samen met Dave Eggers het script schreef, had Arcade Fire net Funeral uitgebracht en die plaat is thematisch nauw verwant met de film. Ik heb die vaak gedraaid op de set en misschien is de donkere teneur daar deels uit voortgevloeid. Tegelijk wilde ik iets speels en theatraals maken, iets kinderlijks zonder kinderachtig te zijn. Vandaar dat ik Karen O heb gevraagd om de soundtrack te schrijven. Haar band Yeah Yeah Yeahs heeft namelijk diezelfde mix van ernst en vrolijkheid. Hun platen klinken als een verkleedpartijtje vol alter ego’s, maar toch gaan de songs over ernstige onderwerpen en vervallen ze nooit in een klucht of karikatuur. Die vrije geest wilde ik ook in de film stoppen, ook al hebben sommigen het daar blijkbaar moeilijk mee.

De Warnerbobo’s bijvoorbeeld. Is het nu eigenlijk een familiesprookje of een coming of age-drama?

Jonze: Beide, hoop ik. Ik hoop dat de film zowel kinderen als hun ouders aanspreekt. Ik besef dat het geen hapklare brok is, maar dat heb ik de studio nooit beloofd. Het was van in het begin duidelijk dat we een PG-rating (parental guidance: kinderen zijn toegelaten, maar het wordt de ouders aangeraden hen te begeleiden, nvdr. ) gingen krijgen en ik was dus verbaasd dat Warner het script meteen goedkeurde. ‘Cool’, dacht ik. Nu me snel uit de voeten maken voor ze zich bedenken. (Lacht)

Uiteindelijk hebben ze zich toch nog bedacht, toen je hen anderhalf jaar geleden je eerste ‘rough cut’ liet zien.

Jonze: Dat had ik ingecalculeerd. Ik begrijp het ook. De film kost een pak geld én Warner heeft me alle vrijheid gegeven. Het is dus logisch dat de bonzen waar voor hun geld willen. Een leuke ervaring was het niet, maar ze hebben me ten minste niets opgedrongen. Ze vonden dat sommige dingen beter konden en als ik het eindresultaat zie, hadden ze misschien wel gelijk.

Wat is er dan veranderd?

Jonze: We hebben een paar dingen opnieuw gedraaid en een paar scènes geschrapt. De finale versie focust enkel op Max, terwijl de eerste cut wat meer aandacht had voor de volwassen personages. Maar ook dat was mijn eigen beslissing, niet die van Warner. De film gaat tenslotte om Max en zijn leefwereld.

John Lasseter heeft van ‘Where The Wild Things Are’ ooit een korte testfilm gemaakt voor Disney. Heb je die ooit gezien?

Jonze: Zeker, hij staat zelfs op YouTube. Disney hoopte met dat filmpje Maurice Sendak te overtuigen om hen de rechten te verkopen. Dat is hen nooit gelukt en uiteindelijk hebben ze het idee laten varen. Het zou de allereerste digitale animatiefilm geworden zijn, maar gelukkig voor mij stond de techniek toen nog niet op punt en heeft Lasseter tot Toy Story moeten wachten.

In jouw film zijn de gezichten van de monsters digitaal geanimeerd, maar voor de rest is het een mix van live-action en poppenspel. Je hebt zelfs ‘The Muppets’-peetvader Jim Henson aangesproken. Was dat jouw idee?

Jonze: (Knikt) Ik wilde echte monsters, geen digitale. En Jim Henson is nu eenmaal de beste in zijn vak. Je moet hun vacht en hun fysieke aanwezigheid kunnen voelen. Je moet ze kunnen knuffelen. Ik heb niets tegen CGI of performance capture en de techniek gaat er elk jaar duidelijk op vooruit, maar ik heb nog altijd geen enkel digitaal personage gezien dat compleet fotorealistisch is.

Geen digitale 3D-film als ‘Avatar’ dus voor jou?

Jonze: Als ik een goed idee heb voor een digitale 3D-film: waarom niet? Ik vind de Pixarfilms bijvoorbeeld geweldig. Alleen vind ik dat in veel gevallen de technologie de emoties wegdrukt.

Aan emoties ontbreekt het jouw film in elk geval niet. Hij is zelfs behoorlijk terneerdrukkend.

Jonze: Iemand zei me dat de film hem deed denken aan dat YouTubeclipje waarin Kermit de Kikker het nummer Hurt van Johnny Cash zingt. (Lacht) Dat vond ik best een compliment: de film had tenminste een impact op hem. Het interessante is dat de reacties enorm verschillen. De film verplicht je om je eigen fantasie en herinneringen aan te spreken. En die zijn voor iedereen grondig verschillend. Sommigen zullen zich aangesproken voelen door de avonturen op dat exotische eiland waar alleen monsters wonen. Anderen zullen terugdenken aan die keer dat ze ook door hun moeder zonder eten naar bed zijn gestuurd. Vergeet ook niet dat het boek amper tekst bevat. Ik en Dave hebben het script helemaal vanuit onze eigen verbeelding moeten ontwikkelen. Wie zijn die monsters? Hoe staan ze in het leven? Welke hobby’s hebben ze?

Het voelt als een tocht door je eigen jeugd. Blijkbaar was die echter toch niet zo uitbundig.

Jonze: Daar praat ik liever niet over. Ik geef mijn privéleven niet graag prijs en ik wil voor de kijker het mysterie ook niet wegnemen. Ik heb vijf jaar keihard aan de film gewerkt, maar zodra je hem in de zalen loslaat, is hij niet langer van jou, maar van het publiek. Een Franse criticus vertelde me dat ik in feite altijd dezelfde film maak en dat ook Being John Malkovich en Adaptation over identiteit, familie en de troost van de fantasie gaan, ook al waren dat komedies. Dat vond ik een interessante analyse, al ben ik daar zelf niet zo mee bezig. Ik heb het nu eenmaal te druk met mijn verschillende projecten. Ik heb misschien maar drie langspelers gemaakt, maar ik draai elke maand wel een videoclip of een spotje, en anders produceer ik voor anderen.

Werkt die diversiteit niet verfrissend, zeker aangezien je eerste bigbudgetfilm zo lang bleef aanslepen?

Jonze: Absoluut. Tijdens de post-productie heb ik zelfs een kortfilm gemaakt met Kanye West. Gewoon om mijn hoofd leeg te maken en met een frisse blik aan de final cut te kunnen beginnen. De zaken liggen voor mij ook anders dan vijftien jaar geleden, toen ik vanuit het skatewereldje eerst in de videoclipbusiness en later bij MTV belandde. Destijds was ik de jonge, veelbelovende outsider, nu ben ik zelf het establishment. Bovendien is de wereld grondig veranderd. Ik ben begonnen met goedkope skatevideo’s en digitale cameraatjes omdat ik me wilde afzetten tegen al die dure, akelig perfecte prefabproducten. Nu hanteert iedereen die doe-het-zelfesthetiek, dankzij YouTube en noem maar op. Het is moeilijker geworden om vernieuwend en verfrissend te zijn. Alleen had ik Where The Wild Things Are nooit kunnen draaien met het kleine budget waarmee ik vroeger werkte. Plus: ik hoop toch nog altijd een film gemaakt te hebben die zich niet zomaar in een hokje laat stoppen. Ik wil best volwassen worden, maar dan wel met mate. (Lacht)

Where The Wild Things Are

Vanaf 30/12 in de bioscoop.

Door Dave Mestdach

Spike Jonze

‘Where The Wild Things Are was vroeger mijn favoriete boek. Het was mijn ontsnappingsroute naar een fantasiewereld.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content