‘CLINCH IS TARANTINO, MAAR EVENGOED THE SIMPSONS’

Drie mannen, één locatie, één lijk: dat is Clinch. Roy Aernouts bedacht en schreef de reeks, Wim Helsen schreef mee en Herwig Ilegems regisseerde. ‘Clinch is gruwelijk absurd.’ Laat u verleiden door deze Beckett voor de beeldbuis.

‘Zeg Wim.’

‘Ja, Roy.’

‘Wil je meespelen in een serie die ik aan het schrijven ben?’

Roy Aernouts (35) en Wim Helsen (47) stonden samen op de dansvloer toen Aernouts het vroeg. Het moment was verre van ideaal, de muziek stond te luid, Aernouts – zo besefte hij achteraf – sprong tegen Helsen op zoals een loopse teef wel eens pleegt te doen en de intonatie van zijn vraag deed vermoeden dat het allemaal maar voor de grap was.

Een dansvloer op een vernissage is ook niet meteen de geschiktste plek om precies te vertellen waar je nu al een paar jaar mee bezig bent, eerst alleen, daarna met Herwig Ilegems. Het basisidee klinkt bedrieglijk eenvoudig: er zijn drie mannen, er is een gebeurtenis en er is een lijk. De locaties variëren – in dat stadium – van een eiland voor de kust over een strand tot een lift. De mannen zijn steeds dezelfde, maar het lijkt telkens alsof ze elkaar voor het eerst ontmoeten. Ze hebben geen naam, geen verleden. Het is de taal die het verhaal drijft, een taal die verstrikt raakt in haar eigen logica en die de moraliteit van de wereld als een sneeuwbol door elkaar schudt.

‘Eigenlijk gebeurt er in iedere aflevering ongeveer hetzelfde. Er valt een lijk. Hoe dat lijk valt, is soms goed bedacht, soms grotesk, andere keren ronduit knullig. De kijker weet wat er zal gebeuren. Hij weet alleen niet hoe, en dáár wilde ik mee spelen. Je hebt drie vaste acteurs en een gastacteur. Als die in beeld komt, weet iedereen: hij gaat dood’, verduidelijkt Aernouts.

Maar zo klinkt het simpeler dan het is – bedrieglijk eenvoudig, we schreven het al. Niet voor niets had Aernouts op zijn subsidiedossier de titel ‘Freud meets Tarantino’ gezet. Leg dat maar eens uit, tussen twee nummers op de dansvloer.

‘Tof’, schokschouderde Helsen. ‘Laat het me maar lezen.’

‘Ik stuur het je op’, schreeuwde Aernouts en danste van hem weg.

EEN JAAR LATER KREEG HELSEN EEN e-mail met het scenario. De krachtlijnen waren dezelfde gebleven: drie mannen ontmoeten elkaar telkens op een andere plek. Of ze botsen met de auto op elkaar op een desolaat kruispunt, of ze bieden op hetzelfde huis, of ze liggen in dezelfde ziekenhuiskamer. De drie mannen zouden Helsen, Aernouts zelf en Nico Sturm worden. De controlefreak annex klootzak, de normale en de kinderlijke. Of om het met Freud te zeggen: het Über-Ich, het Ich en het Es.

WIM HELSEN: Ik heb een paar keer luidop moeten lachen toen ik dat scenario las. Dat heeft de doorslag gegeven. Niet dat het allemaal zo goed en perfect was. Dat was ook mijn eerste vraag aan Roy: aanvaard je commentaar? Verdraag je het als ik zeg: deze tekst werkt niet? Mag eraan geprutst worden? Die gelijkwaardigheid en die bereidheid om te luisteren zijn voor mij voorwaarden voor een goede samenwerking.

ROY AERNOUTS: Dat weet je ook als je Wim vraagt, dat hij de tekst naar zijn mond zal zetten. En dat hij daardoor beter wordt. De tekst.

HET IS ZO’N OCHTEND waar alles grijs kleurt. Mist vermengt zich met fijne regendruppels tussen de bomen van het Middelheimpark. ‘Mijn achtertuin’, glimlacht Aernouts. Ook Helsen woont hier vlakbij. De heren leerden elkaar kennen in de coulissen van het Leids Cabaretfestival.

AERNOUTS: Het was 2005. Bert Haelvoet en ik waren, een beetje tot onze eigen verbazing, in de halve finale beland. Om de tijd te vullen terwijl de jury beraadslaagde, trad Wim op. Bert en ik vonden dat zo goed. Je moet weten: we kwamen van de toneelschool. Daar stond men open voor heel veel, als het maar geen cabaret was. Dat was een soort algemeen aanvaarde waarheid: cabaret is de meest minderwaardige vorm van toneelspelen. Dat Bert en ik daar op het Leidse Cabaretfestival stonden, was meer een grap dan een ernstige poging. Maar door Wim namen we dat cabaret van ons wel wat serieuzer. Enfin, die avond zijn we met Wim naar huis gereden.

HELSEN: Ondertussen wonen we in elkaars buurt en badmintonnen we samen. Dat vat onze relatie wel samen.

Clinch doet aan Wachten op Godot van Samuel Beckett denken: het absurde, het doelloze, drie mannen die al pratend hun eigen wereld construeren waarin de gevolgen van wat ze doen en zeggen buiten beeld blijven.

AERNOUTS: Sinds ik op mijn negentiende een verschrikkelijk slechte versie van Wachten op Godot heb gespeeld, is Beckett altijd een referentie voor mij gebleven. Een heel hooggegrepen, onaantastbare referentie, maar ik hou van dat onbestemde, dat inwisselbare. Je vertelt verhalen zonder dat je ze consequent moet doortrekken, je kunt bizarre bochten nemen, doodlopende straten ingaan. Je moet er alleen voor zorgen dat de kijker mee blijft gaan, ook al hebben de personages geen namen. Van zodra je iemand een naam geeft, roep je verwachtingen, sfeer, een achtergrond en een beeld op. Mijn broer heet bijvoorbeeld Kenny. Ik vond dat een heel gewone naam, maar ik merkte dat anderen direct van alles met die naam verbonden. Als ik zei: ‘onze Kenny’, dan moest iedereen meteen lachen en wilden ze weten wie mijn ouders waren, wat die deden. Ik vond dat best bevreemdend. Een naam kan zeer bepalend zijn.

Nu je het zegt: Roy en Kenny…

AERNOUTS: En dan heb je Steve nog, de middelste van de drie broers. We komen nochtans heel gewoon uit Sint-Job-in-’t-Goor. Maar het waren de hoogdagen van de Amerikaanse series, van Dallas en Dynasty, en van de Amerikaanse droom van Bobbejaan Schoepen. Ik vermoed dat onze ouders gedacht hebben: als ze ooit een internationale carrière willen forceren, dan hebben ze alvast hun naam mee.

HELSEN: Dirk, Wim en Jan is het bij ons. Mijn ouders hielden hun dromen duidelijk binnen de grenzen. Misschien Nederland, maar verder moesten we toch niet reiken.

AERNOUTS: Mijn vader heeft zich nooit laten hinderen door grenzen. Ik denk dat je hem het best kunt omschrijven als flamboyant.

HELSEN: Hoe ging dat ook alweer? Er liepen toch geregeld blote vrouwen rond bij jullie thuis?

AERNOUTS: Nu ja, veel. Er liep al eens een blote vrouw rond in het appartement van mijn vader. Vrienden bleven altijd bijzonder graag bij mij slapen. Mijn vader heeft de neiging niets in het leven ernstig te nemen. Werk niet, relaties niet. Ooit was hij opvoeder in een instelling voor mentaal gehandicapte kinderen, daarna richtte hij zijn eigen artiestenbureau op. Hij betaalde geen belastingen, was niet geïnteresseerd in contracten en administratie. Het bureau hield op te bestaan. Dat was een trieste gebeurtenis. Mijn vader trok er zich niet te veel van aan. Voor sommigen in zijn omgeving ligt dat wat anders.

Handelen zonder aan de consequenties te denken, dat zit ook in Clinch. Is de reeks een erfstuk van je vader?

AERNOUTS: Mijn vader is gewoon een fenomeen op zich. Nu nog. Hij is ondertussen zestig jaar, verft zijn haar… Hij is een fiere, trotse man en straalt dat ook uit. Als kind keek ik enorm op naar mijn vader, daarna schaamde ik me voor hem en nu heb ik vrede met hem. De drang om hem te veranderen is weg. Mijn vader is de man die zegt wat hij denkt en zich er niets van aantrekt wat anderen daarvan vinden. Toen hij mijn vriendin voor het eerst ontmoette, nu zo’n tien jaar geleden, vroeg hij haar wat haar moeder deed. ‘Chirurg’, antwoordde ze. Mijn vader keek naar zijn toenmalige vriendin en zei: ‘Doet ze ook borsten?’ ‘Is dat een grap?’ zo las ik in de blik van mijn vriendin. Nee, hij meent dat. Zo is mijn vader. Vreselijk, dacht ik toen. Wat een cadeau, denk ik nu. Vooral omdat ik dat zelf een tijdlang gehad heb: ik kon niets ernstigs nemen. Dat heeft me als acteur lange tijd tegengehouden. Er was die bubbel van de ironie. Ik bewaarde altijd afstand. Dat is natuurlijk makkelijk, altijd alles in het belachelijke trekken. Maar ik heb ontdekt – of geleerd – dat als je wat je doet serieus neemt er een wereld naar boven komt die minstens zo interessant is als het vluchtgedrag van mijn vader.

HELSEN: Wat ik geleerd heb uit Clinch – en ik weet niet of dat een erfenis is van Roys vader – is dat Roy een hekel heeft aan stelligheid. Roy – en hij moet dat maar bevestigen of ontkennen – heeft van jongs af veel weerstand gevoeld tegen allerlei zaken, tegen heel veel soorten menselijk gedrag, maar vooral tegen mensen die zichzelf te serieus nemen. Hij ergert zich aan zelfingenomen mensen die met heel veel overtuiging om het even wat poneren, ook al is dat een stelligheid met luchtwortels. De figuur die ik speel, is zo’n stellige man. Het is een stelligheid die gratuit is, die wat onnozel aanvoelt, maar ze heeft ook iets agressiefs.

AERNOUTS: Geldt dat niet voor iedereen?

HELSEN: Toch niet, Roy.

Het is een stelligheid die tegenwoordig op sociale media floreert, me dunkt, en die jij, Wim, ook graag speelt?

HELSEN: Ik deel natuurlijk die ergernis, maar bij mij werkt het nog anders. Ik vind stelligheid onelegant. Een man als Donald Trump, hoe die zelfs niet geïnteresseerd is in de waarheid van wat hij allemaal beweert. Het toppunt van stelligheid is natuurlijk IS. Dat zijn extreem stellige figuren die geen tegenstand, twijfel of humor toelaten. Speel ik dat graag? Hmm. Ik wil best eens een sukkel of een sul spelen. Een figuur die niet wil domineren.

AERNOUTS: Jij vond dat niet makkelijk, herinner ik me, die stelligheid.

HELSEN: Omdat ik zo niet ben. Tijdens het schrijven vond ik al die gratuite redeneringen van pakweg de rij-instructeur die ik in de eerste aflevering speel makkelijker te verteren dan tijdens het spelen. Ik had soms moeite met mijn eigen personage. Ik had de neiging om te acteren en tegelijkertijd te tonen dat ik aan het acteren was, dat ik het vooral niet was die zus zei en zo dacht. Dat gaat natuurlijk niet. Om het te doen werken, mag je eigen weerstand niet zichtbaar zijn. Maar Clinch is soms gewoon hard.

AERNOUTS: Vind jij Clinch hard?

HELSEN: Hard is misschien overdreven. De drie personages worden niet echt geremd door het gruwelijke, amorele of ongevoelige van hun daden.

Ook dat valt op: Tarantino is nooit ver weg.

AERNOUTS: Tarantino, ja, maar evengoed The Simpsons of de Coen-broers. Voor regisseur Herwig Ilegems was C’est arrivé près de chez vous een referentie. Ik heb die film eens getoond in Noorwegen aan mensen met wie ik iets aan het maken was. Ze vonden dat het gruwelijkste wat ze ooit hadden gezien. Ik had er nooit zo naar gekeken, maar plots zag ik het ook: een kind voor de camera vermoorden, dat is toch het grootste taboe doorbreken. Maar meer dan over geweld gaat die film over het groteske dat behandeld wordt alsof het normaal is. Alsof het doodgewoon is om ledematen in een verhakselaar te stoppen. Ik vind dat een veel interessantere vorm van fictie dan alle films en series die vooral realistisch willen zijn.

HELSEN: Je kunt wel hysterisch doen over al het geweld dat er bij Tarantino te zien is, maar dat sluit niet uit dat mensen zowel goed als gewelddadig zijn. Ook beschaafde mensen die het niet in hun hoofd halen om iets gewelddadigs te doen, hebben gemene ideeën. We tonen dat niet. Het is niet bon ton om daarmee te koop te lopen. Tenzij op Twitter of Facebook. Maar ook daar: als iemand over de schreef gaat, roept dat zeer snel reacties op. Volgens mij kun je enkel reageren op iets als je het ook herkent.

AERNOUTS: Er hangt veel hypocrisie rond geweld. We drukken het liever weg als iets waar we niets mee te maken hebben, als iets van ‘de ander’. Hoe verklaar je anders de opwinding in de Verenigde Staten over het aantal kogels of de hoeveelheid bloed in de films van Tarantino. Het is zo duidelijk overdreven, terwijl je dat moeilijk kunt zeggen van het aantal doden dat er in dat land jaarlijks valt bij schietpartijen. Geweld in film wil men verbieden, maar o wee als je het over restricties op wapenbezit hebt. Dan raak je aan de vrijheid.

HELSEN STREKT ZIJN BENEN voor zich uit en masseert zijn rechterkuit. Die trekt, zegt hij, een gevolg van een sportongeval. ‘Wat dramatischer klinkt dan het is’, verduidelijkt Aernouts. In de lente van 2015 speelde Panenka, het productiehuis van Tom Lenaerts, een partijtje zaalvoetbal tegen Koeken Troef van Bart De Pauw. Het eindigde ermee dat Helsen werd afgevoerd naar de spoedafdeling. Hij staat recht, aait een hond over zijn kop. ‘Wandelen is beter dan zitten’, zegt hij en hij loopt naar buiten om een sigaret op te steken. Aernouts wil nog iets kwijt over dat geweld.

AERNOUTS: Onlangs hoorde ik Jan Verheyen op de radio over de laatste film van Tarantino. Hij vroeg zich af of dat nog wel kon de dag van vandaag, dat lachen met zwarten, die vrouwonvriendelijke opmerkingen en dat makkelijke geweld. Of we dat nog wel moesten doen? O nee, dacht ik, daar botsen we met Clinch waarschijnlijk ook op: mensen die er op die manier naar kijken. Als je dat doortrekt, mogen we alleen nog maar romantische komedies met hoopvolle eindes maken.

Zijn we te puriteins geworden?

AERNOUTS: Ik denk het wel. Maar of ik dan per se taboes wil doorbreken? Nee. Daar ben ik dan weer te laf voor.

HELSEN SCHUIFT WEER AAN en blaast de kou uit zijn handen.

HELSEN: Heeft hij al verteld dat Winteruur er gekomen is dankzij Clinch? Tom Lenaerts belde me op. ‘Wim, kun je per mail bevestigen dat je in Clinch meespeelt? Dan kunnen we het dossier wat officiëler maken.’ Blijkbaar gebeurt het wel vaker dat acteurs mondeling toezeggen, maar uiteindelijk toch afhaken. Als ik ja zeg, is het ja, maar kom, ik wilde dat gerust op mail zetten. ‘Tom,’ zei ik, ‘nu ik je toch aan de lijn heb: ik heb een idee voor een programma.’ Als hij mij toen niet had gebeld, was ik dat een week later waarschijnlijk alweer vergeten. Ik zag zijn gezicht niet, dus ik weet niet hoe hij reageerde toen ik over dichters begon. Ik had Charles Ducal op de radio gehoord. Ik was blijven luisteren omdat ik betoverd was door hoe mooi Ducal formuleerde in dat gesprek. Er zijn veel dichters die dat kunnen. Er zijn ook veel dichters die voor een groot publiek kunnen werken. Poëzie hoeft niet academisch te zijn. ‘Elke dag een dichter op tv’, zei ik, ‘die over een gedicht praat.’ Kijk, ik voel nu weer een beetje van het enthousiasme van toen. Maar ik snap ook dat wat Tom er uiteindelijk van gemaakt heeft meer tv-fähig is. Iedereen heeft een tekst die hem raakt en zo trek je een programma open.’

Dichters op tv, een tv-reeks die zich nergens en overal afspeelt met telkens dezelfde personages: het lijkt wel alsof jullie graag onmogelijke televisie maken.

HELSEN: Misschien moeten we een productiehuis oprichten: De Onmogelijke Televisie.

AERNOUTS: Ik vind dat vooral zeer logische televisie. Het is televisie die vertrekt vanuit de beperking.

HELSEN: Wij zijn geen tv-makers en dan ben je je ook niet zo bewust van de gangbare wetten. Ik vind een goed idee een goed idee, los van of het op tv werkt of niet.

AERNOUTS: Taal is ook gewoon universeel. Neem nu Winteruur. Iedereen heeft zo’n tekst. Echt. Ik herinner me nog heel goed de tekst die mijn muur van ironie doorbrak. Plots kon ik niet anders dan die woorden te laten binnenkomen. Dat was bij Ja van K. Schippers:

‘Ik heb je lief zoals je soms

gelijk een gouden zomerdag bent

nee nee nee

ik heb je lief zoals je bent

nee nee

ik heb je lief zoals

nee

ik heb je lief’

HELSEN: Schoon, Roy.

AERNOUTS: Dat vind ik ook.

CLINCH

Vanaf woensdag 24/2 om 21.45 uur op Canvas.

WINTERUUR

Van maandag tot donderdag na Extra Time of De ideale wereld op Canvas.

DOOR TINE HENS – FOTO’S GUY KOKKEN

Wim Helsen: ‘HOE GING DAT OOK ALWEER? ER LIEPEN TOCH GEREGELD BLOTE VROUWEN ROND BIJ JULLIE THUIS?’

Roy Aernouts: ‘NU JA, VEEL. VRIENDEN BLEVEN IN ELK GEVAL BIJZONDER GRAAG BIJ MIJ SLAPEN.’

Wim Helsen: ‘IK HAD MOEITE MET MIJN EIGEN PERSONAGE. IK HAD DE NEIGING OM TE TONEN DAT IK HET VOORAL ZELF NIET WAS DIE ZUS ZEI EN ZO DACHT. CLINCH IS SOMS GEWOON HARD.’

Roy Aernouts: ‘DOEN ALSOF HET NORMAAL IS OM LEDEMATEN IN EEN VERHAKSELAAR TE STOPPEN. IK VIND DAT VEEL INTERESSANTER DAN AL DIE FILMS EN SERIES DIE VOORAL REALISTISCH WILLEN ZIJN.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content