‘Geen mensen tegen de muur plakken.’ Niet dat het zo letterlijk werd gezegd, maar subtiel kreeg Annemie Peeters wel de boodschap dat De bende van Annemie een zachtere toon nodig had dan Peeters & Pichal. ‘Alsof ik geen aangename gesprekken kan voeren. Ik doe niets liever.’

Viel het mee? Ik ben geen boze, hé?’ Terwijl Bob Dylan neuzelt over de ellende on Maggie’s Farm, praat Peeters in de studio nog even na met acteur Goua Govogui, die ze net interviewde over de stereotiepe rollen die zwarte acteurs altijd krijgen. Omdat hij in Antwerpen zit en zij in Brussel hoort hij haar wel, maar ziet hij haar niet. ‘U heeft een mooie stem’, zegt hij.

‘I ain’t gonna work on Maggie’s Farm no more.’

Voor ze op antenne ging, hadden we het er nog even over. Over de weerstand die ze wel eens oproept. Over de venijnige opmerkingen die luisteraars op fora uitspuwen.

‘Ik kijk er niet naar. Ik wil het niet weten’, had ze gezegd. ‘Het kan je zo platslaan. Echt, als je alles persoonlijk neemt wat sommige mensen op hun toetsenbord rammen, dan ga je dood.’

Dus leest ze zo weinig mogelijk. Het helpt haar te geloven dat de golf van verontwaardiging voorbij is. Maar zeker is ze er niet van. ‘Het is niet meer zo persoonlijk’, had haar hoofdredacteur gesust.

‘Een imago is verdomd hardnekkig’, had ze gezucht. ‘Ik word er telkens weer op gepakt. En ik weet dat het flauw klinkt, maar ik ben ervan overtuigd dat men het van vrouwen minder verdraagt dan van mannen. Het zijn stereotypen waar je moeilijk vanaf geraakt. Men kijkt vreemd op als vrouwen durven te interviewen, vragen durven te stellen, opmerkingen durven te maken. Dat is blijkbaar not done. Ik vind het ook godgeklaagd dat ik me de rest van mijn carrière ga moeten verdedigen voor de rol die ik heb gespeeld. In Peeters & Pichal was het de opdracht direct te zijn. Nu is mijn opdracht helemaal anders. Ik doe waarvoor ik betaald word. Dat is toch simpel? Dat heeft niets te maken met je profileren of willen schofferen. Onlangs kreeg ik nog zo’n mail. ‘Ik heb u nooit een toffe gevonden, omdat je zo hard kon interviewen. Nu ik je opnieuw hoor, ben ik aangenaam verrast.’ Ik beschouw me niet als een harde interviewer. Ik ben zelfs geen harde tout court.’

‘Well, I try my best, to be just like I am, but everybody wants you to be just like them’, gaat Dylan verder.

‘Ik heb nog in Afrika gewoond’, zegt Peeters tegen Govogui. ‘In Guinée.’

‘Hoe kwam je daar?’

‘Ik wilde het gewoon. Maar nu moet ik je eruit gooien. Het was fijn praten met jou.’

Ward Bogaert komt erbij zitten om het over de nieuwe, politiek correcte teksten van Sinterklaasliedjes te hebben. Niet langer ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je knecht’, maar wel ‘Sinterklaasje kom maar binnen met je Piet’. Terwijl als afsluiter Alles goed van Jan De Smet speelt – eens luisteren of er vuile manieren in zitten, mompelt Annemie – vraag ik hoe lang ze in Afrika heeft gewoond.

Ze glimlacht. ‘Een jaar. Ik presenteerde Voor de dag, de voorloper van De ochtend. De primetime van de radio. Meer kun je niet hebben als jong meisje, je moet gek zijn om dat gewoon achter te laten, maar ik wilde iets anders. Ik wilde naar Afrika. Mijn man van toen heeft er een kindervoedingsbedrijfje opgezet en ik hielp daar. Aan een band staan die we handmatig lieten draaien, onderhandelen met boeren, demonstraties geven in de brousse. Het was fantastisch. Een heerlijk leven. Maar ook raar dat je pas achteraf vaststelt dat de minder helse jaren in je leven misschien wel de mooiste zijn geweest. Om eerlijk te zijn: een carrière heeft me nooit veel kunnen bommen. Wat ik doe, wil ik altijd goed doen. Dat is de ambitie. Maar ik kan me makkelijk neerleggen bij situaties. Ik kwam terug uit Afrika en ze zeiden: ‘Je zult moeten vechten om je plaats terug te krijgen.’ Ik dacht: ‘Ik vecht alleen voor de mensen die ik graag zie.’ Nu hoor ik soms: ‘Je moet wel blij zijn om weer dagelijks op de radio te komen.’ Wil je het echt weten? Ik heb er lang over getwijfeld of ik het wel moest doen.’ Boven haar hoofd tekent ze een cirkel in de lucht. ‘Zoveel is me er niet om gelegen om hier elke dag te zitten.’ Ze zet haar hoofdtelefoon op, houdt haar wijsvinger op, de rode lamp boven haar hoofd springt aan en ze kondigt de gast van de dag aan. Dokter Hendrik Cammu. Hij las de kranten door een emotionele bril en komt vertellen welk bericht hem raakte, want dat is wat De bende van Annemie wil: duidelijk maken dat het nieuws meer met elk van ons te maken heeft dan we zelf denken. Dat wij de actualiteit zijn.

Of het haar idee was, vraag ik als de uitzending is afgelopen. En ook: waarom ze ‘ja’ zei op het voorstel als ze toch zo lang twijfelde? Ze raapt haar papieren bij elkaar. ‘Het is niet mijn voorstel. Het is een vraag van boven. Een programma overnemen is nooit fijn. Er is altijd een erfenis. Iets als De bende van Einstein had ik gewoon niet willen doen. Ik ben blij dat we het anders kunnen aanpakken. Ik presenteerde veertien dagen lang het Kiescafé vanuit Brussel-Centraal. Dat was zalig. Daar brachten we verhalen bij de politiek, nu zoeken we naar verhalen bij de actualiteit. Het gaat ergens over. Ik vind het fijn om te doen, ik kan het naar mijn hand zetten en er valt iets van te maken. Zolang ik het gevoel blijf hebben dat dit programma zin heeft, fijn, maar als dat gevoel weg is, dan trek ik er even graag de stekker uit.’

Mag ik hieruit opmaken dat De bende van Einstein een beetje een zinloos programma was?

ANNEMIE PEETERS: Dat zeg jij. Het programma is stopgezet omwille van praktische redenen. Lotte De Caluwe kon niet meer, Kristien Maes zag het niet zitten om alleen te presenteren en ik presenteer alleen een programma als ik het mijn gezicht kan geven. En dus zijn er knopen doorgehakt. Debende van Einstein had een opzet die mij niet ligt. Ik ben geen supergoede presentator. Ik ben geen vlotte aankondiger van platen, laat staan van andermans reportages. In deze fase in mijn leven, na al wat ik gedaan heb, zou ik het niet kunnen opbrengen om uit mijn bed te komen om vulmiddel te zijn tussen platen en reportages. Ik wil interessante dingen vertellen, iets in beweging zetten.

Toch was De bende van Einstein een poging om Radio 1 te verjongen, om een nieuwe generatie de kans te geven. Is het…

PEETERS:… uit bloedarmoede dat ik hier nu weer zit? Omdat ze niemand anders vinden? Omdat goede presentatoren blijkbaar niet zo dik gezaaid zijn?

Dat zeg jij.

PEETERS: Ik vraag het me af. Ik hoef niet zo nodig op de voorgrond te staan. Echt, ik vind het prima om in de luwte te werken. Ook al is er die bizarre fixatie dat je aanwezig moet zijn om mee te tellen. Wat kan het mij verdommen of ik meetel? Of wat mensen van mij denken? Vorig jaar heb ik me rot geamuseerd met mijn reeks over de Eerste Wereldoorlog. Ik werkte op mijn ritme, ik had tijd om te praten met mensen, ik moest ’s morgens niet elke dag om zes uur opstaan om naar Brussel te rushen. In dat opzicht heb ik een stap teruggezet. Ik doe weer iets wat ik al zo vaak gedaan heb. Maar ja, ik stel ook vast dat er geen volgende generatie klaarstaat, behalve hier en daar een wonderboy als Dennis van den Buijs. En bij Studio Brussel vind je ze ook wel. Vincent Byloo bijvoorbeeld. Dat is misschien logisch. Toen ik pas van het RITS kwam, wilde ik ook liever bij Studio Brussel werken. De zender was pas opgericht. Er ging een prikkelende vernieuwingsdrang van uit. Maar ik zakte voor de muziektest. Bij Radio 1 kreeg ik wel de kans om te groeien.

Is het dat? Moeten nieuwe mensen zich te snel bewijzen?

PEETERS: Mag ik dat even nuanceren? Ik heb theaterregie gestudeerd en de enige radiostudio die ik voor mijn 24e van dichtbij had gezien, was die van Radio Benelux in Paal-Beringen. Dat was amper een professionele studio te noemen. De eerste de beste boer uit het dorp mocht er een programma presenteren. Ik heb inderdaad het geluk gehad dat ik de tijd heb gekregen om te leren, om mijn stem te vinden. Ik zou niet meer weten hoe mijn eerste uitzendingen klonken. Vandaag zou dat van een onaanvaardbaar niveau zijn, maar – en dat is het punt dat ik wil maken – alle mensen die nu radio studeren, doen op school niets anders dan programma’s maken in perfect uitgeruste studio’s. Als je van zo’n school komt, kan het niet dat je nog eens vier jaar nodig hebt om het te leren. Wat ik wel merk: die jonge mensen zijn zeer straf in het vormelijk verknippen en monteren van radioreportages. Maar vorm is niet alles. Op Radio 1 moet het niet alleen goed klinken, het moet ook nog ergens over gaan.

De jeugd is te oppervlakkig?

PEETERS: Maar nee. Jonge mensen hebben vooral geen boodschap aan oude zeuren. Ik denk eigenlijk dat die jonge mannen en vrouwen niet eens dromen van een carrière bij de radio. Of van een job bij de klassieke media.

Dat er geen volgende generatie klaarstaat, is het bewijs van het failliet van de media zoals we ze kennen?

PEETERS: Van de media zoals we ze kennen en van ambities en carrières zoals we ze tot nu definieerden. Ik zie dat bij mijn twee zonen en hun vrienden. Ze wonen nu allebei op kot en hebben geen van beiden behoefte aan een radio. Ze zitten ook nooit voor de televisie, behalve om een film op een USB-stick te bekijken. En toch zijn ze zeer goed op de hoogte van wat er gebeurt en wat er wordt uitgezonden. Ze kijken en luisteren naar wat zij willen wanneer ze dat willen. Tegelijkertijd zie ik jonge mensen ook bewuster omgaan met die permanente druk om uit te blinken. Mijn vader werkte in de mijnen, mijn moeder was verpleegster. Dat wij konden studeren, was hun droom die uitkwam. Ik weet niet of mijn ouders persoonlijke dromen hadden of ambities koesterden. Er was geen tijd om het daarover te hebben. Er moest gewerkt worden. Eens later komen of een dagje overslaan: daar was geen sprake van. Ik vind het schrijnend, hoor, al die dromen die in de knop zijn geknakt. Dat mijn broer, Marnix Peeters, zo goed schrijft en dat ik zo graag voor de radio werk, er moet toch ergens iets genetisch zijn? Maar wat? Geen flauw idee. Mijn familie zat in de mijnen of werkte op het land. Misschien wilde ooit wel iemand van hen een gedicht schrijven, maar dat was niet aan de orde. Van ons werd in beperkte mate verwacht dat we iets bereikten. Ik heb daar nooit in overdreven, maar ik heb het om me heen vaak genoeg zien gebeuren. Mensen die werkten en vergaten te leven. Tot de dood voor de deur stond. Dat je niet hoeft te sterven voor je job, dat lijken onze kinderen beter te snappen dan wij. ‘Mogen we gewoon onder de radar blijven?’, hoor ik ze vragen. Ze willen dat leven niet zomaar laten voorbijgaan. Ik vind dat een mooie keuze, omdat ik zelf aan die druk probeer te weerstaan. Ik heb jarenlang geweigerd om te presenteren. Ik wilde achter de schermen blijven. Dat was voor mij de enige manier om werk en kinderen op een aangename manier te combineren. Ik bewonder het dus wel: durven te kiezen voor minder. Maar ja, dan krijg je natuurlijk geen opvolgers. We zullen dan maar werken tot we zeventig zijn, hé. Zolang mijn stem niet begint te kraken als gek en ik zelf helder genoeg blijf, heb ik daar geen probleem mee.

‘Ik ga een tas soep halen’, zegt ze plotseling. ‘Wil jij iets? Koffie?’ Van de studio lopen we de gang in en slaan we rechtsaf naar de kantine. De dagsoep is ossenstaartsoep. ‘Of ze soms niet het gevoel heeft dat ze in zo’n studio toch maar een beetje in het ijle zit te praten?’, wil ik weten. Ze blaast om haar soep af te koelen. ‘Ik maak radio om gehoord te worden. Waarom zou je het anders doen? Na de helse jaren van Peeters & Pichal vulde ik telkens met een andere gast het ochtendblok in het weekend. Peeters & Partners was het meest frustrerende wat ik ooit gedaan heb. Het was vroeg opstaan, hard werken, je engageerde mensen en buiten een paar vroege fietsers had niemand het gehoord. Nu is dat anders.’ Ze nipt van haar soep. ‘Al vraag ik me ook af wie er tijd heeft om om 11 uur ’s morgens naar de radio te luisteren. Ik moet geloven dat mensen er iets aan hebben. Dat het iets betekent. Dat is van levensbelang. Ik wil mezelf wijsmaken dat ik een beetje de wereld verander, of dat ik mensen op de een of andere manier raak.’

Op weg naar de redactie klampt een vakbondsman haar aan. Ze bereiden een petitie voor tegen de besparingsplannen van de regering, en of ze haar naam niet wil zetten onder de open brief, omdat het nodig is en omdat het anders moet. Ze schudt haar hoofd. ‘Wat zou ik nu open brieven ondertekenen?’ mompelt ze. De actualiteit, bedenk ik me, dat zijn wij. Ook al zien we het niet altijd.

DE BENDE VAN ANNEMIE

Elke weekdag van 10 u. tot 12 u. op Radio 1.

DOOR TINE HENS – FOTO’S KAAT PYPE

Annemie Peeters ‘IK WIL INTERESSANTE DINGEN VERTELLEN, IETS IN BEWEGING ZETTEN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content