Een herrijzenis, heet zoiets. Negen jaar na ‘Roots And Wings’ keert Vaya Con Dios terug met een vijfde album vol melancholische bluespop. ‘The Promise’ staat op de platenhoes, al moeten we die titel volgens zangeres Dani Klein niet al te letterlijk nemen. ‘Ik maak geen beloftes meer.’ Door Wouter Van Driessche

FOTO CHARLIE DE KEERSMAECKER

‘THE PROMISE’

UIT OP 25/10 BIJ PIAS

Ik weet niet goed wat ik moet vertellen.’ Je hoort het wel eens van muzikanten die net een eerste plaat hebben gemaakt, maar uit de mond van Dani Klein klinkt het vreemd. Met Vaya Con Dios staat de Brusselse geboekstaafd als ‘Belgiës meest succesvolle exportproduct na Jacques Brel’. Toen ze de muziekindustrie in 1996 de rug toe keerde om te herbronnen, stond de teller wereldwijd op 7 miljoen verkochte albums en 3 miljoen singles. Just A Friend Of Mine, What’s A Woman en Heading For A Fall werden instantklassiekers, en bovendien had de geschiedenis van Vaya Con Dios ook nog eens alle ingrediënten van een Griekse tragedie. Noodlottigheden (Vaya Con Dios werd in 1986 ‘voor de grap’ opgericht als gelegenheidscombo voor de opening van een winkel), onverwachte wendingen (nog voor het debuutalbum opgenomen was, vertrok founding father Willy Willy naar The Scabs), een scheiding (in 1990 gingen Dani Klein en contrabassist Dirk Schoufs uit elkaar), een tragisch overlijden (in 1991 overleed Schoufs na een jarenlange drank- en drugsverslaving), een dramatisch einde (na Roots And Wings besloot Klein ‘nooit meer te zingen’) en sinds kort ook een onverwachte herrijzenis (The Promise). Aan gespreksstof ontbreekt het dus zeker niet, alleen heeft Dani Klein zich voorgenomen om het verleden te laten rusten (‘alles is al gezegd en geschreven’), zo weinig mogelijk details te geven over haar privé-leven (‘ik heb tot mijn eigen scha en schande moeten leren dat ik sommige dingen beter voor mezelf houd’) en de muziek van The Promise voor zich te laten spreken. Wij, van onze kant, hebben ons niets voorgenomen, behalve om het interview te openen met een citaat uit de hoesteksten.

‘Promise is most given when the least is said’ – een belofte is het sterkst als ze niet wordt uitgesproken.

Dani Klein: Heel toepasselijk. Na Roots And Wings had ik me plechtig voorgenomen om nooit meer muziek te maken, interviews te geven of foto’s te laten nemen. Daarnet heb ik samen met een fotograaf een taxi genomen om hier met jou over mijn nieuwe plaat te komen praten. Vertel mij wat over beloftes die beter onuitgesproken blijven! ( glimlacht)

Is dat het idee achter de titel van je nieuwe plaat? De zin en onzin van beloftes?

Klein: Vooral de onzin, ja. Het eerste nummer dat ik schreef voor deze plaat, ging over ontrouw – een thema dat me ongelooflijk bezighoudt. Ik vroeg me af waarom zoveel mensen elkaar trouw bleven zweren, terwijl statistieken bewijzen dat bijna niemand zich daaraan houdt. Dat zette me aan het denken over beloftes, en zo kwam ik erachter dat die in wezen totaal zinloos zijn. Iemand die zegt ‘ik beloof’, gaat met woorden een engagement aan voor de toekomst. Alleen: woorden bieden geen enkele garantie, en niemand weet wat de toekomst brengt.

De Franse filosoof La Rochefoucauld schreef ooit: ‘We maken beloftes naargelang onze hoop, en we houden woord naargelang onze angst.’

Klein: Daar zit veel waarheid in. Mensen klampen zich vast aan beloftes om zich minder onzeker te voelen. Ze hopen de toekomst te kunnen controleren met woorden, wat natuurlijk een complete illusie is. Niemand controleert wat dan ook: dat is een bijna ondraaglijke gedachte, maar het is niet anders.

Wat hoopte jij onder controle te krijgen toen je jezelf acht jaar geleden de belofte maakte om in de anonimiteit te verdwijnen?

Klein: Op het risico dramatisch te klinken: mijn eigen leven. Het succes van Vaya Con Dios deed me van mezelf vervreemden. Ik had het gevoel dat ik dag en nacht geleefd werd, dat mensen enorm veel van mij verwachtten, en dat alles moest wijken voor mijn carrière: mijn persoonlijkheid, mijn relaties, mijn sociale contacten – moi, quoi. Ondanks alle aandacht voelde ik me ook vaak verschrikkelijk alleen. Erger nog: hoe beroemder ik was, hoe eenzamer ik me voelde. Als de rest van de groep na een concert ging stappen, moest ik in het hotel slapen om mijn stem te sparen. En als we na een tournee van een paar maanden thuiskwamen, had de helft van mijn vrienden afgehaakt. Ik spiegelde me ook heel hard aan mijn ouders, die dag in dag uit alles samen deden. Ik wou dat voor mezelf ook, maar als vrouw is het niet evident om een carrière te combineren met een relatie. Mannen vinden altijd wel vrouwen die zich voor hen willen wegcijferen, zolang ze zich maar de echtgenote van Huppeldepup kunnen noemen. Maar omgekeerd ligt dat moeilijker. Op den duur werd dat een soort obsessie: ‘Als artieste zal ik nooit gelukkig worden in de liefde.’ Ook dat heeft zeker meegespeeld in de beslissing om te stoppen.

Aan de teksten op ‘The Promise’ te oordelen, loopt je liefdesleven nog steeds niet over rozen.

Klein: Helaas: om een of andere reden is dat niet voor mij weggelegd. Soms heb ik de indruk dat mannen schrik hebben van mij, omdat ik iets bereikt heb in mijn leven. In het begin is dat nooit een probleem, maar na een tijdje begint het onvermijdelijk aan hun ego te knagen. Dan worden ze jaloers, geraken ze gefrustreerd… Ik denk dat ik alleen maar iets zou kunnen opbouwen met iemand die evenveel opgebouwd heeft als ik. En dan nog is het maar de vraag of het zou lukken.

Intussen heb je wel een glansrijke carrière opgegeven om een droom na te jagen die niet is uitgekomen. Knaagt dat nooit?

Klein: Toch niet, neen. Ik heb altijd de weg gevolgd die mijn gevoel me ingaf, en ik ben altijd à fond voor de dingen gegaan. Af en toe heb ik me daarbij lelijk vergist – van persoon, van moment – maar toch heb ik nooit ergens spijt van gehad. In het Engels zeggen ze: ‘ It’s better to regret something you did, than something you didn’t.‘ Maar volgens mij is het zelfs nog veel straffer: als je eerlijk bent met jezelf, en je gaat voor de dingen waarin je gelooft, kan je nooit ergens spijt van hebben. Zelfs als je compleet mislukt, weet je: ik heb het geprobeerd, en ik heb er mijn verdomde best voor gedaan. Ik stop niet weg dat er heel veel dingen zijn gebeurd in mijn leven, en dat ik bij momenten door de hel ben gegaan. Maar ik weet wel voor mezelf dat ieder moment de moeite waard was.

Na de split van Vaya Con Dios ging je filosofie studeren aan de Universiteit van Brussel.

Klein: Ik wou interessante mensen ontmoeten, maar die vond ik daar niet. De meest van mijn medestudenten waren 25 jaar jonger dan ik, en de docenten bleken allemaal grijs en saai. Ik slaagde voor mijn examens na het eerste jaar, maar daarna hield ik het voor bekeken. Ik had de indruk dat ik weinig had bijgeleerd, en dat ik mijn tijd had zitten verdoen tussen een hele hoop zelfingenomen mensen.

Van filosofie schakelde je over naar psychoanalyse. Waar was je precies naar op zoek?

Klein: Inzicht, denk ik. Ik wilde begrijpen waarom ik zo slecht alleen kon zijn, waarom ik constant mensen rondom mij nodig had, waarom ik altijd in onmogelijke relaties terechtkwam. En ik wilde ook andere mensen helpen. Na mijn opleiding heb ik even een kleine praktijk gehad als psychoanalytica, maar daar ben ik snel mee gestopt. Mensen die op consultatie gaan projecteren al hun hoop op hun therapeut, en die verantwoordelijkheid kon ik niet aan.

Een beetje amateur-psycholoog denkt nu: projectieproblemen! Partners projecteren, patiënten projecteren, concertgangers projecteren…

Klein: Als ik zei dat ik bij Vaya Con Dios vervreemdde, had dat daar veel mee te maken. Ik had het gevoel dat mensen de hele tijd dingen op mij kleefden: verkoopcijfers, verwachtingen, imago’s, meningen, interpretaties. C’était horrible. Het volstond om één keertje in gedachten verzonken te zijn, om daar- over aangepakt te worden. ‘Voel je je te goed om goedendag te zeggen of zo?’ Iedereen die bekend wordt, krijgt daarmee te maken. Maar ik kon er niet mee om. Op den duur werd ik parano- ide, en dacht ik bij alles wat ik deed: ‘Hoe gaan ze dit nu weer interpreteren?’ Ik had de indruk dat ik enkel nog uit verwachtingen en interpretaties van anderen bestond.

Geldt dat niet voor iedereen? ‘Je est un autre’: we zijn niet wat we zijn, maar wat de anderen op ons projecteren.

Klein: Dat wordt wel gezegd, ja, maar moeten we dat effectief ook worden? Heel veel mensen doen hun best om zo goed mogelijk te beantwoorden aan het beeld dat anderen van hen hebben. Zo ontgoochelen ze niemand, en hopen ze door iedereen geliefd te worden. Maar de vraag is natuurlijk: worden ze daar zélf ook gelukkiger van? Gelukkig zijn is toch net: worden wie en wat we zélf willen zijn? Gisteren zat ik daar nog aan te denken toen ik op bezoek was bij een vriendin. Haar kinderen zaten te spelen, en ze keken de hele tijd naar ons. Je merkte dat ze niet voor zichzelf speelden, maar om onze aandacht te krijgen. Dat mechanisme zit diep in ons allemaal. Bij de meeste dingen die we doen, denken we aan de anderen. En niet uit altruïsme, hé: alleen maar omdat we hopen dat we daarmee erkenning en aandacht krijgen.

Balo van Starflam zei ooit: ‘Alle platen hebben in wezen dezelfde titel: Donne-moi de l’amour!’

Klein: De nagel op de kop! Het is zoals Raymond van het Groenewoud zingt: ‘Artiesten hebben maar één verzoeknummer: Je veux l’amour.’ Nochtans ben ik er voor mezelf achter gekomen dat roem en aandacht niet gelukkig maken. Geluk is niet: vervuld worden door anderen. Geluk is: jezelf vervullen – worden wat je zélf wil zijn. Maar dat is zeker niet de makkelijkste weg. Je maakt je niet populair als je opkomt voor jezelf, hé. Dan vinden mensen je al heel snel egocentrisch of pretentieus. Je merkt dat trouwens ook aan de taal. Uitdrukkingen als amour propre – eigenliefde – hebben een negatieve bijklank, terwijl ze eigenlijk iets positief uitdrukken.

Voor iemand die op zoek is gegaan naar inzichten, zing je opvallend vaak dat je geen verklaring hebt. ‘Je ne sais pas pourquoi’, ‘I don’t know why’, ‘I wonder why’, ‘Ich will lieber nicht wissen’.

Klein: Ja, maar misschien is dat wel net het ultieme inzicht: dat veel van onze gevoelens gewoon niet logisch te verklaren vallen. Mensen willen dat wel heel graag: bij iedere emotie verzinnen ze een theorie en een verhaaltje, om het voor henzelf of de anderen aanvaardbaar te maken. Maar als ik de voorbije 51 jaar één ding heb geleerd, dan is het wel dat we allemaal fundamenteel irrationele wezens zijn. We kunnen wel inzicht krijgen in een aantal mechanismen die ons gedrag sturen, maar voor het overgrote deel van onze daden hebben we gewoon geen verklaring. Mocht je me nu bijvoorbeeld vragen waarom ik na negen jaar opnieuw een Vaya Con Dios-plaat uitbreng, dan zou ik je het antwoord schuldig moeten blijven. Ik zou je enkel kunnen zeggen: ik probeer te doen wat mijn gevoel me ingeeft. Maar waar dat gevoel vandaan komt, daar heb ik het raden naar. En dat is misschien maar goed ook. ( lacht)

Voel je je beter gewapend tegen de aandacht dan een paar jaar geleden?

Klein: Ik denk het wel, ja, al blijft dat natuurlijk koffiedik kijken. Maar ik heb er goede hoop op. Onlangs was ik in Rusland, en daar werd ik als een ster ontvangen. Vroeger zou ik dat verschrikkelijk gevonden hebben, maar nu genoot ik er echt van.

Naast liefdesliedjes staat op ‘The Promise’ een cover van Norman W. Grant met een opvallende boodschap: ‘Take heed mankind, for the seed you saw is what you shall reap.’

Klein: Je oogst wat je gezaaid hebt: daar komt het op neer. Die wijsheid is zo oud als de straat, maar toch blijft ze heel erg actueel. Veel mensen stappen ongelooflijk lichtzinnig door het leven. Ze doen zomaar wat, zonder stil te staan bij de gevolgen: privé, maar ook in de politieke keuzes die ze maken.

De keuze voor extreem rechts?

Klein: Voilà! Ik kan er niet bij dat zoveel mensen voor Filip Dewinter en Gerolf Annemans stemmen. Dat zijn geen politici, maar monsters. Wie ook maar een beetje heeft opgelet tijdens de geschiedenislessen wéét waar hun ideologie op uitdraait. Alleen: blijkbaar volstaat zelfs dat niet om hun kiezers op betere ideeën te brengen.

Geloof je dan werkelijk dat in één op drie Vlamingen een nazi schuilt?

Klein: Neen. De meerderheid van de Vlaams Blokkers zijn gewoon mensen die heel erg bang zijn, en niet genoeg nadenken: des gens qui ont très peur, et qui sont un peu cons. De schuld ligt ook niet bij hen, maar bij de politici. Die voeren een beleid dat aaneen hangt van de contradicties, zodat de mensen met de dag onzekerder worden. Neem de tewerkstelling. Wat lezen de mensen ’s ochtends in hun krant? ‘De regering wil de werkeloosheid aanpakken!’ Maar wat horen ze ’s avonds in het nieuws? ‘Bedrijven trekken naar het buitenland, want de loonkost is te hoog.’ Kan je hen dan kwalijk nemen dat ze zenuwachtig worden? Neen, toch? En zo gaat dat met alles, hé: tewerkstelling, sociale zekerheid, integratie – noem maar op. Veel problemen worden ook doodgezwegen uit een soort misplaatst fatsoen. Kleine groepjes jongeren die tramreizigers terroriseren, meisjes die op straat voor ‘hoer’ worden uitgescholden. In Brussel zie je dat bijna dagelijks, maar geen haan die daarnaar kraait. Gevolg: mensen voelen zich in de steek gelaten, en kiezen voor slogans als ‘Eigen Volk Eerst’. Met de huidige politici heb ik eerlijk gezegd ook niet veel hoop op beterschap. Als je bedenkt dat ze een meelijwekkende figuur als Bert Anciaux minister van Cultuur hebben gemaakt!? Enfin, in Wallonië is het zelfs nog erger: daar was Cultuur ooit in handen van een apotheker!

Er zat misschien gewoon geen veearts tussen de kandidaten?

Klein: Jaja, lach maar! Mij is de zin om te lachen allang vergaan. Cultuur in Wallonië is een drama, hé. De budgetten gaan al twintig jaar naar dezelfde derderangsartiesten die zich vet laten betalen voor gesubsidieerde festivals en officiële gelegenheden, maar hun platen zelfs aan de straatstenen niet kwijt geraken. Neen, ik noem geen namen: wie het schoentje past, trekke het aan. Ik wil alleen maar zeggen: de échte talenten blijven allemaal in de kou staan door incompetentie en vriendjespolitiek.

Voel jij je nooit te kort gedaan? Ik las onlangs: ‘Front 242 is de enige Belgische groep die in het buitenland écht potten brak.’

Klein: Vaya Con Dios wordt vaak over het hoofd gezien, ja. Vorig jaar nog, op de zestigste verjaardag van koning Albert: iedereen uit de showbizz mocht meevieren op de Grote Markt, maar ik kreeg niet eens een uitnodiging. Ik was waarschijnlijk hoe dan ook niet gegaan, maar ik had het wel fijn gevonden om te kunnen weigeren. Ik heb trouwens nooit begrepen waarom ze Vaya Con Dios indertijd niet wat meer hebben ‘geëxploiteerd’. Ik verkocht miljoenen platen, reisde de wereld rond, was perfect tweetalig: j’aurais pu être l’ambassadrice parfaite, quoi. Soms denk ik dat mijn Brusselse roots er voor iets tussen zaten. Voor de Vlamingen was ik een Waalse en voor de Walen een Vlaamse. Ik behoorde tot geen van beide kampen en ik weigerde kant te kiezen – in België was dat not done. Niet dat ik ooit de ambitie had om gehuldigd te worden op het Koninklijk Paleis, hoor. Verre van zelfs. Het enige wat me interesseert is: mensen raken met mijn muziek.

En nu? Je hebt geen tourplannen, doet geen promotie, geeft maar enkele interviews…

Klein: Een stuk van mij hoopt natuurlijk terug te keren naar de plaats die ik heb achtergelaten – het zou hypocriet zijn om dat te ontkennen. Maar een ander stuk van mij zal het allang fantastisch vinden als een paar mensen de plaat de moeite waard zouden vinden. Dat vind ik het mooie aan ouder worden. Twintig jaar geleden moest alles ongelooflijk zijn – extraordinaire. Maar nu hoeft dat niet meer: ik geniet veel meer van kleine dingen. Ik heb nog maar weinig verwachtingen.

Je hebt geen zin meer om beloftes te maken.

Klein:Tu as tout compris. ( lacht)

Wouter Van Driessche

‘Na één jaar filosofie studeren wist ik dat ik mijn tijd had zitten verdoen tussen een hele hoop zelfingenomen mensen.’

‘Mannen vinden altijd wel vrouwen die zich voor hen wilLEN wegcijferen, zolang ze zich maar de echtgenote van Huppeldepup kunnen noemen. Omgekeerd ligt dat moeilijker.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content