Met hun broeierige Cormac McCarthyverfilming ‘No Country for Old Men’ verkeren de Coenbroeders eindelijk opnieuw in bloedvorm. Letterlijk: ‘Blij dat we weer wat personages konden afslachten. Zoiets houdt een mens stabiel.’ Een gesprek over genres, roots en idiote kapsels.

We hebben er een tijdje op moeten wachten, maar de nieuwste grand cru van de gebroeders Joel en Ethan Coen is er. In tegenstelling tot hun vorige slapstickkomedies Intolerable Cruelty en The Ladykillers is No Country for Old Men géén gladgepolijste studiofilm, maar hun donkerste en beste werk sinds Fargo: een opwindende, bloedmooi gestileerde neowestern, die gaandeweg tot een melancholisch rootsdrama muteert, twee uur tussen grap en gruwel laveert en bevolkt wordt door onvergetelijke personages die in het Coenpantheon naast Barton Fink, Jerry Lundegaard en The Dude mogen staan.

Vintage Coen dus. En toch blijven de hyperbegaafde broertjes verrassend trouw aan hun geleende bronnenmateriaal, de bestseller van All the Pretty Horses-auteur Cormac McCarthy. Geen scène, dialoog of detail werd gewijzigd. Van het bloedige begin waarin de zwijgzame jager Llewelyn (Josh Brolin) ervandoor gaat met twee miljoen dollar die hij in een met lijken bezaaide pick-uptruck heeft gevonden, over de mysterieuze killer met hogedrukpistool Chigurh (Javier Bardem) die hij dan in het Tex-Mexlandschap achter zich aan krijgt, tot de sombere slotbespiegelingen van sheriff Bell (Tommy Lee Jones), de laconieke wetsdienaar die Llewelyn en Chigurh moet zien op te sporen.

Net als in de filmische roman van McCarthy zijn het gewichtige existentiële topics als geweld, loyaliteit, liefde, principes en plicht die het langzaam van de suspense overnemen en naar het strak gespannen, in dwingende scoopcomposities gegoten oppervlak drijven. Kortom: eindelijk nog eens een topper à la Blood Simple, Miller’s Crossing en Fargo, al hou je dat – als je de nukkige Coens interviewt – maar beter voor jezelf.

Blij met de unaniem positieve reacties?

Joel: Sure. Al leer je dat met de jaren relativeren. Als je eerlijk bent, moet je toch toegeven dat je films maakt voor jezelf. Vinden anderen het goed: prima. Zo niet: ook prima. Zolang we maar een volgende film kunnen maken.

Ethan: (knikt) Goede recensies zijn vooral belangrijk voor kleinere, moeilijk te financieren projecten. Bij een studiofilm maakt het geen moer uit wat er in de kranten verschijnt. Daar zijn het de sterren in je cast en de promocampagne die tellen. Bij een minder commerciële film als No Country for Old Men helpen positieve reacties je echt wel vooruit, zeker als je wil dat je film groot wordt uitgebracht. Ik ben érg benieuwd naar wat ze er in Amerika mee zullen aanvangen. Het is tenslotte een film die zich niet zo makkelijk laat definiëren. Hij is te somber en melancholisch om als actiefilm te worden verkocht, én hij bevat te veel actie en humor om een drama te zijn. Bovendien hebben we deze keer ook géén grote ster à la Tom Hanks of George Clooney. Dat wordt dus weer bedelen straks. (lacht)

Maar jullie zijn nu toch al met drie nieuwe projecten bezig?

Ethan: We zijn altijd met drie, vier verschillende dingen tegelijk bezig. Welke daarvan ook effectief zullen worden gemaakt, blijft onzeker tot wanneer je op de set ‘actie’ roept. Het enige project dat er zeker komt, is Burn After Reading, een komedie – of toch een grappig bedoelde film – met Brad Pitt en George Clooney. De opnames zijn net achter de rug en hij zou eind 2008 in de zalen moeten komen. Waarover hij gaat? Over wat er kan gebeuren als de CIA, de fitnesscultuur en internetdating samenkomen. Don’t ask. (lacht)

Klinkt veelbelovend. Hoe zijn jullie bij het boek van McCarthy gekomen?

Joel: Producer Scott Rudin had de rechten gekocht nog voor het boek in de rekken lag, stuurde het naar ons op en vroeg wat we ervan vonden. We waren meteen enthousiast. Nadien hebben we ook McCarthy’s andere romans gelezen, maar deze sprak ons het meest aan. Het is ook de meest filmische uit zijn oeuvre, zowel qua omgeving, personages als thematiek. Vooral de manier waarop het verhaal geworteld is in dat Tex-Mexlandschap fascineerde me. De ruigheid, het machismo en de melancholie van de personages vloeien gewoon uit het landschap voort. Voor ons is dat enorm herkenbaar. In zekere zin gaan al onze films over de manier waarop mensen door hun omgeving en hun roots worden gedefinieerd.

Ethan: Ook de narratieve strategie is herkenbaar. De voice-overs, de cuts, de dialogen: ze staan al in het boek. Eigenlijk is het vrij formularische pulp fiction, maar dan volledig verwrongen en verminkt, tot het aan het eind plots iets helemaal anders wordt. Iets véél gewichtiger.

Joel: Plus: het gaat om drie personages die op een gelijkwaardige manier aan bod komen, maar elkaar nooit ontmoeten. Als filmmaker was het een grote uitdaging om die dynamiek te doen werken.

Heeft McCarthy jullie daarbij geholpen?

Joel: Nee. Hij heeft een paar keer de set bezocht, maar we hebben nooit over de film gepraat. Ik heb de indruk dat hij er tevreden mee is, maar met Cormac weet je dat nooit helemaal zeker. Hij is nogal schuw en teruggetrokken, moet je weten. Zijn gegrom klonk in elk geval vrij positief. (grijnst)

Ethan: Eigenlijk had hij niet de minste interesse in wat we deden. En vice versa. We lieten elkaar gewoon met rust.

Wat vinden jullie zo fascinerend aan het spelen met genreconventies? Ook deze film schippert tussen melodrama, psychothriller, film noir en western.

Ethan: Daar hebben we niet aan gedacht. Onze ambitie was om het boek zo getrouw en efficiënt mogelijk te verfilmen. Achteraf beschouwd zou ik zeggen dat de term ‘chase movie’ misschien nog het best past.

Joel: ‘A slow chase movie’, zei iemand me. Wellicht als compliment. (grijnst) Ik vond het in elk geval perfect om op de posters te zetten. Het is pulpier dan de meeste McCarthyromans en na een uur besef je wel dat het géén actiefilm is à la Die Hard. Er komt niet eens een clash tussen de good guy en de bad guy. Het ordenende principe van de film verdampt gewoon. Maar zoals we zeiden: dat is niet onze verdienste. Of onze schuld, als je er geen bal aan vindt. Wij volgen McCarthy.

Er zit ook een vleugje Hitchcock in, zeker in het personage van Llewelyn. Zoals hij als onschuldige buitenstaander in een misdaadintrige terechtkomt en door die archetypische Amerikaanse landschappen trekt, deed hij me aan Cary Grant in ‘North by Northwest’ denken.

Joel: (knikt) Precies. Daar heb ik achteraf ook aan gedacht.

Ethan: Eigenlijk zit dat hitchcockiaanse wrongmanthema in al onze films, al is dat analyse achteraf. Misschien zijn we gewoon sadisten. We jagen onze personages op en sturen hen van de regen in de drop.

Denken jullie daar vooraf nooit over na?

Joel: Nooit. We proberen een verhaal te vertellen dat ons interesseert en de rest van de tijd zijn we bezig met de manier waarop we dat willen vertellen en de techniek van shotkeuze, locatie, muziek en noem maar op. Pas na de eindmontage beginnen we onze films te analyseren. Ik weet dat nogal wat mensen vinden dat we overdreven mysterieus doen als er inhoudelijke vragen gesteld worden. Maar één: tijdens het schrijven, filmen en monteren zijn we daar écht niet mee bezig. En twee: we zijn filmmakers, geen psychia-ters. Ik haat het om alles kapot te analyseren. Ik hoef niet alles te begrijpen om van een film te genieten. Wie is Chigurh? Wat is zijn motief? Waar komt hij vandaan? Ook in het boek van McCarthy blijft het wazig en obscuur. Het enige wat ik weet, is dat hij een psychopaat is met een hogedrukpistool en een ridicuul kapsel, en dat je je voor hem maar beter uit de voeten maakt.

Toch even naar de inhoud peilen: zit er een politieke subtekst in?

Ethan: Niet echt. De roman is gesitueerd in 1980, gewoon om ook afstand in de tijd te creëren. Het gaat over schuld en boete, maar niet over gebeurtenissen van nu. Al begrijp ik waar je heen wil.

Joel: I don’t. Waar wil hij heen, Eeth?

Ethan: (richt zich tot Joel) Ik denk dat hij wil zeggen dat de film over het conflict gaat tussen het oude, traditionele Amerika waar Llewelyn – zo’n stoere, zwijgzame Texaan – symbool voor staat, en het kwaad van buitenaf, waar de vreemde indringer Chigurh symbool voor staat. Begrijp ik dat goed? In die zin kun je de titel interpreteren als een soort Bijbelse machostrijd, hoewel het een quote is uit een gedicht van W.B. Yeats. Er zit ongetwijfeld een specifieke politieke dimensie in, omdat het verhaal vragen stelt over de Texaanse roots en moraal. Toch denk ik dat McCarthy het vooral over de menselijke conditie in het algemeen heeft. Het gaat over de strijd tussen goed en kwaad, over morele principes die in de loop der tijden veranderen. Sheriff Bell loopt bijvoorbeeld vaak te tobben over hoe het vroeger was, dat mensen vroeger eerlijker waren en niet zo geobsedeerd door geweld. In zijn hele carrière heeft hij hooguit één crimineel op death row gezet. Nu mag hij in enkele dagen zeker twintig lijken opruimen. Je zou voor minder pessimistisch worden over het menselijke beestje.

Blij dat jullie weer die donkere toer mochten opgaan? Ik bedoel: deze film leunt toch dichter aan bij ‘Blood Simple’ en ‘Fargo’ dan bij speels mainstreamvertier als ‘Intolerable Cruelty’ of ‘The Ladykillers’.

Joel: Eigenlijk wel. We snakten ernaar om weer eens een paar personages af te slachten en het publiek verontrust en gedeprimeerd huiswaarts te sturen.

Ethan: Dood en verderf zijn zo leuk voor een filmmaker. De actie choreograferen, klooien met namaakbloed, je meest perverse gedachten botvieren. Heerlijk gewoon. Het houdt een mens stabiel. (lacht)

Hoe hebben jullie de drie hoofdpersonages gecast?

Joel: Tommy Lee Jones, die sheriff Bell vertolkt, was de eerste die we hebben vastgelegd. We hadden een ervaren acteur van boven de vijftig nodig die zowel melancholie als mannelijkheid kon uitstralen en vertrouwd was met de omgeving. Tommy is afkomstig uit West Texas en woont op hooguit twintig kilometer van het stadje waar de film zich afspeelt, vandaar. Wat Javier Bardem betreft: voor Chigurh zochten we een fysiek imposante kerel met een buitenlands accent. Je moet voelen dat hij niet in die omgeving thuishoort, maar je mag ook niet weten waar hij wél vandaan komt. Vandaar dat we Javier gevraagd hebben zijn Spaanse accent zo goed mogelijk te verdoezelen. Hij is een out-sider, een alien. Maar dan de anti-E.T.

En waar komt zijn idiote retrokapsel in vredesnaam vandaan?

Joel: (lacht) Javier was heel meegaand, maar dat kapsel zat hem duidelijk dwars. Het idee hebben we uit een oude foto van een bordeelhouder uit de seventies. In het begin vond hij het geweldig cool en perfect voor het personage. Tot hij besefte dat hij er ook privé enkele maanden aan vast zat. ‘Hoe geraak ik nu nog van straat’, vroeg hij zich af.

Volgens George Clooney houden jullie ervan om jullie acteurs belachelijk te maken.

Joel: Correctie: we houden ervan om onze acteurs de idioot te laten uithangen – George in het bijzonder. Hij is er ook zo goed in. George is een wandelend karikatuur. Zo knap, slim en getalenteerd dat het belachelijk is. Hij hoeft zich trouwens geenszins geviseerd te voelen. In Burn After Reading is het meest idiote kapsel voor Frances (McDormand, de echtgenote van Joel en de ster uit o.a. ‘Fargo’, ndvr). Alles voor de kunst, zelfs enkele fikse echtelijke ruzies. (lacht)

Jullie diehardfans zullen blij zijn dat jullie de mainstream hebben verlaten. Voelen jullie die druk?

Ethan: Daarvoor hebben we niet genoeg fans, vrees ik. Het is telkens weer hopen dat we uit de kosten geraken. We zijn ook veeleisend. Zelfs als we voor een studio werken, willen we final cut.

Maar films als ‘Fargo’ en ‘The Big Lebowski’ zijn inmiddels toch cultklassiekers?

Ethan: Dat misschien wel. Maar zo veel hebben ze niet opgebracht. Toch niet genoeg om al onze projecten gefinancierd te krijgen. Het zijn ook maar cultklassiekers bij een beperkt publiek, vooral bij mannelijke filmnerds tussen de twintig en de veertig met te veel lichaamsbeharing om sociaal succesvol te zijn. (lacht)

Joel: Dáár moeten we eens een film over maken. Ik bel Clooney straks nog.

Is er met de jaren veel veranderd in jullie samenwerking?

Ethan: Die vraag wordt ons vaak gesteld, gewoon omdat we broers zijn. Men vraagt ons zelden of onze samenwerking met Roger Deakins (hun vaste, lichtjes geniale cameraman sinds ‘Barton Fink’ uit 1991, nvdr) is veranderd, terwijl het in principe om dezelfde intense professionele band gaat. Dat we samen films maken, is toevallig ontstaan. En gezien ik nog steeds geen grote klachten heb over Joel, blijf ik voorlopig met hem doorgaan.

Joel: Mij wordt toch nooit wat gevraagd. (grijnst)

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content