Achttien jaar proberen door te breken als artiest, er niet in slagen, een nummer schrijven over de mislukking en net dáármee een hit scoren: beter kunnen wij ironie niet definiëren. Het verhaal achter Marco Z’s I’m a Bird.

Als Hasselaar Marco Z (32) – met de Z van Zanetton – in I’m a Bird zingt over ‘making plans for conquering the world with my latest brand of indie rock’, mag u dat letterlijk nemen. De man die u van één nummer kent, heeft een heel parcours afgelegd. Geen Limbomania of Rock Rally sinds 1998 of hij was erbij: eerst solo als Marco Zanetton, dan als The Fruitsons, Superbox, Marco Z & The Cosmopolitan Cowboys en – volgt u nog – Berriegordies. Altijd was het een verhaal van net niet. Hij scoorde een voorzichtig StuBru-hitje met Sissy Boy, maar het stopte daar. Hij nam een single op met Ed Buller, de producer achter Suede, maar zag de band splitten. Hij haalde de finale van de Rock Rally 2008, maar miste het podium. Een zoveelste artiest die verzandt in een bestaan van demo’s, voorprogramma’s en jeugdhuizen, het leek het verhaal van Zanetton te worden. Léék.

MARCO ZANETTON: Na die laatste Rock Rally, een jaar of vier geleden, zat ik in het repetitiekot boven de schoenmakerij van mijn vader de balans op te maken van mijn leven. Ik was 28. Mijn vrienden hadden een professionele carrière, de wereld rondgereisd, een gezin gemaakt en een huis gebouwd. En ik, ik had al die tijd muziek zitten maken, de naïeve droom achterna die ik sinds mijn veertiende had. In de twintig minuten dat ik dat overpeinsde, is I’m a Bird eruit gefloept. Dat zinnetje ‘ The times I’ve wasted’: daar gaat dat nummer over. Ik heb veel tijd verloren met muziek maken, terwijl iedereen om me heen zijn leven leefde. Ironisch genoeg is het net dát lied dat dan opgepikt wordt.

Wanneer had je door dat het nu wel leek te lukken?

ZANETTON: Toen Q Music I’m a Bird in hun playlist opnam, had ik door dat dit iets speciaals was. Maar het echte what the fuck-moment kwam een paar dagen later, toen een of andere Justin Bieber-lookalike zijn geplaybackte clip ervan online zwierde. Mijn stem was verhoogd om als een kind te klinken, het hele nummer had hij gelipsynct met beelden van zichzelf. Dát was het moment waarop ik dacht: dit is iets anders. (Lacht) Zo was mijn muziek nog nooit onthaald.

Na achttien jaar lukt het nu wel. Enig idee hoe dat komt?

ZANETTON: Ik kan wel wat redenen bedenken. Als je achttien jaar lang nummers schrijft, word je daar beter in. Als je voor de zoveelste keer de studio induikt, weet je preciezer hoe je wil klinken. En dat we hard gewerkt hebben aan de clip, zal er ook wel iets mee te maken hebben. Maar als ik heel eerlijk ben, is het in de eerste plaats chance. Chance dat producer Luuk Cox met mij wilde opnemen in Malta. Chance dat een ex-lief I’m a Bird naar een kennis bij Radio 1 stuurde. Chance dat de programmator erdoor gecharmeerd was. En chance dat Universal het nummer op de radio hoorde en mij belde. Een hit scoren heeft vooral veel met geluk te maken.

‘Zonder dat ik het doorhad, was ik materiaal aan het verzamelen’, zeg je in je bio. Voelt ‘The Ordinary Life of Marco Z’ als een culminatie van de voorbije achttien jaar?

ZANETTON: Toen ik begon met songs schrijven, dacht ik dat ik later over het rock-‘n-rollbestaan zou zingen. Alle excentrieke mensen die ik zou tegenkomen, alle dolle verhalen van het leven onderweg. Ik had nooit gedacht dat ik zou schrijven over de administratieve taken in een nine-to-fivejob, doelloos surfen op het web omdat er niets op tv is of eenzaam tokkelen op een zolderkamer. En toch is dat waar deze plaat over lijkt te gaan. De saaiheid van mijn eigen bestaan. (Lacht) Dus ja, achteraf kan ik stellen dat mijn hele leven in één rechte lijn naar deze plaat heeft toegewerkt.

‘This ain’t the town for rocking too loud’, zing je. Ontwaren we daar een Springsteencomplex?

ZANETTON: Hasselt is het New Jersey van de Belpop. (Lacht) Ach, het is hier geen slechte plek om te wonen, maar het is niet dat je hier alle dagen geprikkeld wordt. Op de plaat cover ik Pogo van Digitalism. In zijn originele versie een prima dansplaat voor zaterdagavond, maar in mijn interpretatie krijgt je meer het gevoel: ‘Het is zaterdagavond, ik wil dansen, maar ik weet niet waar, en blijf dus maar binnen.’ Dat is Hasselt voor mij. Je zou dat een Springsteencomplex kunnen noemen, ja. Een kleintje. (Lacht)

Je behoort tot een derde generatie ingeweken Italianen. Liggen je roots ook daar?

ZANETTON: Ik ben heel Italiaans opgevoed. Mijn moeder was een echte mamma die thuis voor de kinderen zorgde. Mijn ouders spraken Italiaans tegen mijn broer en ik, we keken naar de Rai, gingen op vakantie naar Italië, aten pasta en vlees apart. Muzikaal ben ik grootgebracht met klinkende namen als Gianni Morandi, Adriano Celentano en Lucio Battisti – een mix van de traditionele Italiaanse pathosmuziek en de rock-‘n-roll van de sixties. Die melodieën zijn me altijd bijgebleven. Toen ik later ging rebelleren en gitaargroepen ontdekte, ben ik altijd daarnaar op zoek gegaan: een goede melodie en een goede song. Mijn echte muzikale roots liggen bij artiesten als Dinosaur Jr., The Lemonheads en Buffalo Tom. Bands die in jeans en hemdjes optraden en hun eigen ding deden. Ik was veertien toen ik zag dat het zo óók kon. Je hoefde geen Bon Jovi of Michael Jackson te zijn om muziek te maken: plots leek het muzikantenbestaan een stuk haalbaarder. De wereld rondtrekken met mijn gitaar: zo zag ik mijn toekomst. Naïef, maar het heeft me wel gebracht waar ik nu ben.

Tot slot: in google duikt ook ene Marco Z. op, in april veroordeeld voor gesjoemel. Enige verwantschap?

ZANETTON: We delen dezelfde voornaam en de eerste letter van onze familienaam, maar daar stopt het. Gelukkig maar. (Lacht)

THE ORDINARY LIFE OF MARCO Z

Uit op15/5 bij Universal.

DOOR GEERT ZAGERS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content