Elf jaar na Johan De Moor maakt er nog eens een Vlaming kans om in de prijzen te vallen op het stripfestival van Angoulême. Nix is met de vertaling van ‘Kinky & Cosy’ genomineerd voor de debuutprijs én voor de publieksprijs. Een gesprek over jezelf opnieuw uitvinden, vriendjespolitiek en het Franse gevoel voor humor. ‘Je gebruikt één keer het woord ‘fistfucken’ en net dáár komen ze altijd op terug.’

De strips en cartoons van Nix, alias Marnix Verduyn, gaven enkele jaren geleden kleur aan menige Vlaamse krant. Voor De Morgen tekende hij onder andere de vervolgstrip Ief de chief (over Yves Desmet) en later de strookstrip Kinky & Cosy, een absurde reeks over twee achtjarige tweelingzusjes en een uitgebreide cast van geschifte nevenpersonages die zelfs een tijdje dagelijks in De Morgen en later in Het Nieuwsblad verscheen. De laatste jaren is Nix’ werk minder zichtbaar, maar dat betekent niet dat hij stilzit. Kinky & Cosy staat bijvoorbeeld nog wekelijks in het Algemeen Dagblad en vorig jaar verscheen er een eerste album van de reeks in het Frans bij grote uitgever Lombard. Dat leidde direct tot een dubbele nominatie voor de albumprijzen in Angoulême, zeg maar de Oscars van de strip. Voor Nix is het een prettig weerzien met het festival, want twee jaar geleden maakte hij er furore met een tentoonstelling van de stripschool van Sint-Lukas Brussel, waar hij praktijkdocent is. Met collega-docent Johan De Moor voerde hij toen sketches op in een volledig ingericht antiek Vlaams klaslokaal en werd hij de revelatie van het festival. Toen we wilden peilen naar zijn reactie op zijn nominaties, bleek dat Nix zijn vertrouwde Aarschot had ingeruild voor… Singapore.

Hoe kom je in godsnaam in Singapore terecht?

Nix: Ik ben hier omdat de Asia-Europe Foundation (ASEF) – een organisatie die de banden tussen Europa en Azië probeert te versterken – een stripboek wil maken. En ik ben hun contactpunt in Europa.

Je bent de laatste tijd veel internationaal actief, door je deelname aan festivals en nu je nominaties. Voel je je al ambassadeur van de Vlaamse strip?

Nix: Eigenlijk niet. Ik voel me wel Vlaming, maar evenveel Europeaan. Al zal ik geen kans laten liggen om een Vlaamse collega te promoten als de kans zich voordoet.

Was je erg verrast door je nominaties in Angoulême?

Nix: Natuurlijk, ik ben ook niet genomineerd in de categorie ‘blonde meisjes met een Schanulleke-jurk’ hé (lacht)? De erkenning doet ook echt deugd, al ben ik nogal realistisch.

Je schat je kansen niet al te hoog in, bedoel je?

Nix: Ja, al heb ik statistisch gezien wel meer kans dan iemand die maar één keer genomineerd is (lacht). Ik wou bij wijze van grap de andere genomineerde boeken eens lezen, maar daar ben ik nog niet toe gekomen.

Je gaat toch naar de prijsuitreiking?

Nix: Ik ga daar in eerste instantie naartoe omdat de animatie wordt verzorgd door onze besnorde vrienden van het collectief Ferraille (Nix publiceert in hun tijdschrift ‘Ferraille Illustré’; nvdr. ). Ze hebben een fantastische kortfilm gemaakt die tijdens de prijsuitreiking wordt vertoond, dus moet ik wel gaan (lacht).

Hoe reageren de Franstaligen eigenlijk op Kinky & Cosy?

Nix: Eén vraag komt altijd terug: ‘Waarom provoceert u?’ Ik heb al een keer of drie in een televisiedebat gezeten en telkens komen ze daarmee af. En ik probeer dan met een afgrijselijk Vlaams accent – waarschijnlijk ondertitelen ze me – uit te leggen dat ik daar niet op uit ben: ‘Ik provoceer helemaal niet, maar als iemand zich geprovoceerd voelt, dan is dat zijn probleem.’ En dat klopt ook: ik zoek het choquerende niet op. Als het scherp is, is het scherp. Een smurf iemand anaal laten penetreren en daar een tekstballon bij zetten, daar ben ik niet op uit. Tenzij natuurlijk die smurf een heel gevatte opmerking maakt (lacht).

Wat vinden ze dan zo provocerend?

Nix: In Kinky en Cosy 1 staat één mop waarin het woord fistfucken voorkomt. En die krijg ik dus keer op keer op mijn boterham. Ik sta ook in Max, een half tettenblad in Frankrijk. Daarin stond mijn strip onder de titel ‘Les mauvaises blagues de Kinky et Cosy’. Dat heb ik toch maar laten weghalen, want het leek me een slecht idee om vooraf uit te leggen wat er komt (lacht). Maar die titel toont toch dat ze niet veel gewoon zijn.

Ligt het aan het Franse gevoel voor humor?

Nix: Ik denk het wel. Ik heb die vraag nooit gekregen in Vlaanderen of in Nederland. Bij ons wordt er de hele dag punkrock gedraaid op de radio. Dan kijk je niet op van een provocatie meer of minder. Ik werk nu bijna twee jaar voor Pan, een Waals satirisch weekblad met teksten en cartoons, en het heeft in het begin zeker meer dan een maand geduurd voordat de redactie iets met mijn humor kon aanvangen. Daardoor was ik wel gewaarschuwd dat de mentaliteit in Franstalig gebied anders is.

Maar van de ontvangst kun je dus niet klagen. Je zit nu zelfs in de denktank voor de vernieuwde ‘Spirou’, de Franse tegenhanger van wijlen ‘Robbedoes’. Wat moet je daar doen?

Nix: Wel, eerst heb ik in een groepje gezeten van vijf, zes jonge auteurs die over de nieuwe formule moesten nadenken. Uit onze wekelijkse brainstormsessies kwam het idee om een feuilleton te maken, volgens de principes van een soap: een team van scenaristen schrijft voor een team van tekenaars. We denken nu aan elf afleveringen en daarna zouden we de fakkel doorgeven aan een volgend team. Helemaal zoals bij Amerikaanse tv-series als Sex and the City. Visueel is er niet veel aan te merken en qua scenario valt het ook niet op, maar zo’n serie wordt door verschillende ploegen gemaakt. Daarnaast verschijnt mijn cowboystrip Billy Bob wekelijks in Spirou.

Heb je een verklaring voor het succes, voor de nominaties?

Nix:(lange stilte) Geen flauw idee.

Is er iets nieuws aan de serie dat Fransen niet kennen?

Nix:(stilte) Dat zijn heel moeilijke vragen die u daar stelt, jongeman (lacht). Daar zou u ook voor genomineerd moeten worden. Ik kan er echt niet op antwoorden, want ik weet het echt niet.

Volgens mij ligt het aan je karakter. Je hebt een legendarisch doorzettingsvermogen. Je blijft telkens zoeken naar mogelijkheden om je werk te plaatsen.

Nix: Dat klopt, maar dat zie je in elke kunstbranche. Ik bewonder kunstenaars in allerlei disciplines. Als je dan achteraf hoort hoe vaak die mensen met hun hoofd tegen de muur gelopen zijn, geef ik het eigenlijk nog te snel op.

Door dat doorzettingsvermogen ben je ook een goede netwerker, een aspect van het beroep stripauteur dat vaak verwaarloosd wordt.

Nix: Er wordt ook op neergekeken. Het is niet artistiek (lacht). Vet haar is dat veel meer, maar daar kom je niet ver mee.

Je hebt je nominaties in Angoulême helemaal verdiend, maar wellicht kunnen sommige mensen ze ook als een resultaat van goede netwerking zien. De algemeen directeur van het festival, Jean-Marc Thévenet, en de artistiek directeur, Benoît Mouchart, selecteren mee de nominaties. Sinds de Sint-Lukasexpo sta je bij hen op een heel goed blaadje.

Nix: Ik wist zelfs niet dat zij daarbij betrokken waren. Nu, volgens mij zullen die directeurs hun reputatie niet op het spel zetten voor een Vlaamse punk als ik. Ik bedoel maar: ik zou zelf ook eerlijk blijven in dat soort comités.

Maar ze bekijken je werk misschien wel welwillender omdat je al hebt laten zien wat je kunt.

Nix: Dat heeft volgens mij weinig met netwerken te maken. We hebben daar toen een – al zeg ik het zelf – sterke expositie gemaakt en dan is hun nieuwsgierigheid gewekt. Ik ga bijvoorbeeld ook altijd naar toneelstukken van Jan Lauwers van Needcompany kijken, omdat die man één keer een sterke indruk op me heeft nagelaten. Nu blijf ik gaan, waarschijnlijk tot hij me een aantal keer teleurstelt.

Het heeft ook te maken met het pakken van kansen die je krijgt. Met perfectionisme ook. Je krijgt de kans om Sint-Lukas in Angoulême te presenteren: dat kon op duizend manieren, maar je hebt ervoor gekozen om iets uitzonderlijks te creëren.

Nix: Je gaat toch niet naar Angoulême om een halfzachte tentoonstelling te maken? Ik had vooraf tegen Johan De Moor gezegd dat ik op het einde van de week een hype wilde hebben. Dat is ons gelukt, maar met de capriolen die we daar hebben uitgehaald, hadden we evengoed hard op onze bek kunnen gaan. We sliepen er nauwelijks van. Maar zo’n risico neem ik natuurlijk. Ik heb dat netwerk ondertussen wel, maar dat kan toch niet de enige verklaring voor het succes zijn? Een journalist vroeg me laatst of mijn succes in Frankrijk niet kwam door mijn Vlaamse kruideniersmentaliteit. Ik dacht dat ik door de grond zakte. Dus een Vlaming die succes heeft in het buitenland is een kruidenier? Een Vlaming is toch niet minder dan iemand anders? We zijn toch wereldburgers? Als ik een mooie gelegenheid krijg om met een buitenlander samen te werken, dan doe ik dat toch gewoon.

Tot vier jaar geleden stond je overal in de Vlaamse pers. Plots is dat allemaal opgehouden en daarna heb je jezelf voor het buitenland heruitgevonden. Zat daar een plan achter of was het allemaal toevallig?

Nix: Het waren allemaal toevalligheden. Door omstandigheden vielen die kranten een voor een weg. Toen Kinky & Cosy als dagstrip stopgezet werd bij Het Nieuwsblad, zag het er helemaal niet goed uit. Als je een dagstrip maakt, heb je gewoon geen tijd om er nog andere dingen bij te doen. Ik had dus bijna geen werk meer. Ik ben blij dat al die buitenlandse publicaties erbij gekomen zijn, maar ik vind het nog altijd jammer dat ik niet meer in een Vlaamse krant sta.

Is het niet vooral een geldkwestie? Amerikaanse strips en studioproducten zijn nu eenmaal goedkoper dan nieuw werk van een jonge Vlaamse auteur.

Nix: Dat heeft er zeker mee te maken. Maar als je een strip speciaal voor een krant maakt, dan kun je niet blijven zakken met je prijs. Ik moet daarvan leven hé? Het is echter niet alleen een geldkwestie, het heeft ook te maken met prioriteiten. Een krant moet ook durven tonen dat ze interesse heeft voor nieuw talent, en dat ontbreekt eraan. Vandaag de dag worden kranten vooral gemaakt om een bepaald publiek te behagen. Hun imago kan ze alleen nog iets schelen als het ze lezers oplevert.

Gert Meesters

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content