In ‘Insomnia’ zit Al Pacino achter een moordenaar aan.Op de set van het leven aast hij op geluk – en hij heeft eindelijk beet, dankzij een verkwikkende tweeling en een hardbevochten inzicht in familie en roem. Een zeldzame intimistische babbel met een legende.

‘INSOMNIA’ vanaf 6/11 in de bioscoop

Je bent te vroeg op de plaats van afspraak, maar de maître d’hôtel is zo attent om je naar de gereserveerde tafel in de diepste hoek van het restaurant te begeleiden. Terwijl hij je jas aanneemt, attendeert hij je op de stoel in de hoek: ‘Daar zit Al gewoonlijk het liefst.’ Een ogenblik later zwaait de deur van de keuken open. Een ober haast zich naar buiten met iemands voorgerechten, stoot je aan, verontschuldigt zich en vergewist zich ten slotte: ‘Bent u met Al?’ Dan daagt jouw dienster op. Ze vraagt of je alvast de menukaart wilt inkijken. ‘Ik weet dat Al zich aan een speciaal dieet moet houden’, voegt ze er geruststellend aan toe.

Als de fanfare uit het zicht is, duikt de acteur op in de kamer. Hij zegt gedag tegen Jennifer Jason Leigh, die aan de tafel naast de onze dineert – ‘Jennifa!’ -, en zet zich dan in zijn favoriete fauteuil. Je hebt Pacino amper een week geleden voor het eerst ontmoet, en hij groet je meer dan hartelijk. De acteur, 62 ondertussen, ziet er in levende lijve een beetje grappig uit, verward en lichtjes gebroken, zoals je favoriete nonkel met die gigantische scheur in zijn overjas. Hij heeft de neiging om alle lof minzaam af te wimpelen, al heeft hij er duidelijk oren naar. Vertel hem het meest evidente – dat hij en zijn generatie de definitie van een filmster ingrijpend hebben beïnvloed – en hij minimaliseert zijn eigen rol: ‘Dustin heeft de toon gezet, met dat vroege werk van hem, zoals The Graduate.’ Zeg hem dat door hem, Hoffman en Robert De Niro niemand nog een glimmend gladde leading man- acteur wil zijn, en hij kijkt gespeeld verbaasd op: ‘ Ik wel!’

En waarom niet, eigenlijk? Alle andere rollen heeft hij al gespeeld. Sinds hij dertig jaar geleden als Michael Corleone in The Godfather etaleerde hoe een hart een steen wordt – volgens velen het grootste portret in de filmgeschiedenis -, heeft hij het collectieve bewustzijn verrijkt met een aantal magistrale vertolkingen. I know it was you, Fredo. You broke my heart… Att-i-ca! Att-i-ca!… You’re out of order! This whole trial is out of order!… Say ‘allo to my little friend!… Hoo-ah!… enzovoort: elke frase roept een beeld op van een verbluffende Pacino. Deze keer geeft hij een vernietigende wending aan Insomnia, een misleidende thriller van Christopher Nolan. Hij is een vernuftige grootstaddetective die naar Alaska wordt uitgestuurd om een moord op te lossen, maar door een latente gewetenskwestie en een compleet gebrek aan slaap – het is er 24 uur op 24 klaarlicht – verneukt hij de hele zaak. Robin Williams, die de hoofdverdachte speelt, werd vooral getroffen door de gretigheid waarmee Pacino zich in een personage inleefde dat zowel qua leeftijd als qua emotionaliteit niet ver van hem afstaat. ‘Het was verbazend’, zegt Williams. ‘Waarop baseerde hij zijn vertolking? Op een van zijn eigen diepe angsten misschien? Ik weet het niet. Ik vond het ronduit fascinerend om te zien hoe precies hij de neerslachtigheid verpersoonlijkte van iemand die al zoveel heeft meegemaakt.’

Net zoals Donnie Brasco herinnert Insomnia je eraan dat de acteur zowel kleine als grote zielenroerselen kan vertolken, dat hij net zo goed kan imploderen als exploderen. Een van de films die zijn faam hebben gemaakt bij het jonge volk, en zeker bij de rapsubcultuur, is de operateske drugssaga Scarface. Pacino etaleert er een gulzigheid die een onstilbare honger doet vermoeden: hij speelt het verhaal niet, hij ís het verhaal. ‘Ik moet Scarface een keer in de maand gezien hebben’, vertelt Snoop Dogg, ‘anders word ik onrustig.’ Hij ziet de film als een metafoor voor de strijd van elke minderheid tegen het systeem. ‘Ik denk dat elke brother zich kan identificeren met de psychologie van het hoofdpersonage. En met Pacino erbij is dit een film waar je van moet houden: sinds The Godfather is hiphop gek van de man. In elk van zijn films is Pacino hardcore en echt gangsta. Alleen al daarom ga ik ze altijd bekijken.’

De eerste keer dat je Pacino ontmoet, is de gangster op weg naar een afspraak met zijn tandarts. Het is een donderdagnamiddag in Manhattan, en het verkeer is razend. Pacino’s haar is kort geknipt en gebleekt voor zijn rol als Roy Cohn in de televisieadaptatie van het epische toneelstuk Angels in America. Hij tuurt uit het raam van zijn zwarte jeep en ziet een fietser vervaarlijk zijn weg zoeken langs de kant van de baan. Hij zegt dat hij nooit zal begrijpen hoe iemand überhaupt kan fietsen in New York, bedenkt zich als hij zich herinnert dat hij zelf even fietskoerier was op zijn zestiende, maar hey, hij werd toen omvergereden door een bus – ‘die uiteraard gewoon doorreed’ -, dus neen, je kunt in deze stad niet fietsen! De jeep heeft zich eindelijk een weg gebaand naar het centrum. ‘Het heeft ons een uur gekost om zover te geraken’, zegt hij, ‘ a f*king hour.’ Hij staart naar zijn chauffeur. ‘En het is jouw schuld.’ De chauffeur glimlacht: ‘Yep, want ik ben de chauffeur.’ ‘Maar je hebt een goed excuus’, gaat Pacino door. ‘Je kunt zeggen: Al zei me langs Third Avenue te rijden. Hij denkt dat hij alles beter weet. De city boy!’

Pacino groeide op in de South Bronx. Zijn vader, een steenhouwer die Salvator heette, was achttien toen de acteur werd geboren – hij pakte twee jaar later zijn koffers. Pacino werd opgevoed door zijn moeder Rose en haar ouders. Hij vertelt je het verhaal in een café, nadat hij zijn chauffeur gevraagd heeft om de tandarts te annuleren en ook zijn bezoek bij de dermatoloog uit te stellen. Pacino heeft zich altijd goed afgeschermd en er zijn in zijn hele carrière weinig diepte-interviews met hem verschenen. Dat blijkt nu net een gunstig effect te sorteren op ons gesprek: hij is het niet moe om vragen te beantwoorden. Als kind, vertelt hij je, waren alle volwassenen die bij hem thuis over de vloer kwamen tweetalig. Toch besefte hij niet dat hij een lastige erfenis met zich meedroeg. Dat kwam pas toen hij in de basisschool in het multiculturele stuk The Melting Pot meespeelde. ‘Ik keek naar het kleine brunetje dat samen met mij in de pot stond te roeren’, zegt hij, ‘en plots begon het te dagen: wij speelden de Italianen.’

Pacino’s familie was altijd platzak. Zijn moeder, met wie hij een hechte band had maar die emotioneel zeer labiel was, heeft hem alleen in schoolvoorstellingen zien acteren. ‘Ze heeft nooit gezien wat er mij overkomen is, neen’, grijnst hij. ‘Ook mijn grootvader niet.’ Je wilt hem uit zijn tent lokken, dus zeg je iets in de trant van ‘het zou mooi geweest zijn mocht je voor hen een huis hebben kunnen kopen’. ‘Ik denk dat ik meer had kunnen doen dan dat. Ik denk dat ze meer van al mijn centen hadden kunnen genieten dan ik. Het zou mijn moeder van een hoop misère hebben bevrijd. Er is een prachtig verhaal… van wie was het? Van D.H. Lawrence? The Rocking-Horse Winner? Over het kind op een schommelpaard dat kan raden – och, het is zo ontroerend -, het kan de winnaar van de paardenrace raden als het maar hard genoeg schommelt. Hij komt uit een arm gezin. De muren blijven op hem inhameren: We hebben geld nodig! We hebben geld nodig! Hij sterft uiteindelijk van uitputting. Ik vereenzelvig me soms met dat verhaal. Ik vind het zeer…’ Hij raakt het spoor bijster. In het verhaal van Lawrence slaagt de kleine jongen er in het geniep in een klein fortuin bij elkaar te vergaren voor zijn moeder. Hij sterft in een euforisch delirium, terwijl hij zegt: ‘Moeder, heb ik het je ooit gezegd? Ik ben gelukkig.’ Rose Pacino stierf na een hartaanval toen Al Pacino 22 was.

Tussen zijn dertigste en zijn veertigste verjaardag boekte Pacino een reeks successen met de eerste twee delen van The Godfather, Serpico, Dog Day Afternoon en … And Justice ForAll. Hij heeft er niet van genoten. ‘Ik dacht dat iets me overkwam’, zegt hij. ‘Ik voelde me niet… Alsof ik uit balans raakte met wat er gebeurde. Ik wist niet hoe ik het moest inpassen in mijn leven, dus dronk en snoof ik en isoleerde ik mezelf. Ik kwam alleen nog buiten om te werken. Uiteindelijk heeft mijn vriend en mentor Lee Strasberg me met een eenvoudige zin weer overeind geholpen: ” Darling, je moet je gewoon aanpassen. ” Dat was zo simpel en zo juist, het hielp me een heel eind op weg. Ik stelde me er niet op in, tot op vandaag weet ik nog altijd niet waarom. Ik denk uit vrees voor het onbekende, voor iets waarover ik geen controle had.’ Roem? ‘De hele hutsekluts.’

In de jaren tachtig maakte Pacino het koloniale drama Revolution. Het was zo’n ontgoocheling dat Pacino vier jaar lang van het scherm bleef. Hij beweert dat hij in die periode verlengd verlof heeft genomen. Een bron die goede vrienden is met de acteur, meent dat er meer aan de hand was: ‘Ik denk dat het hele Revolution-verhaal hem emotioneel gekraakt heeft. Het heeft hem geschokt. De critici haatten het. Het publiek haatte het. En we werken in een business waarin je maar zo goed bent als je laatste film. Hij heeft geen vier jaar vrijaf genomen. Hij was op, dood, uit de running. Dat zal hij natuurlijk nooit toegeven. Hij had aanbiedingen, maar altijd voor dezelfde rol: die van gangster of politieman.’

Gedurende zijn sabbatperiode financierde Pacino een kortfilm met de titel The Local Stigmatic. Hij heeft er verschillende jaren aan geprutst, maar is er nooit mee naar buiten gekomen. (Pacino is altijd een theateracteur gebleven, in die zin dat het zelfs in de filmprojecten waarover hij onophoudelijk kan blijven doorpraten – zoals Looking for Richard, de documentaire over Shakespeare die hij in 1996 regisseerde – om het creatieve proces gaat, en niet om de centen.) Als hij nu terugblikt op die stille periode, vertelt Pacino, heeft het hem in verschillende opzichten deugd gedaan. ‘Psychologisch was het alsof ik van een tredmolen stapte waarvan ik al die tijd niet eens wist dat ik erop zat. Maar plots was ik…’ Hij lacht. ‘Ik zat min of meer aan de grond.’ Blut? Komaan!? ‘Blut! Eigenlijk wel, ja. Met mijn levensstijl – ik had mijn huis nog kunnen verkopen, maar wie wil dat doen?’ Pacino nam in 1989 een nieuwe start met Sea of Love, waarin hij acteerde als… politieman. Sindsdien blijft hij ermee dreigen uit de filmindustrie te stappen.

Een week na jullie gesprek in het café nodigt Pacino je uit voor een benefietbuffet. Hoewel zichtbaar vermoeid, is hij een en al charme. De acteur verontschuldigt zich ervoor dat hij in de voorgaande gesprekken een beetje traag van begrip was. ‘Nee, nee, helemaal niet’, antwoord je. Jij verontschuldigt je voor alle banale vragen die je hebt gesteld. Hij tikt je op je arm: ‘Dat is jouw goed recht.’ Even later vraag je hem wie hier zijn vrienden zijn vanavond. ‘Wel, jij zult mijn vriend zijn’, zegt hij. ‘Ik heb jou.’

OK, reality check. Als je al die beminnelijkheid voorlegt aan de bron die Pacino sinds jaren kent, herinnert die je eraan dat Pacino bovenal een acteur is. Anders gezegd: als hij de godfather kan spelen, kan hij een diner voorzitten. Je vraagt of hij denkt dat Pacino eigenlijk een prima donna is? ‘Elke acteur is een prima donna, anders is het geen acteur. Al is een artiest – van dezelfde categorie als Brando. Is het een softie? Neen, het is geen softie. Hij heeft zeer, zeer sterke opinies. Sommige zijn correct, andere niet.’

Goed, maar Pacino’s scherpe kantjes zijn duidelijk afgerond, en niet omdat hij al jaren geen druppel alcohol meer heeft aangeraakt. ‘Voor je hem voor het eerst ontmoet, weet je niet waaraan je te verwachten omdat hij in je gedachten zoveel verschillende persoonlijkheden is’, zegt Christopher Nolan. ‘Ik heb het gevoel dat hij weet welke impact hij heeft op mensen, dus doet hij er alles aan om je op je gemak te stellen.’ Andrew Niccol, die Pacino regisseerde in S1mone, dist je het verhaal op van een actrice die plots heel zenuwachtig ging doen toen Pacino in de buurt was. ‘Toen ze even naar het toilet moest, kwam Al vragend op me af: “Waarom is ze zo nerveus?” Ik zei: “Omdat je Al f*king Pacino bent!” Waarop hij: ” That’s right. I am, aren’t I?”‘

Pacino ontdekte zijn zachte kantjes – samen met de korte nachten – in zijn privéleven, niet op een of andere set. Samen met actrice Beverly D’Angelo heeft hij een tweeling van zestien maanden, Olivia en Anton; hij moet er tegenwoordig dus vroeg uit. Pacino, die nooit is getrouwd, heeft er een regel van gemaakt met geen woord over zijn kinderen of over zijn vrouw te reppen. Als je vraagt of je foto’s van zijn baby’s mag zien – hij heeft nog een oudere dochter uit een vorige relatie, Julie-Marie -, aarzelt hij even, maar zijn trots overhaalt hem. ‘Je wilt foto’s zien?’ Hij haalt twee foto’s uit zijn binnenzak. In beide houdt hij een van de tweeling in de lucht: hij ziet er afgepeigerd uit, dat wel, maar even zo verrukt als de jongen uit het volksverhaal die net een magische vis heeft gevangen. Later zal zijn beste vriend Charlie Laughton je het volgende vertellen: ‘Hij heeft een tweeling nu, dat weet je. Zij hebben zijn hemel opgeklaard. Echt waar. Ik bedoel, hij heeft het me zelf gezegd. “Charl, ik ben verliefd. Verliefd!”, zei hij.’

Vanavond, in een onbewaakt moment, begint Pacino zelf over zijn oudste dochter. ‘Ze maakt korte films met een camcorder, weet je. Ze is twaalf jaar en een half, maar het is mijn dochter. Haar laatste film ging over mij. Voor mijn verjaardag. Lookin for Al. Het is een parodie op mijn films. Zeer clever gemaakt, moet ik zeggen.’ Hij zegt dat hij onlangs nog met Julie-Marie gesproken heeft. ‘Ze leeft op de buiten’, zegt hij weemoedig. ‘Ik zou het leuker vinden mocht ze hier bij mij wonen.’

Als de dienster de bestelling komt noteren, blijkt dat Pacino dieet voor zijn Roy Cohn-vertolking. Hij suggereert subtiel dat je bestelt wat hij graag had gegeten: gehaktbrood met gestampte aardappelen. Later moedigt hij je aan om ook een dessert te nemen. Wordt het voor hem geen marteling om mij te zien smullen? Hij glimlacht. ‘Het zal pijn doen, maar ik ben er klaar voor.’ Dus bestel je Pacino’s favoriete nagerecht, ‘wat het ook moge zijn’. Een warme brownie met vanille-ijs en warme chocoladesaus ligt kort daarna voor je neus te dampen. Als blijkt dat je het niet opkrijgt, is Pacino zichtbaar ontgoocheld.

De acteur blijft onvermoed lang napraten. Het is bijna middernacht. ‘Ik ben zo verdomd moe’, zegt hij, maar hij maakt geen aanstalten om te vertrekken. Iets later betrap je hem erop dromerig in het ijle te staren. Je vraagt wat hij denkt. ‘Dat Beverly en de tweeling nu slapen’, antwoordt hij. Het heeft iets aandoenlijks: zijn geliefden slapen, dus is de wereld gestopt met draaien en hoeft hij nergens meer te zijn. Je vraagt of hij gelukkig is. ‘Ik hou wel van Shakespeares definitie van geluk’, zegt hij, en hij parafraseert Hamlet. ‘Ik ben gelukkig in die zin dat ik niet overgelukkig ben. Zie je, overgelukkig is zo.’ Hij strekt zijn armen uit, zijn palmen naar de grond gericht, en schudt met zijn handen. Hij heeft eindelijk rust gevonden, dus? ‘ Yeah‘, zegt hij. ‘Het is een beetje voorbij geluk. Op de jas van dame Fortuna ben ik niet de knop die alles samenhoudt. Snap je?’ Niet echt. ‘Dat geeft niet. We komen er nog wel. Ik heb geduld.’ En voor Al Pacino heb jij de hele nacht.

© Newsweek. Vertaling Karel Degraeve

Door Jeff Giles

Net zoals ‘Donnie Brasco’ herinnert ‘Insomnia’ je eraan dat Al Pacino zowel kleine als grote zielenroerselen kan vertolken, dat hij net zo goed kan imploderen als exploderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content