Een tiendaagse reis doorheen het verwaarloosde driekwart van de wereldcinema. Met Zuid-Korea en Argentinië als opwindende trekpleisters.

cinema novo festival

13 tot 23 maart in cinema Lumière en Ciné Liberty, Brugge. Info op www.cinemanovo.be

Het doel is even nobel als simpel: ‘de niet-westerse auteurscinema in al zijn verscheidenheid de kans geven om gezien te worden door een zo breed mogelijk publiek’. Traditiegetrouw gaat het hier om cinema uit de drie continenten Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Die geografische spreiding zorgt trouwens voor hyperlinks tussen Novo en het gelijktijdig lopende Brussels International Festival of Fantasy Film (BIFFF). Het BIFFF wijst in zijn programma op de tendens tot mondialisering van de fantasy, en vertoont bijvoorbeeld werk uit Chili, Argentinië, Thailand of Indië. Op zijn beurt programmeert Cinema Novo in de sectie Cult-uur niet alleen Bad Guy, een film van de Zuid-Koreaan Kim Ki-duk die in 2001 op het BIFFF voor The Isle een Gouden Raaf kreeg, of Dark Water, Hideo Nakata’s Zilveren Raaf van BIFFF 2002. Neen, in Brugge kunt u ook The Eye van de voorheen in Thailand werkende, Hongkongse Pang-broers gaan bekijken, een van de angsttoppers op het BIFFF 2003.

Het Novo-festival is dus 20 jaar oud, maar het houdt in de huidige editie strak de blik op vandaag gericht. In het verleden ligt wat ooit Derde Cinema werd genoemd, een term ontleend aan een manifest uit het begin van de jaren ’70: ‘Naar een Derde Cinema’, van de Argentijnen Fernando Solanas en Octavio Gettino. Cinema van de Derde Wereld dus, dat driekwart van de wereld dat niet tot de zogenaamde Eerste of de Tweede Wereld behoorde, respectievelijk het kapitalistische Westen of het communistische Oostblok. Kolonialisme, imperialisme, nationalisme, racisme, seksisme, klasse, cultuur, religie, gewapende strijd, corruptie, ontwikkeling en onderontwikkeling werden thema’s van die Derde, ‘nieuwe’ cinema, uitgedragen door filmhistorisch belangrijke figuren als de Indiër Satyajit Ray, de Braziliaan Glauber Rocha, en anderen.

Tiermondisten, zo noemde men de lieden die zich solidair verklaarden met Derde Wereld en Derde Cinema. Een handvol van hen begon in 1984 in Brugge aan het Derdewereldfilmfestival, gesteund door de stedelijke Derde Wereldraad van Brugge (in Nantes hadden de broers Philippe en Alain Jalladeau al in 1979 het Festival des 3 Continents opgezet). Pioniers van dienst waren Georges Micholt en Jan De Clercq, die na deze editie afscheid van Novo neemt. Voor men het goed en wel doorhad, was er in 1989 een vzw Derde Film en werd de festivalnaam in 1991 omgedoopt tot Cinema Novo.

Derde Wereld en Derde Cinema zijn heden zo goed als anachronismen, en de state of the art is in de Drie Continenten erg ongelijk. De Zuidoost-Aziatische film, die op meer plaatsen dan in Japan of Hongkong op een heuse industrie en propvolle kassa’s kan rekenen, is bezwaarlijk nog samen met Afrika of Latijns-Amerika in één categorie onder te brengen. De Afrikaanse film is op sterven na dood, de Latijns-Amerikaanse her en der in volle expansie. Is het pure geestdrift voor ‘auteurscinema’ die het Westen tot hulp in distributie en productie drijft? Het belang van het Nederlandse Hubert Bals Fonds kan in dat verband niet genoeg worden benadrukt. Genoemd naar de stichter van het Rotterdam International Film Festival heeft het HBF sinds de oprichting in 1988 financiële hulp geboden aan meer dan 375 projecten in Azië, het Midden-Oosten, Oost-Europa, Afrika en Latijns-Amerika.

De competitie is het hart van Cinema Novo, dat in stijl opent met Springtime in a SmallTown, de comeback na tien jaar van Tian ZhuangZhuang, maker van The Blue Kite (in zijn algemeen programma blikt het festival terug op voorbije releases of gunt het u zelfs enkele avant-premières, zoals het onder voorbehoud aangekondigde Hero, het langverwachte krijgskunstenepos van Zhang Yi-mou). Dit jaar zijn er acht in België onuitgegeven films die naar de Karibuprijs dingen, een distributiepremie voor wie de film in België uitbrengt. Naast deze hoofdprijs, uitgereikt door een onafhankelijke jury, geeft een jongerenjury haar Amakourouprijs aan een regisseur.

Een beetje tekenend voor de miserie van de Afrikaanse film, is dat er geen enkele van het geplaagde continent in de competitie zit (vermeld mag wel dat in de kleine sectie Africalia een Algerijnse film van Yasmina Bachir is te vinden, Rachida, die met de steun van Brugge 2002 en Novo werd gerealiseerd). Op twee Argentijnse films na wordt de competitie bovendien helemaal gevuld door Aziatische films.

Voor zijn derde film Oasis kreeg de Zuid-Koreaan Lee Chang-dong een Speciale Prijs voor Regie in Venetië 2002. De prent over de sociaal onmogelijke toenadering van een ietwat lichthoofdige ex-gevangene en een extreem spastische vrouw, beiden een blok aan het been van hun familie, is tegelijk rauw en poëtisch zacht. Het in China verboden Cry Woman ( Kuqi de nuren) van Liu Bing-jian is een aardig bijtende, met humor en pijn gevulde omkering van het Chinese realisme. De protagoniste is een door tegenslag achtervolgde jonge vrouw die koppig weigert een slachtoffer te zijn en een professionele rouw- en huilster wordt. De Argentijnse vertegenwoordiging in de competitie heeft een voltreffer van formaat met het sombere ElBonaerense van Paolo Trapero, een indringend, in harde kleuren en diepe zwarten gevat portret van een arme sloeber die dankzij de lange arm van zijn oom bij de ‘Bonaerense’ aan de slag kan: het politiekorps van Buenos Aires, waar corruptie, alcohol en geweld het systeem uitmaken. Vrij van oordeel en sentiment, is dit opmerkelijk zelfzekere, brutaal sensuele cinema.

Novo 2003 laat in de sectie Focus zijn oog trouwens vallen op Argentinië, een land dat in een soort van kapitalistische hel zit, maar cinematografisch bloeit (al heeft de supercrisis beslist gevolgen voor de productie). Sommige filmmakers opereren als independents, zoals Trapero of de piepjonge Luis Ortega, die met het aandoenlijke Caja Negra een staaltje van quasi-zoölogische observatie van een familie in een urbaan niemandsland brengt. Andere, meer gevestigde waarden werken binnen de bestaande industrie, zoals Carlos Sorin ( HistoriasMinimas) of Luis Cesar D’Angiolillo ( Potestad).

Minstens zo opwindend als de competitie is de sectie Cinema Vivo, met liefst 13 inzendingen. Daarbij zit één van de drie Tiger Awards uit Rotterdam 2003: Jealousy Is My Middle Name van debutante Park Chan-Ok uit Zuid-Korea, een minutieus beheerste, absorberende studie van een student die bewust een baantje neemt bij de man die zijn vriendin afsnoepte. De Bengaalse dichter-romancier Buddhadeb Dasgupta, die eerder al verbijsterde met The Wrestlers, borstelt met A Tale of a Naughty Girl tegen de grauwe achtergrond van de prostitutie een bedwelmend sprookje. Bijzonder mooi verbeeld is ook Marooned in Iraq ( Gomgashtei dar Aragh), een absurdistische, muzikale roadmovie over twee Koerdische broers die met hun vader, een magisch zanger, een queeste naar diens ex-vrouw ondernemen tegen de achtergrond van Saddams repressie. De film won de Golden Plaque Award in Chicago 2002, maar regisseur Bahman Ghobadi ( A Time for Drunken Horses) wees de prijs af omdat de VS-overheid hem een visum had geweigerd, enkele weken nadat ook al Abbas Kiarostami de toegang tot New York was verboden. Gastvrije jongens, die Amerikanen. Uit het gretig experimenterende Thailand komt Mon-rak Transistor, muzikale melo-kitsch tussen lach en traan. En vanuit Mexico stuurt Arturo Ripstein, koning van het surreële melodrama, ons La Virgen de la Lujuria, een no exit van droom en obsessie rond een kelner, een hoertje en een gemaskerde worstelaar. Cinema Novo hyperlinkt hiermee weer naar Brussel en zijn retrospectief van de cine fantastico mexicano. Rest u nog enkel af te zakken naar Brugge, dat tien dagen lang even niet la morte is.

Door Jo Smets

Derde wereld en derde cinema zijn anachronismen. Op twee argentijnse films na vullen Aziatische producties de competitie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content