Hij schrijft al bijna 20 jaar dancegeschiedenis en wordt ‘de DJ van het volk’ genoemd. Maar nu pas heeft Paul Oakenfold zijn debuutalbum klaar.

Door Peter Van Dyck

‘Bunkka’. Uit op 1/7 (Perfecto/PIAS).

Hij is niet alleen een van de meest succesvolle DJ’s ter wereld. Paul Oakenfold is ook, meer dan hij wil toegeven, een sluwe zakenman en strateeg. De Brit bouwde zijn indrukwekkende carrière heel stelselmatig op. Einde jaren ’70 leerde hij in New York het vak bij de legendarische disco-DJ Larry Levan. Eenmaal terug in Londen werd hij een in hiphop gespecialiseerde A&R-manager bij Champion Records, waar hij Will Smith en Salt n’ Pepa binnenhaalde.

In ’85 begon hij, in navolging van de DJ’s op Ibiza, stijlen door elkaar te mixen. Dat leidde uiteindelijk tot de explosie van de ravecultuur. Ook als producer van Happy Mondays drukte hij zijn stempel op de zogenaamde Madchester scène. Het bracht hem veel respect van het indie-kamp op. Een duurzame connectie met de rockmuziek was het gevolg: Smashing Pumpkins en vooral U2 bestelden remixes bij hem.

Recentelijk veroverde hij Amerika, een land dat lang apathisch reageerde op de dance-revolutie. Het resulteerde in soundtrackopdrachten voor de films Swordfish en Psychoville (met Jude Law en Sadie Frost). Nu, op zijn 38e , debuteert hij met de cd Bunkka eindelijk als artiest.

Hoe groter je reputatie als DJ, hoe moeilijker het werd om met een eigen plaat op de proppen te komen, zo vermoed ik.

Paul Oakenfold: Ja. Maar dat is niet de reden waarom ik er zo lang mee heb gewacht. Ik heb me lange tijd niet comfortabel gevoeld bij het idee van het uitbrengen van een album onder eigen naam. Ik heb met mijn productiepartner Steve Osborne platen onder verschillende pseudoniemen gemaakt, maar dit project schoof ik voor me uit. Achteraf bekeken, vind ik het maar beter zo. Had ik me er eerder aan gewaagd, dan zou het een echte clubplaat zijn geworden. Bunkka moest een brede dansplaat met songs worden.

Er zijn wel meer DJ/producers die momenteel heel songgericht werken, zoals Timo Maas, Luke Slater en Smith & Mighty. Hoe verklaar je die evolutie?

Oakenfold: Ik kan alleen voor mezelf spreken. Mijn vader was een grote fan van The Beatles en Elvis Presley. Ik heb de songs met de paplepel binnen gekregen.

Je hebt enkele verrassende gasten op de plaat, zoals Perry Farrell en Grant Lee Phillips. Al hebben ze allebei op hun recentste soloalbums zelf met beats geëxperimenteerd, dus zo vreemd is het misschien ook weer niet.

Oakenfold: Van Perry ben ik al sinds Jane’s Addiction een fan. Van hem wist ik dat hij met beats werkte – hij DJ’t tegenwoordig zelfs -, maar van Grant Lee’s album heb ik jammer genoeg nog niets gehoord. Grant Lee leerde ik kennen toen ik in Los Angeles aan de soundtrack Swordfish werkte. Hij is een geweldige zanger – RollingStone verkoos hem onlangs niet voor niets tot Best Male Singer Of The Year.

Op een gegeven moment zat ik aan een breakbeat-track te werken en besefte ik dat ik een mannelijke stem nodig had. Ik liep Grant Lee in de studio tegen het lijf. We raakten aan de praat en wisselden ideeën uit. Toen liet ik hem mijn mix van Beautiful Day van U2 horen. Ik stelde hem voor: ‘ Iets dergelijks zouden we samen moeten doen.’Hij maakte een vrij nerveuze indruk, wellicht omdat hij nooit eerder iets in die aard gedaan had. Ik vertelde hem wat voor tekst ik voor ogen had. Het nummer moest gaan over mensen die in beweging zijn en dansen. Ik ben heel tevreden met het resultaat: Motion.

Zo werk ik met die vocalisten: ik geef ze een idee van hoe de song er zou moeten uitzien, laat hen de basismelodie horen en wanneer ze de tekst af hebben, herarrangeer ik de muziek rond hun bijdrage. Nelly Furtado suggereerde ik iets donkers en filmisch te doen. We zaten anderhalf jaar vóór ze bekend werd in de studio. Gelukkig maar, nu zou het veel moeilijker zijn om haar aan de haak te slaan.

Ik vind het contrast tussen Nelly en Tricky op ‘The Harder They Come’ wel mooi. ‘The beauty and the beast’.

Oakenfold: Dat heb jíj gezegd. ( lacht) Hoe ik wist dat ze zo goed bij elkaar zouden passen? Eerlijk: ik had daar geen idee van. Nadat ik Nelly’s stem had opgenomen, heb ik die track een tijdje laten rusten. Toen ik Tricky ontmoette, besefte ik plots dat hij aan dat nummer nog een draai kon geven. Zo werd het nóg donkerder en filmischer.

Dé meest vreemde gast op ‘Bunkka’ is Hunter S. Thompson, de paus van de sensatiejournalistiek. Waar komt zijn stukje ‘spoken word’ op ‘Nixon’s Spirit’ vandaan?

Oakenfold: Dit was ongetwijfeld de meest moeizaam tot stand gekomen samenwerking. Het heeft me zeker zes maanden gekost om hem te overtuigen en uit te leggen wat ik van hem verlangde. Ik besefte dat de jongeren zijn werk wellicht niet kennen, maar Fear And Loathing In Las Vegas is toch wel een begrip. In Engeland is het tegenwoordig een trend om quotes op flyers af te drukken. Ik had gemerkt dat er gretig uit zijn boeken wordt geciteerd. Ik paaide hem aan de telefoon: ‘ Je bent zo’n getalenteerde mens. Je hebt veel te vertellen. Je zegt wat anderen niet durven. Ik vind dat de jeugd met je kennis moet maken.’

Ik denk dat hij de boodschap wel begrepen had, maar eerst wilde hij zijn research doen. Hij heeft zich geïnformeerd over mij. Uiteindelijk hapte hij toe. Ik ben toen naar Los Angeles gevlogen en heb twee nachten met hem doorgebracht en onze gesprekken opgenomen. Het was een verbazingwekkende ervaring. Hij praat in het nummer over de American dream. Richard Nixon heeft die droom aan diggelen geslagen met zijn bedrog. Jonge mensen hebben die grote drang om hun dromen te verwezenlijken. Hoe ouder je wordt, hoe meer je beseft dat de machthebbers die dromen onmogelijk maken. De maatschappij demotiveert je. Dwingt je om je te conformeren. Zelfs als je Nixon niet eens kent, kan je Hunters boodschap begrijpen. Een heel clevere uiteenzetting vind ik het.

Je bent duidelijk gefascineerd door Amerika. Toch heb je jaren gewacht voor je als DJ je pijlen op dat land richtte.

Oakenfold: Ik heb geleerd dat timing een van de belangrijkste elementen in je leven en je job is. Ik ben lang geleden al naar Amerika gegaan, maar toen was het publiek niet mee. I was too ahead of the game. Amerika hinkte achterop in de dance, ik heb gewacht tot het bijgebeend was. Vier jaar geleden dacht ik: nu is de tijd rijp. Ik heb veel opgestoken tijdens de Zoo TV Tour die ik met U2 deed. Hun manager Paul McGuinness vertelde me: ‘ Om in Amerika door te breken, moet je de muziek naar de mensen brengen. Je moet niet verwachten dat zij spontaan naar jou komen.’ U2 heeft hard gewerkt om er te komen en ik wist dat het voor mij niet anders zou zijn. In het begin verdiende ik er weinig of geen geld mee, maar het ging mij om de uitdaging. Nu krijg ik zelfs van Hollywood aanbiedingen om soundtracks te componeren. Daar had ik vroeger nooit van durven dromen.

Ik las dat je, toen je Cuba hebt bezocht, daar illegale party’s hebt georganiseerd.

Oakenfold: We hadden draaitafels en een mengpaneel het land binnengesmokkeld. ( lacht) We hebben er twee party’s georganiseerd: één in een nachtclub en één in openlucht. Dat was best spannend en plezierig. Ik kom graag op plaatsen waar je niet meteen een dance-scene verwacht. Het is leuk om daar dan de boel in de fik te steken. Ik heb zelfs in Alaska een DJ-set gedaan, voor 150 man. Ze konden me geen gage betalen. ‘ Geeft niks’, zei ik. ‘ Dat heb ik ervoor over. Als je mijn vliegtuig en verblijf kunt betalen, ben ik al tevreden.’ Mijn carrière blijft niet duren. Ik moet nú de kans grijpen om al die verschillende culturen te leren kennen.

Op exotische plaatsen draaien, slapen in de jungle… er schuilt een avonturier in je.

Oakenfold: Dat ik met mijn platen de wereld kan rondreizen, is toch onvoorstelbaar? Het is zeker geen vooropgezet plan geweest. Het overkomt me. Je moet weten dat ik me lang niet lekker heb gevoeld in de huid van DJ. Pas de jongste vijf jaar kan ik ervan genieten. Voordien zag ik dat DJ’en als een bijkomstigheid. Een platenlabel runnen, remixen en producties verzorgen: dát was wat ik wilde doen. Draaien stond onderaan het lijstje. Op een dag stond ik op en verzoende ik me met mijn lot. Nu ben ik er dol op en kan ik me niet meer inbeelden dat ik er ooit mee ophoud. Het is fun. Té veel fun soms. ( lacht) Af en toe begint het wat door te wegen. Vandaag Barcelona, morgen Amsterdam. Tot zeven uur ’s ochtends draaien en om één uur ’s middags alweer een vlucht moeten halen: het is heavy. Het is niet allemaal glamour, maar ik zou het voor geen enkel andere job willen ruilen.

Staat de Summer Of Love van ’88 nog altijd aan de top van je DJ-herinneringen? Of vind je het, nu je er afstand van kunt nemen, een overschat fenomeen?

Oakenfold: Je kúnt dat niet overschatten. Daar heeft de hedendaagse jeugdcultuur vorm gekregen. De acid house-beweging was even belangrijk als de punk einde jaren ’70 en de hiphop in de jaren ’80. Maar ik ben geen nostalgicus: ik wil niet meer in detail treden over de uitspattingen in Manchester en Ibiza. Die waanzinnige periode is al genoeg gedocumenteerd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content