‘BELGIË IS EEN IMAGINAIR LAND’

Wat doe je als twaalfjarige knul wanneer je het in een Zwitsers skioord in je eentje moet rooien? Spullen van toeristen jatten natuurlijk. De in Brussel residerende regisseuse Ursula Meier over haar sociale fabel L’Enfant d’en Haut. ‘Een criticus noemde het een mengeling van de Dardennes en Truffauts Les quatre cents Coups. Daar kan ik mee leven.’

‘Vergelijk me alsjeblief niet met de broers Dardenne’, smeekt Ursula Meier bijna na de wereldpremière van L’Enfant d’en Haut in Berlijn. De in Brussel wonende Zwitserse maakt het ons met haar tweede langspeler niet makkelijk. Met zijn sociale thematiek, minderjarige boefje en semidocumentaire look roept de film echo’s op aan het werk van Belgiës bekendste filmbroers, gelukkig in positieve zin.

Spilfiguur van dit fraaie familiedrama is de twaalfjarige Simon (Kacey Mottet-Klein), die met zijn oudere zusje (it-girl Léa Seydoux) op een benepen flat in een Zwitsers skioord woont. Hun ouders zijn in geen ondergesneeuwde velden of wegen te bespeuren en dus ziet de vroegrijpe Simon zich gedwongen om spullen van toeristen te stelen om zichzelf en zijn mooie, maar hopeloos onvolwassen zus te onderhouden.

‘Ski’s stelen is absoluut not done‘, verklaart Meier, die zelf in de Alpen is opgegroeid. ‘Het is erger dan winkeldiefstal. Op skipistes laat iedereen zijn spullen rondslingeren omdat het nog een van de weinige plekken is waar een ontspannen sfeer van vertrouwen heerst. Simon is eigenwijs genoeg om dat te beseffen en daar misbruik van te maken. Hij weet dat hij op de pistes weinig risico’s loopt om gevat te worden. Hij weet ook dat de meeste siktoeristen bemiddeld zijn, en dus vindt hij het niet eens zo erg wat hij doet. Zijn slachtoffers kunnen heus wel een paar nieuwe ski’s kopen.’

Voor Simon is het een paradijs, ook omdat hij er even kan dromen van een luxueus en zorgeloos leventje.

URSULA MEIER: Precies. De plek heeft iets theatraals en symbolisch. Hij draagt een helm en een skipak, plus: hij speelt de rol van anonieme skitoerist. Bovendien moet hij zich met de skilift naar boven hijsen om tot in dat paradijs te komen. Onder in het dorp zitten de arme drommels. Boven zit de sociale elite. Het is alsof hij fysiek de sociale ladder beklimt.

Het idee is zo simpel en efficiënt dat ik me afvraag waarom niemand daar eerder opgekomen is.

MEIER: Ik ook. (Lacht) Een skistation is filmisch erg dankbaar. Vandaar dat ik enkel op die plek heb gefilmd. Waar Simons zus gaat werken, hou ik buiten beeld en ik laat je in het ongewisse over wat ze buiten het skiseizoen doen. De film moet realistisch zijn, maar moet tegelijk iets mysterieus hebben. De metaforen moeten een fysieke werkelijkheid hebben.

En toch mag ik van jou niet aan de Dardennes denken.

MEIER:(Lacht) Begrijp me niet verkeerd. Ik ben een grote fan van de Dardennes. We hebben zelfs dezelfde producent. Alleen is mijn film sprookjesachtiger en symbolischer. Hij is bovendien door en door Zwitsers. Niet alleen qua thematiek en locatie, er is ook de invloed van Alain Tanner en Claude Goretta, twee Zwitserse regisseurs die net als ik sociaal realisme aan familiaal drama koppelen. Sommige van hun films heb ik zelfs ter voorbereiding aan mijn acteurs getoond. Een criticus noemde L’Enfant d’en Haut een mengeling van de Dardennes en François Truffauts Les quatre cents Coups. Daar kan ik mee leven. (Lacht)

Simon wordt als minderjarige aan zijn lot overgelaten, terwijl Zwitserland toch een van de rijkste landen ter wereld is.

MEIER: Nog een reden waarom het meer is dan sociaal realisme. Waar is de sociale dienst? Waar is de politie? Simons problemen situeren zich binnen zijn familie, niet daarbuiten. Mijn film gaat vooral over de hunkering naar liefde en geborgenheid. De realistische context is secundair. Het is een sociaal fantasme.

De film wordt met naturel gedragen door de kleine Kacey Mottet-Klein. Waar heb je dat natuurtalent gevonden?

MEIER: Kacey had al een rolletje in mijn eerste film Home. Ik heb wellicht alle kinderen van Romandië getest, maar ook nu sprong hij erbovenuit. Hij is intuïtief, spontaan en erg slim voor zijn leeftijd. Toen ik hem het script gaf, zei hij zelf: ‘Ik ben dus een vaderfiguur voor mijn zus.’ Ongelofelijk, toch? Het enige waarvoor ik vreesde, was zijn leeftijd. Hij was al dertien tijdens de opnames en dat was net iets te oud. Ik dacht: als hij nu maar niet zijn groeispurt of eerste pukkels krijgt. Gelukkig heeft hij daarmee gewacht tot nu.

Je woont al lang in Brussel en de film is deels een Belgische productie, maar toch is hij door en door Zwitsers, zeg je.

MEIER: Ik ben een grensgeval. Mijn moeder is Française, mijn vader een Zwitser. Ik ben opgegroeid op de grens tussen Frankrijk en Zwitserland en moest als kind dagelijks langs de douane. Ik woonde in een niemandsland, een imaginaire plek. Dat heeft me enorm beïnvloed. Wellicht is het geen toeval dat ik ondertussen al twintig jaar in België woon en me daar helemaal thuisvoel. België is ook een imaginair land. (Lacht)

Slotvraag: de soundtrack is van John Parish, gitarist en rechterhand van PJ Harvey. Hoe ben je met hem in contact gekomen?

MEIER: Je bent de eerste die me dat vraagt, wat vreemd is, want ik ben supertrots op Johns score. Oorspronkelijk wilde ik geen muziek, maar toen ik de film monteerde, zat ik voortdurend met zijn nummer Girl in gedachten, met slechts een paar gitaarakkoorden en de stem van PJ Harvey. Het was precies wat ik zocht. Daarop heb ik hem gecontacteerd en tot mijn verrukking wilde hij graag de score schrijven. Zo simpel ging dat. (Lacht)

L’ENFANT D’EN HAUT

Vanaf 25/4 in de bioscoop.

DOOR DAVE MESTDACH

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content