De ene is de Malcolm X van de literatuur, de andere de koning van de poetry slam. Op de vooravond van hun performance op het Spoken World Festival vatten Amiri Baraka en Saul Williams de essentie van de black speech samen in vijf vuistregels. ‘Beledig, maar overdrijf niet.’ En ook: ‘We gaan allemaal door de ik-haat-blankenfase.’

a. ER ZIJN GEEN REGELS

‘Er is enkel jezelf.’ Amiri Baraka (77) heeft het al vaker gezegd. ‘Alles wat ik geschreven, gezegd en gedaan heb, is niets anders dan de vertaling van het gevecht in mezelf om te begrijpen waar ik sta en wie ik ben.’ Er is een anekdote die hij altijd vertelt, over een schoolreis naar de zoo in de Bronx. Het was 1942, Baraka was acht jaar en stond voor het hok van de olifanten. ‘Bah, die beesten stinken’, merkte hij op. De oppasser keek op en antwoordde: ‘Ik ruik dat niet meer. Ik woon in Harlem.’ ‘Ik heb lang geprobeerd zo blank mogelijk te zijn’, aldus Baraka. ‘Op school leerden ze ons vooral dat: je te gedragen zoals een blanke dat van jou verwachtte. Altijd was er die schizofrenie, die vervreemding.’ Hij ging van school af, trok naar het leger en schoolde zichzelf om tot intellectueel. Een zwarte intellectueel in het leger. Een grotere vervreemding was nauwelijks mogelijk. ‘Ik wilde schrijven, dat werd me tijdens die legerjaren duidelijk. Na wat ik nu ‘Mijn Grote Vergissing’ noem, trok ik naar Greenwich Village in New York: om de pure schrijver te worden die ik wilde zijn. Maar ik eindigde als hulpje in een boekenwinkel. Van de opwaartse beweging in de maatschappij waarvan mijn ouders droomden, was niet echt sprake.’ Uiteindelijk werd Baraka – toen nog LeRoi Jones – wel deel van de literaire scene rond de beatniks Jack Kerouac, Allen Ginsberg en William S. Burroughs, maar zoals hij zelf schrijft: ‘Altijd was er die vervreemding.’

‘Mijn ouders waren activisten’, vertelt Saum Williams (39). ‘Ik ben opgegroeid met de erfenis van Baraka, Malcolm X, Larry Neal en Angela Davis. Al voor er Black History Months bestonden, organiseerde mijn moeder intellectuele olympiades met vragen als: ‘Wie kent de meeste zwarte uitvinders? De meeste zwarte schrijvers? De meeste zwarte artiesten van de Harlem Renaissance? Op school leerden we dat niet. Thuis waren het de gespreksonderwerpen aan tafel. Er was geen sprake van dat ik niet bewust zou zijn van wie ik was en waar ik vandaan kwam.’

b. MALCOLM X IS YOUR BRO

‘Niets zo sexy als een boze Malcolm X’, zegt Saul Williams. ‘We hebben allemaal een periode gehad dat we Malcolm wilden zijn. Hij was de stem van het zwarte zelfvertrouwen. Als dertienjarige in New York was ik absoluut zo’n ‘ nigger with attitude’. Ik ontdekte The Dutchman, het toneelstuk van Baraka, luisterde naar de opgenomen speeches van Malcolm X en ondertussen maakte ik op straat het ontstaan van hiphop mee. Allemaal draaide het om hetzelfde: ongetemperde zelfzekerheid. Mensen zouden niet naar een rapper luisteren als hij niet beweerde dat hij de beste rapper ter wereld was. Oké, de meeste overdreven wat met dat zelfvertrouwen, maar het was het idee dat alles mogelijk was en de wereld aan onze voeten lag. Twintig jaar eerder was het bij wijze van spreken nog strafbaar een blanke vrouw in de ogen te kijken; wij haalden er gewoon onze schouders bij op. Natuurlijk: voor ons was Malcolm X vooral een idee. Hij was dood voor we geboren werden.’

Amiri Baraka weet nog precies waar hij was toen hij het nieuws van de moord op Malcolm X vernam. In een boekenwinkel. Voor een boekpresentatie. Met zijn toenmalige vrouw, de Joodse Hettie Cohen. De dood van Malcolm X veranderde alles. Van LeRoi Jones, de behoorlijk succesvolle auteur van poëzie, essays over jazz en theaterstukken, veranderde hij zijn naam in Amiri Baraka. ‘Ik legde mijn slavennaam af’, zegt hij daar zelf over. ‘De man die Malcolm X begraven heeft, gaf me de naam Amiri Baraka.’ Van de literaire scene in Greenwich Village, waar huidskleur schijnbaar onzichtbaar was, verhuisde hij naar Harlem. ‘Als een pionier van een nieuwe beweging. Voor het eerst in mijn leven voelde ik dat ik ergens thuishoorde.’ Van het prototype van de geïntegreerde hippe zwarte kunstenaar met een lidkaart van de beatniks veranderde hij in de zwarte strijder – en nog later in de marxist. Net als bij Malcolm X ging het verder dan burgerrechten, het ging om absolute ontvoogding en eigenheid. Vanaf nu geen poëzie over de liefde meer, vanaf nu ‘poems that kill’, schreeuwde hij in het gedicht Black Art uit 1968. Het was de literaire vertaling van ’the ballot or the bullet’ van Malcolm X. ‘Kings uitspraken – ‘Als er bloed wordt vergoten, laat het het onze zijn.’ – verwierpen wij. We waren bereid een revolutie te ontketenen. Angst wilden we zaaien. Artistieke angst.’

ALLES IS POLITIEK

‘Vooral niet betrokken geraken’, zei de schilder Willem de Kooning ooit tegen Amiri Baraka. ‘Je bent dichter, geen politicus.’ ‘Maar hoe kon ik onbetrokken blijven?’, vroeg hij zich later af. ‘Ik ben zwart.’ Met de oprichting van de Black Arts Movement na de dood van Malcolm X, zou hij definitief besluiten dat politiek en kunst onafscheidelijk zijn. ‘Mijn reis naar Cuba in 1960 was daarvoor essentieel. Ik liep verloren in de Village, gebruikte drugs met Bob Thompson en plots kreeg ik telefoon: of ik meewilde naar Cuba. Ik had geen flauw idee.’ Cuba deed de schellen van zijn ogen vallen. Zijn eigen onbetrokkenheid stak er bleek af tegen de revolutionaire energie die door het land stroomde. Toen hij terugkwam, kreeg de ontheemdheid die hij al die tijd gevoeld had, een naam: zwart zijn in Amerika. ‘Get up and scream’, beukte hij op zijn IBM-typemachine. De zin werd het hart van zijn toneelstuk The Dutchman. Blanke vrienden van toen reageerden geschokt: hij stampte de waanzin van het leven in een overwegend blanke wereld van zich af. Geen gedichten meer over de linkshandigheid van zijn vrouw, wel over zwart zijn in Amerika. Hij las zijn poëzie voor in de cafés van Harlem en later Newark. ‘Je kunt de politiek niet uit de kunst halen. Leven en kunst zijn hetzelfde’, zegt hij daarover. En ook: ‘Literatuur moet het hebben over mensen, over het leven van mensen, over de ziel van mensen, en de manier waarop mensen leven of verplicht worden te leven.’

‘Sommigen beweren dat Baraka zijn literaire talent opofferde aan zijn sociale engagement. Ik zeg: die mensen hebben het écht niet begrepen’, meent Saul Williams. ‘Alles is politiek: van de breedte van je broekspijpen tot de hoogte van je hakken. Een artiest die beweert dat hij niet aan politiek doet, maakt ook een politiek statement. Of een artiest die een song uitbrengt over dansen, drinken en vrouwen versieren, terwijl er buiten een oorlog woedt: politiek statement. Ik beweer niet dat iedere kunstenaar de hort op moet om zijn mening over de politiek te verkondigen. Absoluut niet. Iedere vogel zingt zoals hij gebekt is. Ik ben opgegroeid in een familie van activisten. Het is niet onlogisch dat ik de waarde van kunst afweeg aan de sociale impact en de maatschappelijke betekenis. Ik geloof dat kunst dezelfde kracht heeft als nucleaire energie. Het kan wijs gebruikt worden, maar het draagt ook de totale vernietiging in zich.’

NOEM ZE DUIVELS, NOEM ZE HOEREN

‘We gaan allemaal door een periode waarin we blanken haten. Ik noem het de noodzakelijke fase’, grijnst Saul Williams. ‘Eerst willen we blank zijn, daarna haten we de blanken, en daarna slagen we er meestal in die hele kwestie van zwart en wit te overstijgen. Meestal. Ik heb vrienden van vroeger die op blanke duivels en bitches blijven schelden. Het is een gevolg van het racisme waarmee we allemaal te maken hebben gekregen. Niet zo extreem als Baraka en zijn generatie het hebben ervaren, maar opgroeien in New York in de jaren 80 betekende wel dat de politie je volgde als je een winkel binnenliep. Of dat vrouwen de deuren van hun auto sloten als je langs wandelde. Of dat ze plots hun handtas tegen zich aandrukten. Je weet van jezelf dat je nooit zou stelen, maar zo bekijken de mensen om je heen je blijkbaar niet. Zij zien in elke zwarte een mogelijke dief. Dat is een schokkende ervaring. Dus ja, dan is het bevrijdend om over al die bitches te rappen. Het eerste essay dat ik ooit schreef, ging daarover. Waarom rappers het constant over bitches hebben. Om gehoord te worden. Maar er is een moment waarop je dat moet ontgroeien. In Baraka schuilt nog altijd de rasechte poëet LeRoi Jones. Denk ik.’

Alles is Amiri Baraka verweten. Dat hij seksistisch is, dat hij homo’s haat, Joden haat, blanken haat. Na 9/11 schreef hij een langgerekte kreet in vraagvorm. Somebody Blew Up America. Een flard van een zin werd eruit gelicht. De vraag waarom de Israëli’s die dag niet in het WTC kwamen werken. De halve goegemeente struikelde over elkaar om Baraka van alle soorten haat te beschuldigen. ‘Misschien ben ik kwaad’, zegt hij. ‘Ik beschouw dat als goed.’ Of nog: ‘Ik ben op zoek naar duidelijkheid. Je bent niet duidelijk als je niet choqueert. Maar choqueren is nooit het doel.’ En ook: ‘Ik ben geen gewelddadig man omdat ik de poëzie heb. Zonder poëzie weet ik niet hoe vernietigend ik zou zijn. Voor mezelf in de eerste plaats.’

‘Wat ik bedoel’, gaat Williams verder, ‘is dat schelden een doel moet hebben. ‘Lees het hardop’, heb ik ook in dat essay over bitches geschreven. ‘Je shit blijft niet overeind.’ Dat is het punt: als de boodschap die je verspreidt geen inhoud heeft, raakt hij niemand. Dan wordt hiphop iets om in op te scheppen over je leven als drugsdealer en om misdaadgeld wit te wassen. Ieder scheldwoord is dan een losse flodder. Pure pose.’

SPREKEN IS ALS VRIJEN: IT’S ALL ABOUT THE RHYTHM

‘Schrijven zoals ik spreek, is voor mij belangrijker dan schrijven zoals het volgens de traditie van T.S. Eliot en co zou moeten’, zegt Amiri Baraka. Toen hij in het leger zat, at hij zichzelf een weg door de Angelsaksische literatuur. Jazz, blues, Charlie Parker en Thelonious Monk zijn minstens even grote invloeden, net zoals alles wat hij van de straat raapt. In die zin is hij altijd de Beatpoet gebleven die hij begin jaren 60 was. The toilet, een toneelstuk uit 1964 over de gewrongen vriendschap tussen een zwarte en een blanke jongen, schreef hij in één nacht. ‘Het was alsof ik een radio aanzette in mijn hoofd. Het stroomde eruit.’ ‘De eerste hiphop had diezelfde energie’, meent Saul Williams. ‘Ik gaf geen moer om poëzie. Maar hiphop zette me wel aan om op een andere manier naar lyrics te kijken.’

‘Ik kom uit een gezin van woorden. Mijn vader was een dominee, mijn moeder een lerares. Ik dacht altijd dat ik acteur zou worden. De poëzie, de poetry slams, het kwam als puur toeval. Ik was 22, hing rond met wat vrienden op een flat in Atlanta. De een was vormgever, de ander fotograaf, ik was de schrijver-rapper-acteur. Op een dag zeiden we: we zitten hier met al dat talent samen en we spelen gewoon games, smoren joints en drinken bier. Misschien moeten we iets doen? We zijn een magazine begonnen. Ik had een eigen rubriek, Huh?, waarin ik sociale commentaren dropte vermomd als poëzie. Het sloeg aan. En voor ik het wist, stond ik poëzie te rappen voor een microfoon.’

‘Op zich was daar niets nieuws aan. De Grieken kwamen al samen om naar de gesproken gedichten van Homerus te luisteren. Maar het wonderlijke was wel dat het een hele groep tieners plots warm maakte voor poëzie. En dat het hen aanzette een mening te hebben én die te formuleren. Want voor je achter een microfoon kruipt, moet je wel iets te vertellen hebben. Ik ben ervan overtuigd dat de Occupy-beweging niet zou bestaan zonder de poetry slams uit de jaren 90. Wat ze zeggen in Zuccotti Park, is precies waarover wij het in onze gedichten hadden. De straat optrekken en je stem verheffen: dat hebben ze niet geleerd van reality-tv of MTV.’

SPOKEN WORLD

25/11-10/12, Kaaitheater, Brussel.

Amiri Baraka en Saul Williams: 3/12.

Info: www.kaaitheater.be

TINE HENS – ILLUSTRATIE SERGE BAEKEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content