JAN DE SMET – KITSCHPLATEN

‘Het is allemaal de schuld van de toenmalige VRT, die in 1970 een retrospectieve van Jerry Lewis uitzond – Canvas bestond toen duidelijk nog niet. Zijn films werden altijd ingeluid door een maf, surrealistisch stukje muziek: de Hawaiian War Chant van het orkest van Spike Jones and His City Slickers. Dát was het moment waarop ik me heb bekeerd tot het Spike-dom, en ik al het geld dat ik op mijn 17e met optreden verdiende aan vinyl begon te besteden. Ik viel meteen voor muziek met een hoek af – in het Engels klinkt dat iets chiquer: ‘incredibly strange music’. De elpee als artefact trekt me ook aan: de grote foto’s, de binnenhoes… het is met de opkomst van de cd verloren gegaan.

Doorgaans interesseren collector’s items me niet. Sommige platen worden als belegging gekocht, maar daar doe ik niet aan mee. Iets wat ik écht graag wou, is helaas ook erg in trek bij Beatles-verzamelaars: een plaat van Cathy Berberian, een operazangeres die zich doorgaans toelegde op Stockhausen, maar ook een plaat heeft gemaakt met Beatlessongs. Die is zéér goed, met knappe arrangementen voor piano en sopraan. Gevonden voor 20 euro, voilà. Want je moet een plafondprijs hebben. Voor mij is dat 25 euro en geen cent meer. Geef mij maar de kringloopcentra der Vlaanderen. Hun voorraden zijn onuitputtelijk. Geen hoogstaande muziek natuurlijk, maar ik heb er wel een bijna volledige collectie van het onvolprezen Telstar-label gevonden. Mmm, Telstar! Het label van Johnny Hoes, die zowat drie elpees per dag scheet! Op zijn hoezen was het alle dagen feest. Als je een van die hoezen bekijkt, is het pure white trash, maar als je er 50 naast elkaar legt, heb je een collectie waar je het tijdsbeeld van eind de jaren zestig, begin de jaren zeventig uit kunt aflezen. De Hollandse gezelligheid druipt er doorgaans af, maar hij maakte ook themaplaten: De meid van de straat, met alleen liedjes over hoeren, of Meisjes en soldaten, of havenliederen. Altijd staat er wel een Hollandse del in een veel te kleine bikini op de hoes.

Nu we toch in die branche zitten: in Amsterdam vind je nog van die pikante platen uit de jaren zeventig, de Olala-reeks. Veel van die nummers werden trouwens geschreven door Pierre Kartner, ons aller Vader Abraham, die blijkbaar een vettig kantje had. De hoezen zijn niet meer subtiel, die zijn gewoon goor. Ook qua teksten, trouwens: ‘Ik vind het gat niet meer’, en meer van die poëzie. De meeste van die platen moet ik nog beluisteren, maar de wetenschap dat ik dat elk moment van de dag zou kúnnen doen, geeft mij een zekere rust.

Soms koop ik platen waarvan de muziek me totáál niet interesseert, maar de hoes des te meer. Te beginnen met Freddy Morgan, de banjoïst van Spike Jones, die op zijn platen altijd een smoel trekt waar je vrolijk van wordt. Krijgen ook een speciale plaats op het schap: They Said It Couldn’t Be Done van The Mighty Accordeon Band, met op de hoes iemand in een gorillapak die accordeon speelt, en een plaat van Joe Maize and his Cordsmen, waarop de steelgitarist van het trio geëlektrocuteerd wordt. Stijlvol. Ook heel subtiel: The Piano Artistry van Jonathan en Darlene Edwards. De pianist op de foto blijkt twee rechterhanden te hebben, en Darlene zingt een heel klein beetje onder de toon, de hele plaat lang. Bijzonder bezwerend. En tot slot: Back to the Shit, een discoplaat van Millie Jackson. Een vrouw die pontificaal op de pot zit met haar slip op haar enkels. Subtiliteit en goorheid, het zullen wel mijn twee polen zijn.’ Opgetekend door Bart Cornand

JAN DE SMET is voorganger van De Nieuwe Snaar. De groep toert momenteel met hun nieuwe programma ‘HELDEN’. Info: www.denieuwesnaar.be

Bart Cornand

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content