VAARWEL, UTOPIE. IN EEN BRILJANTE SURREËLE STUDIE VAN DE SOCIO-PSYCHE, OPGEBOUWD ROND EEN TERREURACTIE VAN DE RODE BRIGADE, DEFINIEERT DE ITALIAANSE GROOTMEESTER MARCO BELLOCCHIO MEI ’68 ALS HET EINDE VAN DE UTOPIE EN BEVESTIGT HIJ ZIJN STATUS ALS EEN VAN DE MEEST INTERESSANTE REGISSEURS VAN EUROPA.

MARCO BELLOCCHIO

MET LUIGI LO CASCIO, MAYA SANSA, ROBERTO HERLITZKA, PIER GIORGIO BELLOCCHIO

VAARWEL, UTOPIE

Buongiorno, notte ****

Rome, 1978. Chiara (Sansa) leidt een dubbelleven: in het ene heeft ze een baantje, een echtgenoot, een familieleven en wordt ze zelfs het hof gemaakt; in het andere is ze eigenlijk lid van de Brigate Rosse, die op een dag de christen-democratische eerste minister Aldo Moro (Herlitzka) kidnappen. Terwijl tijdens de 53 dagen die naar de dood van Moro leiden de mogelijkheden tot dialoog tussen overheden en gijzelnemers afnemen, nemen Chiara’s empathie voor haar begripvolle gijzelaar én haar twijfel over de actie toe.

Wie vorig jaar Bellocchio’s schromelijk miskende Ora di religione (il sorriso di mia madre) heeft gemist, weet misschien niet dat de veteraan van de Italiaanse film zich in het verzet tegen de Berlusconi-samenleving ontpopt heeft tot een van de meest interessante regisseurs van Europa. Met een link naar het door occulte, irrationele mentale toestanden beheerste actie-universum van Ora, waarin de ‘rechtse’ conditie van Italië wordt verbeeld, toont Buongiorno, notte nu de tegenhanger daarvan. Het ‘linkse’ dilemma van de zonen en dochters der heersende klasse die zich geroepen voelen in naam van het volk de burgermaatschappij te bestrijden, wordt aanschouwelijk in een surreële, schizofrene werkelijkheid. Bevrijdend idealisme en open utopie worden in toenemende mate gewurgd in de ‘verduisterde’ claustrofobische flat waar Chiara’s kompanen Moro vasthouden, terwijl de wereld daarbuiten – waar de klassenstrijd en verdrukking in alle hevigheid hoort te woeden, maar waar het volk tot verbijstering van de brigatisti niet rebelleert – verschijnt als een ‘verlichte’ sfeer.

Bellocchio neemt door die desoriënterende nevenschikking schijnbaar standpunt in – er wordt hem verweten Moro te sympathiek voor te stellen, en de manier waarop Chiara via zwart-witdromen van fascistenterreur tegen partizanen tot morele twijfel komt, is bijna een overstatement. Maar via die suggestieve omkering boort hij zich een weg in de meest misvormde macht der verbeelding die uit mei ’68 voortsproot en historisch teruggrijpt naar de oorlog.

Het gebrek aan communicatie dat overal rond Chiara materialiseert en haar in een paranoïde hallucinatie lijkt te drijven, is tegelijk verbaal en visueel (de brigatisti converseren uitvoerig en eerbiedig met de presidente, maar veroordelen hem toch koudweg tot de dood; Chiara spreekt haast niet met Moro, maar in haar blik sluipt de twijfel). Het getuigt van een lichtjes geniaal script (van Bellocchio zelf) dat voor velen allicht té verbaal is, maar dankzij zijn penetratie van verbeelding en inbeelding cinema in de volste betekenis van het woord vat.

Bellocchio speelt ook in op de mate waarin het collectief geheugen van de zaak Moro is bevroren in de bewegende beelden van een schim van een mens die met angstige ogen onder een spandoek voor de ogen van de wereld verschijnt. ‘We zijn allemaal slachtoffers van de cinema’, zei Bellocchio ooit in zijn docu La macchina cinema. Jo Smets

Jo Smets

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content