CECI N’EST PAS LE CHARLATAN

© JEF BOES

Het is niet het verhaal van de Charlatan. En het is niet níét het verhaal van de Charlatan. Niet dat dat er zo veel toe doet: Belgica, Felix van Groeningens vijfde en beste film, gaat sowieso over meer. ‘Welkom in uw favoriete oord van verderf!’

Kom je hier ooit nog?”Het is nu al even geleden. Sinds ik in Antwerpen woon, passeer ik hier nog zelden’, zegt Felix van Groeningen. ‘En zeker niet op een uur als dit.’ Het is maandagvoormiddag, iets te vroeg naar ieders goesting, en we staan in café Charlatan in Gent. Het café draagt de sporen van een druk weekend. Op de bar staan her en der kwartvolle glazen bier. Op de vloer liggen platgedanste sigarettenpeuken. Maar het is vooral de geur die het ‘m doet. Weinig geuren zo herkenbaar als de verschraalde walm van een danscafé bij ochtendlicht, wanneer de kleurenspots gedoofd zijn en de krukken op tafel staan. De geur van koppijn en te weinig slaap. Maar ook: van een fijn feest de avond voordien.

‘Dat is alvast nog hetzelfde gebleven’, zegt Van Groeningen.

‘En voor de rest?’

‘Het is hier wel wat veranderd. Groter vooral.’ Hij houdt zijn armen een meter breed en stap de rode zijmuur af. ‘Dit stuk was er in het begin niet. Dat is er later bij gekomen, samen met de zaal achterin.’ Hij wijst naar de rookkamer, waar Gainsbourg van op een poster toekijkt. ‘En dat was vroeger de ingang van het woongedeelte.’

Met ‘vroeger’ bedoelt hij eind jaren tachtig, toen zijn vader Jo van Groeningen ‘het oudepetencafé’ – dixit Luc De Vos – op de Vlasmarkt overnam. In het daaropvolgende decennium bouwde zijn vader het, samen met een collega, uit tot de Charlatan, Gents favoriete oord van verderf, terwijl zijn jongste zoon alles van op de eerste rij meemaakte. ‘Voor ik de bus naar school nam, dronk ik hier een warme chocomelk’, zegt Van Groeningen. ‘Na school zat ik hier een uur of twee te wachten met een icetea tot ik met mijn vader mee naar huis ging. Ik heb hier gewoond. Ik ben hier uit geweest. Ik heb hier gewerkt. Ik heb hier veel beleefd.

‘En hier heeft zich een van mijn meest levendige herinneringen afgespeeld’, zegt Van Groeningen. Hij is naar de bar gestapt, staat er nu midden voor. ‘Het was tijdens de Gentse Feesten en er stond een beer van een vent, hier op deze plek. Iedereen had schrik van hem. Woeste blik in zijn ogen. Zelfs de portiers durfden hem niet aan te pakken. Wij stonden met vijf rond hem – we moesten er als team tussen vliegen als er iets gebeurde. En mijn pa, zeker geen brede, zegt ineens: ‘Nu is het genoeg geweest’, hij pakt die vent bij zijn nek en sleurt hem het café uit in de richting van een flikkencombi, terwijl wij met vijf aan hem hingen – ik geloof dat ik in zijn arm aan het nijpen was. Dat mijn vader dat deed, vond ik waanzinnig stoer.’

Als u straks een déjà vu krijgt: het is een beeld dat min of meer in Belgica zit, Van Groeningens vijfde film, het verhaal van twee broers, gespeeld door Tom Vermeir en Stef Aerts, die samen een café beginnen. De ene is cafébaas en wil een gezinsleven, de ander heeft een gezin en wil cafébaas zijn. Hoe meer de Belgica uitbreidt, hoe meer de twee uit elkaar groeien. Alles wat tot hiertoe over de film is verschenen, benadrukte dat Belgica niet het verhaal van de Charlatan is. Er is daar ook geen enkele scène opgenomen – alles werd gedraaid in café Afsnis, tweehonderd meter verderop. Alleen is het onmogelijk om niet aan de Charlatan te denken als je de film ziet. En dan vooral niet aan de broers Gerald en Joris Claes, die in 2000 het café kochten van Jo van Groeningen – en niet alleen omdat Stef Aerts met een dichtgeplakt oog rondloopt.

Op zich doet dat er ook niet zo veel toe. Van Groeningens vijfde is misschien wel zijn beste. Belgica is een trip door het nachtleven geworden, voortgestuwd door de fantastische soundtrack van de gebroeders Dewaele. Feestscène na feestscène. En net wanneer je je afvraagt waar Van Groeningen eigenlijk naartoe wil, brengt hij het geheel netjes samen. Of het nu het verhaal is van de Charlatan of niet: Belgica is sowieso veel meer – ook voor mensen die niet weten wie of wat ‘Tjoeleboele’ is. Belgica zegt iets over het hedonisme van het nachtleven. Over de illusie van absolute vrijheid. Over broers. En vooral: over hoe het leven je verwachtingen inhaalt wanneer je wat ouder wordt. Zodra de aftiteling loopt, zweer je de geur van koppijn en te weinig slaap te ruiken.

‘Hoe het leven je verwachtingen inhaalt? Wat betekent dat?’ vraagt hij.

‘Weet ik ook niet precies. Maar het klinkt wel goed.’

Wanneer wist je dat hier een film in zat?

FELIX VAN GROENINGEN: De eerste treatment heb ik in 2011 geschreven, nog voor The Broken Circle Breakdown (2012), maar ik liep al veel langer met het idee rond. Ik denk dat ik voor het eerst aan een film heb gedacht toen Gerald en Joris het café hadden overgenomen – dat moet tussen 2000 en 2005 geweest zijn. Sowieso waren dat twee bijzondere types. Gerald kende ik nog van de filmschool. En dan stapte Joris eruit en ging Gerald verder. Die breuk tussen twee broers: dat was zo’n bijzonder verhaal om iets mee te doen.

Dat was ook de periode waarin ik met een andere blik keek naar wat ik zelf in dat café had meegemaakt. Afstand is alles, zeker wanneer je er met je neus zo op hebt gezeten als ik. Zoals ik al zei: toen mijn vader het kocht, was het een klein cafeetje. En zes jaar later was het plots dé hippe club van Gent. Maar tegelijk was dat het grote drama. Mijn vader was de Charlatan begonnen uit idealisme – hij wilde een plek creëren waar absolute vrijheid heerste. En dan stel je op een dag vast dat je kot niet meer is wat je op het oog had. Dat het personeel met walkietalkies rondloopt, dat er camera’s hangen en er portiers voor de deur staan. Hij kon niet anders: hij moest de drugs en de agressie buiten houden. Je wilt niet, maar je moet. Dat dilemma intrigeerde mij, hoe de wereld rondom je in je eigen leven ingrijpt.

Voor de duidelijkheid: Belgica is niet het verhaal van de Charlatan?

VAN GROENINGEN: Neen.

Maar het is ook niet níét het verhaal van de Charlatan?

VAN GROENINGEN: Precies. (lacht) Daarom heeft het ook zo lang geduurd voor de film er is gekomen. Van in het begin is dat de grote worsteling geweest – en nu, in de communicatie over de film, nog altijd. Ik wilde niet het verhaal van de Charlatan verfilmen. Op een bepaald moment wilde ik dat de film zich in Brussel zou afspelen – we zijn ginder zelfs locaties gaan zoeken. Ik wilde zo ver mogelijk van de Charlatan wegblijven. Niet alleen omdat de betrokkenen nog leven, ook omdat het voor mij universeler moest zijn. Maar tegelijk ontdekte ik steeds meer dat de authenticiteit van de film uit het verleden van de Charlatan voortkomt. Wat ik hier heb meegemaakt. Wat Gerald en Joris hier hebben meegemaakt.

Het is ook niet dat je dat uit de weg gaat. Het personage van Stef Aerts, de jongste broer, heet Jo, en loopt rond met een dichtgeplakt oog. Wat dan weer heel hard doet denken aan Gerald, die maar één oog heeft.

VAN GROENINGEN: Stefs oog is niet dichtgeplakt. Hij draagt een soort ooglidprothese – en in de close-ups een witte lens. Maar soit, dat is dus precies wat ik daarnet bedoelde: zo’n bijzonder detail als dat oog van Gerald, dat kun je toch niet laten liggen? Ik wilde ervan wegblijven, maar het lukte niet.

Ik geef toe dat het een rare mix is. Het is niet het verhaal van mijn vader, maar veel van de verhalen die hij heeft meegemaakt, zitten er wel in. En het is ook niet het verhaal van Gerald en Joris, maar het verhaal is wel op hun breuk geënt.

Vonden ze dat oké?

VAN GROENINGEN: Ik had hen gezegd dat ik misschien wat kleine anekdotes van hen zou gebruiken. Ze verschoten wel toen ik zei dat de film meer en meer hun verhaal aan het worden was – wat ik ook wel snap. Maar uiteindelijk zeiden ze: ‘We vertrouwen je. Doe er je zin mee.’

Nu we toch de biografische kant aan het uitspitten zijn: Je hebt een zes jaar oudere broer, Seppe, die ook de geluidsman op de set is. Is Belgica ook het verhaal van jullie twee?

VAN GROENINGEN: Er zullen wel dingen van ons in zitten, maar het is zeker niet ons verhaal. Seppe heeft wel een wilde kant – die hebben we alle twee – maar hij is zeker geen Frank. Daar kan ik dan weer heel duidelijk in zijn. (lacht)

Ik vraag het omdat er achteraf altijd een onverwacht persoonlijke dimensie aan je films blijkt te zitten: De helaasheid der dingen (2009) zou er niet gekomen zijn zonder je caféverleden, The Broken Circle Breakdown heb je opgedragen aan je vader…

VAN GROENINGEN:Steve + Sky (2004) ging over mijn eerste lief, en Dagen zonder lief (2007) kwam er nadat ik had vastgesteld dat mijn vriendenkring plots uit elkaar viel en mijn vrienden kinderen begonnen te krijgen.

Op een bepaalde manier lijken jouw films mee op te groeien met jou. Elke nieuwe film is een nieuwe levensfase.

VAN GROENINGEN: Daar kan ik me iets bij voorstellen, ja.

Wat is die van Belgica dan?

VAN GROENINGEN: Ik vreesde al dat je dat zou vragen. (lacht) Dat is een moeilijke. Ik weet het zelf niet. Ik ben niet heel hard bezig met zo over mijn films na te denken. Het enige wat ik kan bedenken, is een soort schrik voor het establishment. Die angst voor de gevestigde orde die in de film zit, dat heb ik de voorbije jaren ook wel wat gehad.

Hoe bedoel je?

VAN GROENINGEN: Nogmaals, ik ben er zelf niet zeker van, maar toen The Broken Circle uitkwam, realiseerde ik me dat de mensen mij niet meer zagen als een jonge filmmaker. De film werd plots ‘de nieuwe Felix van Groeningen’ genoemd. Ik kreeg het krediet niet meer van een beginnende regisseur – het hele Oscar-verhaal heeft de perceptie behoorlijk veranderd, maar in het begin leek de film geen winner te worden. En ik dacht: ‘Allé! Komaan! Ik ben geen vijftig, he!’ Ik weet niet of Belgica daar een reactie op is, maar dat is wel iets dat me verbaasd heeft.

Filmisch lijk je ook terug te keren naar je begindagen. Veel meer dan een opvolger voor The Broken Circle af te leveren, grijp je terug naar de sfeer van Steve + Sky, je debuut.

VAN GROENINGEN:The Broken Circle Breakdown was iets klassieker: ik wilde terug naar de rock-‘n-roll. Toen ik de eerste versie van Belgica schreef, herkende ik de truken die ik in The Broken Circle al gebruikt had. Ik had het gevoel dat ik iets aan het doen was dat ik al kon. Het was te netjes. Te proper. De enige regel bij Belgica was dat er geen regels waren. Het moest een film worden waarin scènes van vijf minuten konden zitten. Een film waarin alles kon.

Qua gevoel keert Belgica terug naar vroeger, maar als regisseur ben ik ondertussen geëvolueerd. Steve + Sky was meer een stijloefening, als ik er nu op terugkijk. Ik had veel andere films bekeken en dat zie je eraan. Vincent Gallo’s Buffalo ’66, Steven Soderberghs The Limey, Wong Kar-wai: de invloeden liggen er nogal dik op. Steve + Sky was ontdekken wat je als regisseur fijn vindt en daar iets mee doen. Met Belgica hebben cameraman Ruben Impens en ik in de eerste plaats ons ding gedaan. Wat niet wil zeggen dat we niet van andere films gepikt hebben.

Mag ik gokken?

VAN GROENINGEN: Doe maar.

Mean Streets van Martin Scorsese?

VAN GROENINGEN: Ha! (lacht) Er is wel één ding dat van Mean Streets komt. Als Boris Van Severen de Belgica binnenstapt met twee vrouwen aan de arm, is dat een knipoog naar Robert De Niro’s entree, op de tonen van Jumping Jack Flash van de Stones. Maar verder heb ik niet naar Mean Streets teruggekeken. Fantastische film, maar eigenlijk is hij niet helemaal af. Vroeger vond ik dat stoer, maar nu is dat toch niet meer waar ik naar op zoek ben. Het mag vuil zijn, maar het moet wel rond zijn. Ik merk dat ik dat het fijnste vind.

Ik heb Belgica eens omschreven als Un prophète meets Spring Breakers, wat wel een beeld schetst, maar eigenlijk hebben die twee films er weinig mee te maken. De grootste inspiratie was waarschijnlijk La vie d’Adèle, een aaneenschakeling van ongelooflijke scènes die maar blijven duren. Heel inspirerend.

Je lijkt ook een zelfde aversie voor plot te hebben. Belgica is niet gestructureerd rond het verhaal, maar rond de personages.

VAN GROENINGEN: Precies. La vie d’Adèle lijkt wat te kabbelen, maar als je het ontleedt, zit dat scenario retestrak in elkaar. Het is een verhaal waarin personages zich tot elkaar verhouden en evolueren. En dat is allemaal glashelder. Pure plot interesseert mij niet geweldig. Dat hebben we ook in de montage van Belgica gemerkt. Bijna alle stukjes plot die ik in het scenario geschreven had, zijn op de snijtafel gesneuveld.

Er was een scenario?

VAN GROENINGEN: Jazeker. (lacht)

Het is niet als kritiek bedoeld, maar het lijkt alsof je een hoop scènes hebt gedraaid en dan met monteur Nico Leunen in de montagecel bent gedoken.

VAN GROENINGEN: Eigenlijk zijn we vrij dicht bij het scenario van Arne Sierens en mij gebleven. Ik had op de set nooit het gevoel dat ik het niet meer onder controle had. Ten tijde van The Broken Circle maakte ik me veel meer zorgen. Kanker, een kind dat sterft, geloof, country: ik dacht dat ik dat nooit samen zou krijgen. Toen we die film aan het draaien waren, had ik echt nachtmerries.

Ik denk dat het voor iedereen op set wel duidelijk was wat Belgica moest worden. Alleen Stef Aerts had het wat moeilijker. Hij liep de hele tijd met die oogprothese rond, daar word je gek van. En drie weken voor we gingen draaien, hebben we beslist om de twee broers Koksijds te laten spreken, het dialect van Tom Vermeir, maar Stef heeft alle tekst fonetisch moeten instuderen. Op voorhand wilde hij zich enorm graag in zijn rol smijten, maar op de set bleek hij ineens in dat keurslijf te zitten. Hij kon niet improviseren. Ik denk dus wel dat hij wat twijfels had, maar ik niet. Het is ook prima wat hij doet: hij is het rustpunt in de film.

Maar nog even over dat monteren: het klopt wel dat Nico en ik hard aan de films monteren, maar dat is niet zo extreem als iedereen denkt. Uiteindelijk hebben we negen maanden aan Belgica gemonteerd – ik denk dat er acht of tien versies van de film gemaakt zijn. In België is dat lang, maar in de States kijkt niemand daarvan op. Het is ook stom om er niet je tijd voor te pakken: montage is niet de grote kost. Het is ook nodig. Een film over drank, drugs en het nachtleven: als je niet oplet, ben je snel uitgepraat. We hadden ook 130 uur materiaal gedraaid: dat is heel veel. Het was vooral een kwestie van details juist krijgen. Pakweg de openingsavond van de Belgica, waarin De Propere Fanfare van de Vieze Gasten door de zaal trekt: alleen al aan die scène heeft Nico twee weken gemonteerd.

Doorgaans zijn muziekscènes in films een teleurstelling: je ziet dat de figuranten zich voor de dertigste keer op gang hebben moeten trekken en eigenlijk al lang naar huis willen. In Belgica heb je het gevoel midden in het beste feest van het jaar te zitten. Hoe doe je dat?

VAN GROENINGEN: Genoeg drugs geven, hé.

Echt?

VAN GROENINGEN: Nee. (lacht) Het is vooral een kwestie van enthousiasme. Neem nu die scène na de openingsavond, waar het volk tot in de vroege ochtend blijft dansen. Dat was de laatste scène die we die dag draaiden. De figuranten waren de mensen van de fanfare die nog waren overgebleven. Iedereen was al van halfzeven ’s morgens op de set, die mensen waren totaal kapot. Op zo’n moment durf ik de micro te pakken en ‘Komaan, gasten!’ te brullen. En dat werkt: na de draaidag zette iemand de muziek weer op en trok het publiek zich weer op gang. Zelfs als de camera niet draaide, feestten ze verder. Dat is mijn taak op de set: alle omstandigheden creëren waarin er dingen kunnen ontstaan.

Weet je wat het ook is? Bij muziekscènes wordt de muziek vaak afgezet – omdat je anders de dialogen niet goed kunt opnemen – en vragen ze aan de figuranten om te doen alsof er muziek is. En dat zie je. Ik wilde dus dat de muziek zou blijven spelen tijdens het draaien. Ik dacht dan: ‘We fixen dat wel.’ En we hebben het gefixt. Ik vind: je moet alles in functie stellen van wat je wilt bereiken, en niet in functie van wat de techniek toelaat. In film heeft men soms de neiging om voor dat tweede te kiezen. Terwijl je, als je het dan toch probeert, merkt dat het wel lukt.

Het helpt natuurlijk ook als die muziek van Stephen en David Dewaele komt. Met Belgica hebben ze de soundtrack van het jaar afgeleverd.

VAN GROENINGEN: Het leek evident om hen te vragen. Ze hadden de muziek gemaakt voor mijn eerste kortfilm en voor Steve + Sky. Ze hebben de hele transitie van de Charlatan zelf meegemaakt – niet alleen van café naar club, maar ook van rock naar electronica.

Alleen: toen ik het hen vroeg, hoopte ik dat ze de soundtrack zouden samenstellen en misschien een nummer zouden maken voor de aftiteling. Wat ik niet had verwacht, was dat ze zestien fictieve groepen zouden samenstellen, de volledige styling van elke band zouden verzorgen en dágen aan het ontwerp van elk bandlogo spenderen. (lacht) Echt: de Dewaeles zijn freaks. Elke noot die je in de film hoort, komt van hen. Twaalf december was de film af, tot het laatste hebben ze keihard aan de soundtrack gewerkt – ze zijn zelfs drie dagen teruggevlogen van Mexico, alleen om te mixen. Iets waar ik hen ook heel dankbaar voor ben. De muziek is eigenlijk het derde personage in Belgica.

En wat volgt er nu voor jou? Amerika?

VAN GROENINGEN: Als alles goed gaat, is Beautiful Boy(een productie van onder meer Brad Pitts Plan B, nvdr.) het volgende, ja. Ik ben nu zelf aan het scenario aan het schrijven. In september was alles klaar om te beginnen casten, maar ik heb uitstel gevraagd om nog aan het scenario te werken. Het zat nog niet goed. Ik dacht dat ze dat nooit zouden pikken en mij onmiddellijk zouden vervangen, maar kijk: ze hebben me tijd gegeven. Het is een beetje de omgekeerde wereld.

Ik begin me wel af te vragen of jouw manier van werken ook in Hollywood marcheert.

VAN GROENINGEN: Daarom dat ik daarnet ook zei: ‘Als alles goed gaat.’ (lacht) Sowieso ga ik niet naar ginder om een verhaaltje in te vullen. Als er in een scenario niets zit waar ik kapot van ben, kan ik het niet opbrengen om de film te maken. Filmen kost zo veel energie en het is zo hard afzien: dat is enkel de moeite als je er je ei in kwijt kunt. Waarom zou je daar anders twee of drie jaar van je leven mee bezig zijn?

BELGICA

Vanaf 2/3 in de bioscoop.

DOOR GEERT ZAGERS – FOTO JEF BOES

‘MIJN VADER IS MET DE CHARLATAN BEGONNEN UIT IDEALISME. HIJ WILDE EEN PLEK CREËREN WAAR ABSOLUTE VRIJHEID HEERSTE.’

‘HOE JE DE INDRUK GEEFT DAT DE FIGURANTEN MEEDOEN MET HET BESTE FEEST VAN HET JAAR? GENOEG DRUGS GEVEN, HÉ.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content