De kiwikoning van de ‘splatter’?film zet het boek van de eeuw om in een monumentale filmtrilogie. Peter Jackson over het wonderbaarlijk avontuur van ‘In de ban van de Ring’.

Door Patrick Duynslaegher

‘The Lord of the Rings: The Fellowship of the Ring’, vanaf 19 december in de bioscoop.

Het is niet moeilijk om te raden met wie regisseur Peter Jackson zich vereenzelvigde toen hij begon aan de reusachtige karwei van het verfilmen van de integrale The Lord of the Rings, in een trilogie van drie films van telkens drie uur en waarvan het eerste deel, The Fellowship of the Ring, deze week op de wereld wordt losgelaten. De held van het epos van J.R.R. Tolkien, de Hobbit Frodo Baggins, is de ultieme underdog, een moedige maar onervaren jongen uit een klein volk die de mythische Ring bezit die door de Donkere Vorst Sauron is gemaakt om er de wereld mee te overheersen. Om ons voor die duistere toekomst te behoeden, moet Frodo de Ring vernietigen; dit kan alleen door hem te laten verteren door het vuur van de Doemberg waarin hij destijds werd gesmeed. Gesteund door zijn negen reisgenoten, zet Frodo koers naar het akelige land van Mordor. De strijd met Sauron is ongelijk, maar zoals in elk oerverhaal over sprookjesachtige werelden met allerlei symbolische figuren weet je dat het goede na veel beproevingen zal zegevieren.

Alle verhoudingen in acht genomen, kunnen we Frodo’s queeste het best vergelijken met de bergen die Jackson moest verzetten om dit gigantische project (met in de hoofdrollen Elijah Wood, Sean Astin, Sean Bean, Cate Blanchett, Orlando Bloom, Ian Holm, Christopher Lee, Ian McKellen, Viggo Mortensen, Liv Tyler en John Rhys-Davies) tot een goed eind te brengen. Jackson (40) mag dan wel geen minuscule verschijning zijn, de Nieuw-Zeelandse cineast heeft toch iets van een Hobbit, zoals hij er tijdens het gesprek op een zondagochtend in het chique Dorchester hotel in Londen bijzit, of liever bijligt: een warrige kop, pretoogjes in een bos van hoofd- en baardhaar, zomerse polo, dikke buik, kaki short waaruit korte beentjes bengelen. Omdat Jackson schoenen draagt, valt niet te zien of ook hij felbehaarde voeten heeft, een van de wezenstrekken van de Hobbits, die steevast zonder schoeisels door Midden-aarde trekken.

Tolkien schiep zijn denkbeeldige wereld voor een stuk tijdens de Tweede Wereldoorlog. De strijd van Frodo in een land waar hij nauwelijks het bestaan van weet, bijgestaan door kompanen opgetrommeld onder de ‘Free Peoples of the World’, gelijkt verdacht veel op wat de doodgewone soldaat moet hebben ervaren van wie geëist werd dat hij zijn leven offerde op een ver slagveld. Zelf loochende Tolkien deze parallel. ‘ I dislike allegory whenever I smell it‘, was zijn reactie. Hij kon echter niet beletten dat zijn roman twintig jaar later de bijbel van de tegencultuur werd. De ‘peaceniks’ haalden er natuurlijk uit wat in hun kraam paste; de boodschap van The Lord of the Rings is allesbehalve ‘make love not war’, want oorlog is soms noodzakelijk om de wereld te redden en seks is iets waar de Hobbits kennelijk nooit van hebben gehoord.

Is het huidige klimaat rijp voor een nieuwe Tolkien-rage? Zelfs al wordt het succes van de filmversie evenzeer bepaald door een jong publiek dat op computertovenarij kickt als door de kenner die vertrouwd is met de geografie van Midden-aarde, er blijft de vraag wat Frodo’s queeste relevant maakt voor deze tijd.

Tussen de postproductie en de première was er opeens 11 september, wat aan de heldentocht een nieuwe dimensie toevoegt. De makers moeten in ieder geval opgelucht zijn dat het vrij ongelukkig getitelde vervolg, The Two Towers, pas over een jaar in de bioscoop komt. Inmiddels is er het eerste deel, waarin Frodo alleen de legers van de Dark Lord kan verslaan door een verbond te smeden tussen alle volkeren van Midden-aarde: elfen, dwergen, Hobbits, tovenaars en mensen.

Dat deze coalitie tegen een wereldbedreigend gevaar een belletje doet rinkelen, is natuurlijk puur toeval, gezien Jackson zes jaar geleden aan dit project begon en de film tegen de fatale septemberdag nagenoeg klaar was.

Peter Jackson: We leefden nog in een andere wereld toen we de film maakten. Deze interpretatie bevestigt alleen maar hoe tijdloos het boek wel is. Drie generaties hebben The Lord of the Rings omarmd: eerst de generatie van de Tweede Wereldoorlog, dan de Vietnam-generatie, nu de huidige generatie. Alle grote thema’s in het boek zijn tijdloos en zullen over vijftig jaar nog even relevant zijn, wat er ook met de wereld gebeurt. Vooreerst zijn er de algemene universele thema’s van vriendschap, moed, zelfoffering en goed versus kwaad. Dan is er ook een thema dat vijfenzestig jaar geleden heel erg aan de orde was, maar in variaties blijft resoneren: de vernietiging van de natuur door de machine en industrialisering.

Jammer dat we een jaar moeten wachten om de volgende episode te zien in Frodo’s strijd tegen Sauron.

Jackson: Helaas kon dit niet anders. We hebben nog stapels werk voor de boeg voor we klaar zijn met het tweede deel. Toen we de films planden, zochten we naar een manier om elke zes maanden een volgend deel in de bioscoop te krijgen: Kerstmis, zomer, Kerstmis. Dat zou heel leuk zijn geweest, maar we zagen gewoon geen enkele mogelijkheid om de postproductie van elk deel in een half jaar rond te krijgen. Voor elk deel moet ook nieuwe muziek worden geschreven en in elk deel zitten zes- à zevenhonderd computershots. We wilden de films zo snel mogelijk na elkaar in de zaal brengen, maar minder dan een jaar kán gewoon niet. Daarom draaiden we ook de films vlak na elkaar. Hadden we ze afzonderlijk opgenomen, dan had elke film, met het telkens opnieuw opstarten van de productie, drie jaar in beslag genomen.

De financierende studio New Line staat of valt met het succes van ‘The Lord of the Rings’. Was dat geen zware last om dragen?

Jackson: Je moet gewoon je gedachten op de film concentreren. Het is mijn job om de beste film te maken die ik kan maken, en dat kan ik alleen als ik me niet te veel aantrek van de risico’s, en de financiële zorgen aan anderen overlaat. Ik heb gaandeweg het talent ontwikkeld om me niet te veel te bekommeren om wat er allemaal op het spel staat.

U hebt een lange weg afgelegd van de maker van bloederige horrorfilms tot regisseur van het grootste en meest ambitieuze filmproject aller tijden. Hoe moeilijk is het om trouw te blijven aan uzelf?

Jackson: Ik denk dat mijn grote voordeel is dat ik in Nieuw-Zeeland blijf werken en wonen. Ik zie The Lord of the Rings als de grootste onafhankelijke film ooit gemaakt. Ik heb niet het gevoel dat het om een studioproductie gaat. We draaiden alles in Nieuw-Zeeland, met een locale crew, het is echt een kiwifilm. Alleen het geld is Amerikaans. Je mag ook niet vergeten dat we hoofdzakelijk gefinancierd zijn door New Line, een onafhankelijk werkende studio waar niet de vaak nefaste bedrijfscultuur heerst van de majors.

Ik ben absoluut niet geïnteresseerd in Hollywood, heb geen enkele zin om me daar te vestigen. Ik heb nooit een film gemaakt binnen het traditionele studiosysteem en dat spreekt me ook niet aan. Zelfs voor The Frighteners liet Paramount me met rust, omdat mijn producer Robert Zemeckis als buffer optrad. Inzake omvang en complexiteit van de productie is The Lord of the Rings inderdaad een grote sprong. Maar ik zie elke film als een leerproces. De complexiteit van The Lord of the Rings heeft voornamelijk te maken met de decors en special effects. Maar ik werkte met dezelfde decorploeg van The Frighteners. We deden alles met onze eigen computer effects-firma.

Waren er dan nooit momenten tijdens de productie dat u de greep op deze gigantische onderneming verloor?

Jackson: Nee, en dat heb ik te danken aan de drie jaar lange voorbereiding. Nog toen we het script schreven, kwamen er ook al designers, locatiescouts en computermensen aan boord en werden de monsters ontwikkeld. Die lange voorbereiding liet ons toe om alles goed te plannen. Het zou een volstrekt andere situatie zijn geweest indien iemand had gezegd: je mag The Lord of the Rings doen, over zes maanden beginnen we te draaien. Dat zou pas een ramp geweest zijn. Wij wisten waar we mee bezig waren. We benaderden de productie als één grote film. Eens we begonnen te draaien, dachten we niet aan drie films, maar aan één doorlopend verhaal van negen uur. Het verliep zelfs behoorlijk vlotjes.

Via internet ventileerden fans hun kritiek op sommige van uw keuzes in het bewerken van de roman. Hebben hun reacties in enig opzicht beïnvloed wat er al dan niet in de film zit?

Jackson: Niet echt. Ik wist goed dat ik niet kon luisteren naar de opinies van miljoenen fans. Ik ben zelf een grote fan en ik heb alleen naar mezelf geluisterd. Ik was me er ook van bewust dat waarschijnlijk tweederde van de toeschouwers de boeken niet gelezen heeft en dat ook die mensen van de film moeten kunnen genieten. Dat was een even sterke factor bij het nemen van beslissingen als de eventuele bezwaren van de fans.

Wat dreef u bij het maken van deze film, uw enthousiasme voor de roman of het feit dat ‘The Lord of the Rings’ u de kans biedt om het type cinema te maken waar u zelf gek op bent?

Jackson: Een combinatie van beide. De film is inderdaad geboren uit mijn liefde voor fantasy. Films als King Kong en The 7th Voyage of Sinbad met de ‘stop-motion’-creaturen van Ray Harryhausen hebben mijn leven veranderd. Toen ik op jeugdige leeftijd die films zag, wist ik dat ik zelf films wilde maken. Als tiener wilde ik naar andere werelden vluchten en in wonderbaarlijke avonturen geslingerd worden. Dat gevoel van escapisme beleef ik maar zelden meer in de bioscoop. Met The Lord of the Rings wilde ik weer dat gevoel oproepen. Ik heb altijd zo’n film willen maken en na The Frighteners was ik er klaar voor.

Ik las The Lord of the Rings toen ik achttien was, maar dacht nooit aan een filmbewerking, daarvoor was de roman te groots, te beroemd. Toen ik met mijn partner/producer Fran Walsh als volgende project voor een fantasy film koos, dachten we eerst aan een origineel scenario in de stijl van Tolkien. Zonder er echt bij stil te staan, dachten we dat het geen kwaad kon om even te telefoneren om te zien waar de filmrechten zaten. Van mijn agent vernam ik dat de producer Saul Zaentz al 25 jaar de rechten bezat. Dat bracht de bal aan het rollen.

Had u, puur technisch bekeken, vijftien jaar geleden dezelfde film kunnen maken?

Jackson: In theorie had het gekund, maar het was dan een veel minder realistische film geworden. Nu ogen de monsters echt omdat ze niet met ‘stop motion’ maar met CGI-technologie (‘computer generated images’) werden gemaakt. Toen had je acteurs in een rubberen pak gekregen en statisch camerawerk voor de effects shots.

Heel indrukwekkend is de interactie in hetzelfde beeld tussen dwergen, reuzen en mensen van gewone grootte. Je staat er niet echt bij stil, zo vanzelfsprekend lijkt het.

Jackson: Zeker in het begin was dit erg moeilijk omdat er zoveel scènes zijn waarin we de illusie moeten in stand houden dat er een aanzienlijk verschil in grootte is tussen mensen en Hobbits. Omdat de opnamen zo lang duurden _ vijftien maanden _ hadden we gelukkig de tijd om een reeks technieken te ontwikkelen. De illusie berust niet op één truukje: er was een hele trukendoos waar we konden uit putten, naargelang van het vereiste shot. Na één à twee maanden konden we vloeiend switchen van de ene techniek naar de andere. Het werd almaar makkelijker. Het moeilijkste waren de proefopnamen. Daarna werd het bijna onze tweede natuur. Meestal was het vrij low tech: acteurs die op verhoogjes staan, hoofdrolspeler Elijah Wood die op zijn knieën zit. Voorts waren er gecompliceerde trompe-l’oeils met valse perspectieven, vervangers op kleine schaal voor de Hobbits, vervangers op grote schaal voor Aragorn of Gandalf.

Eindelijk een avonturenfilm die niet ironisch is, die het heldendom, de strijd tussen goed en kwaad ernstig neemt?

Jackson:Fantasy is een genre waar Hollywood niet meer in gelooft, vandaar de campy-humor en de extravagante decors, wat natuurlijk ten koste gaat van het realiteitsgehalte. Ze redeneren als volgt: hoe minder echt het lijkt, hoe succesvoller het is als fantasy, terwijl het voor mij net het tegenovergestelde is. Daarom probeerden we The Lord of the Rings er zo echt mogelijk te laten uitzien. Daar dankt het boek ook zijn razende populariteit aan: de lezer vergeet dat het om een verzonnen wereld gaat, dat één man dit allemaal zelf heeft bedacht. Er gaat een authenticiteit van uit, alsof Tolkien oude manuscripten heeft gevonden en daarvan is vertrokken. Voor ons was het essentieel dat in de vertaling naar film deze illusie van realiteit bewaard werd. We benaderen het meer als een historisch authentieke film dan als pure fantasie.

Waarom zo veel art nouveau in elfenland?

Jackson: We moesten ook architecturaal de diverse volkeren typeren. Art nouveau had zevenduizend jaar geleden kunnen zijn uitgevonden door de elfen. Het is zeer organisch, alle vormentaal is gebaseerd op takken, bomen en natuurelementen. Dat lijkt me goed te passen bij de elfencultuur.

Elijah Wood is uitstekend in de film. Hoe hebt u hem gekozen?

Jackson: Daar heb ik geen enkele verdienste aan: hij heeft zichzelf gecast. Toen we in Londen audities deden voor de jonge Frodo wist ik niet eens wie Elijah Wood was. Per post ontving ik een videoband van hem. De naam van de afzender zegde me vaag iets, maar ik kon er geen gezicht op plakken. Elijah had gehoord dat er audities waren in Europa, was met een vriend met een videocamera in Hobbit-kostuum het woud ingetrokken en speelde een scène uit het boek. Zodra ik de video zag, wist ik dat ik mijn Frodo had gevonden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content