Op zijn 71e doet Hollywoodicoon Robert Redford (71) nog steeds harten sneller slaan. Dit keer niet met zijn charmes, maar met een politiek drama waarin hij van leer trekt tegen George Bush en al wie hem laat begaan. ‘Als je écht iets wil veranderen, mag je niet bang zijn om je handen vuil te maken.’

Altijd leuk om overschat te worden’, zegt Robert Redford laconiek als we hem de jongste editie van Time voorleggen. Maar zijn pretoogjes en half ontblote, fier opgezette bovenborst verraden duidelijk zijn trots. Het blad bejubelt de voormalige blonde oppergod van Hollywood immers, naast onder meer David Attenborough, Richard Branson en de onvermijdelijke Al Gore, als een van de Helden van het Milieu. Al snijdt de groene en geëngageerde Redford in zijn nieuwste film Lions for Lambs een heel ander actueel thema aan: de Amerikaanse invasie in Afghanistan, de hele buitenlandpolitiek van de regering-Bush, de miljarden dollars en duizenden mensenlevens consumerende war on terror en vooral: de onverschilligheid van de modale Amerikaan.

Daarvoor laat Redford – die in het verleden al kaskrakers regisseerde als Ordinary People (1980), Quiz Show (1994) en The Horse Whisperer (1998) – drie verschillende verhaallijnen door elkaar vloeien: een eerste waarin een jonge, republikeinse senator (Tom Cruise in zijn eerste rol sinds de heisa rond Katie Holmes) zijn nieuwe militaire strategie tracht te slijten aan een ervaren Witte Huisjournaliste (Meryl Streep); een tweede over de lotgevallen van twee Amerikaanse GI’s die bij een mislukte operatie boven Afghanistan worden gedropt; en een derde waarin een bezorgde universiteitsprofessor – een rol voor Redford himself – zijn meest begaafde maar apathisch geworden pupil moreel tracht wakker te schudden.

‘Toch is het géén film die mensen de les wil spellen’, drukt Redford ons op het hart. ‘Wel één die pertinente vragen stelt zoals ‘hoe is het zover kunnen komen?’ en vooral ‘hoe geraken we hier terug uit?’. Dames van middelbare leeftijd zijn dan ook gewaarschuwd: in Lions for Lambs laat Redford de vrouwenharten filerende romanticus uit The Way We Were en Out of Africa op stal en ruilt hij hem eindelijk nog eens in voor de politiek bewuste leading man uit seventiesklassiekers als The Candidate, Three Days of the Condor én All the President’s Men, films waarin Redford het Amerikaanse politieke establishment tackelde met het venijn van Erik Gerets.

‘A Mighty Heart’, ‘The Kingdom’, ‘Redacted’, ‘Rendition’, ‘In the Valley of Elah’, ‘Stop Loss’, ‘Charlie Wilson’s War’… De films over de oorlogen in Irak en Afghanistan vliegen ons om de oren. Doet het u plezier dat Hollywood weer politieke films maakt?

Robert Redford: Zeker, al weet ik niet of het een oprisping is of een echte trend. Het zal van de kassaresultaten afhangen of het blijft duren. Als die films floppen, is het zo weer voorbij. ‘Hollywood’ bestaat ook niet meer. Je hebt alleen nog de mainstream en de onafhankelijke cinema. Het vroegere studiosysteem is compleet uitgehold en de filmmogols van weleer zijn vervangen door CEO’s en marketingmachines. De enige vraag die nog telt, is: ‘Zal de film geld opbrengen?’ En met politieke films is het antwoord altijd onzeker omdat veel mensen zich willen amuseren in de bioscoop en niet nog eens geconfronteerd willen worden met de politieke problemen, wat overigens hun goed recht is.

Aan de andere kant moet ik bekennen dat het de jongste twee jaar wel iets makkelijker is geworden om politieke films gefinancierd te krijgen. Vijf jaar geleden – toen de Irakoorlog uitbrak – werd je bij de minste kritische opmerking als een landverrader beschouwd. Nu de meeste Amerikanen de waarheid kennen en Bush nog slechts een kwart van de bevolking achter zich heeft, kun je zo kritisch zijn als je maar wil. Zelfs in een mainstreamfilm. De mainstream zet immers geen trends, maar volgt ze. Daar heb ik ondertussen mooi van geprofiteerd (lacht).

‘Lions for Lambs’ werpt een kritische blik op politici, de media en het onderwijssysteem, maar de Amerikaanse soldaten blijven buiten schot. Is dat niet hypocriet?

Redford: De titel is een quote van een Duitse generaal uit de Eerste Wereldoorlog. Die vergeleek de Britse soldaten met dappere leeuwen, terwijl hij hun officieren maar laffe lammeren vond. Dat gevoel heb ik ook bij de oorlogen in Afghanistan en Irak. Er zijn momenteel duizenden jonge Amerikanen die hun leven riskeren voor een regering die dat offer in geen geval waard is. Bovendien mag je niet vergeten dat veel van die soldaten uit probleemwijken komen, zoals ik ook in de film laat zien. Voor die kids is Uncle Sam vaak de enige hoop op een betere toekomst, want geld voor goed onderwijs is er niet en als ze niet goed kunnen basketten, belanden ze vaak in gangs of in de gevangenis. De tragische ironie is natuurlijk dat ze in het leger hun leven zullen moeten riskeren voor diezelfde lui die hen tot die sociale onderklasse hebben veroordeeld. Vandaar die leeuwen voor lammeren dus.

Zelf vertolkt u een professor die twee van zijn beste studenten naar Afghanistan heeft zien vertrekken en zijn uiterste best doet om zijn nieuwste poulain alsnog politiek bewust te maken. Staat dat personage symbool voor de onmacht van uw generatie, die in de sixties massaal op straat kwam tegen de Vietnamoorlog maar ondertussen nog nauwelijks uit haar luie stoel te wrikken valt?

Redford: Voor een stuk, al hoop ik vooral dat het om een genuanceerd personage gaat dat genoeg heeft meegemaakt om de ernst van de situatie in te zien en de jongere generatie alsnog te willen gidsen met zijn kennis en ervaring. Ook al heeft hij in het verleden gefaald en kent hij niet alle antwoorden. Dat betekent niet dat ik mezelf zie in de rol van grijze, wijze goeroe. Verre van. Ik heb óók geen pasklare antwoorden. Daar zijn de problemen veel te complex voor. Ik maak me alleen grote zorgen. Over de oorlog, over het milieu. En vooral over het verlies van idealisme, burgerzin en persoonlijk engagement. Op een dieper niveau is dat dan ook het échte thema van deze film. De war on terror is maar een concrete, actuele aankleding.

Is film wel een geschikt medium om burgerzin aan te wakkeren? Meestal preken politieke films toch gewoon voor de eigen kerk?

Redford: Ja, maar film kan wel een aanzet tot debat zijn. En in zeldzame gevallen leidt het zelfs tot actie op het terrein. Herinner je Z, die politieke thriller van Costa-Gavras. Toen die in 1969 een Oscar won, heeft die film écht een belangrijke rol gespeeld in het opvoeren van de internationale druk tegen het Griekse kolonelsregime. En recent was er ook An Inconvenient Truth van Al Gore. Miljoenen mensen hebben die film ondertussen gezien en weten nu dat global warming géén hypothese is – zoals lang werd beweerd – maar een onomstotelijk bewezen feit, waardoor bedrijfsleiders en politici van onderuit gedwongen werden om maatregelen te nemen.

Bent u altijd politiek bewust geweest? Of was u vroeger meer zoals die student die u in de film ondervraagt, een bon-vivant die vooral aan zichzelf denkt?

Redford: Het laatste. Toen ik achttien was, gaf ik geen ruk om politiek. Ik ben opgegroeid in Los Angeles toen Richard Nixon nog senator van Californië was. Hij was de saaiste kerel die ik kende. ‘Als dát politiek is’, dacht ik, ‘dan wil ik daar van mijn leven niks mee te maken hebben.’ Ik hield van sport, film en kunst en wilde zo vrij mogelijk door het leven gaan.

Wat heeft u de ogen geopend?

Redford: Mijn reis door Europa. Ik ben nooit een goede student geweest en op mijn achttiende werd ik zelfs vriendelijk verzocht om de school te verlaten. Vandaar dat ik toen naar Europa ben getrokken, waar ik eindelijk ook andere culturen en geschiedenissen kon leren kennen. En meisjes natuurlijk (lacht). Ik heb toen echt een cultuurschok ondergaan. Ik had geen rooie duit toen ik in Parijs aankwam en was als kunststudent dus wel verplicht om op kamers te gaan samen met studenten van over heel Europa. Dat was eind jaren 50, toen de oorlog in Algerije volop aan de gang was, een thema dat duidelijk heel gevoelig lag in Frankrijk. Iedereen had er dan ook een mening over, net als over de Koude Oorlog, Kennedy en noem maar op. Ik was zo ongeveer de enige die geen benul had waarover het ging en dat vond ik enorm vernederend. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: ‘Wakker worden, Bob. Je leeft niet alleen op deze wereld.’

U leefde toch ook niet alleen in Los Angeles?

Redford: Nee, maar alles leek oké daar. De zon scheen elke dag, iedereen droeg een pak met das, je kon sigaren roken in restaurants. Het was gewoon de ideale wereld. Waar moest ik in vredesnaam tegen rebelleren? Zelfs als knul uit de armere buurten moest ik me nergens zorgen over maken, behalve misschien over het feit dat ik op zaterdag absoluut aan een auto moest zien te geraken om mijn vriendinnetje op te pikken (lacht). In Europa heb ik voor het eerst kritisch naar mijn land leren kijken en beseft hoe goed wij Amerikanen het hebben, zeker in vergelijking met veel mensen uit Europa, waar de klassenmaatschappij – met haar armoede en werkloosheid – toen veel duidelijker voelbaar was dan bij ons. Jammer genoeg hebben we jullie wat dat laatste betreft ondertussen bijgebeend.

Toen u later acteur werd, was u in elk geval een van de eerste Hollywoodsterren om de politieke toer op te gaan.

Redford:(knikt) Ik weet niet of George Clooney toen al geboren was (lacht). In 1969 brak ik door met Butch Cassidy and the Sundance Kid en kon ik eindelijk mijn eigen films produceren. Tegen die tijd had ik mijn politieke kennis ook ruimschoots bijgespijkerd. Ik was zelfs een onverbeterlijke politieke junkie toen, zeker toen de geest van Mei ’68 over de wereld waarde. Vandaar dat ik later met zoveel passie aan films als The Candidate, Three Days of the Condor en All the President’s Men heb meegewerkt. Dat waren stuk voor stuk héél persoonlijke projecten voor me, die rechtstreeks voortvloeiden uit de kritische manier waarop ik naar Amerika had leren kijken. En het was ook mijn manier om mijn ervaringen door te geven aan anderen. Ik hoopte echt dat die films mensen aan het denken zouden zetten die anders nooit de krant lazen of op reis gingen en dus nog nooit met andere, dissidente meningen over de Amerikaanse politiek werden geconfronteerd. En eigenlijk hoop ik dat met Lions for Lambs nog steeds. Een beetje naïviteit kan geen kwaad, zeker niet op mijn leeftijd.

U heeft dus geen problemen met al die celebrities die zich tegenwoordig mengen in het politieke debat, zoals Clooney met zijn documentaire over Darfoer of DiCaprio met zijn project over het broeikaseffect?

Redford: Tuurlijk niet. Zolang het maar op een kritische en gefundeerde manier gebeurt. Waar ik wel problemen mee heb, is beroemdheden ronselen voor politieke campagnes. Als een celebrity écht met de problematiek begaan is: prima. Als het enkel dient om stemmen te halen, is het redelijk ranzig. Anderzijds heeft iedereen recht op een eigen mening. Ook filmsterren. En het is niet omdat je favoriete acteur iets zegt, dat je het daarom met hem eens hoeft te zijn.

Over gecontesteerde sterren gesproken. ‘Lions for Lambs’ is de eerste film met Tom Cruise sinds die hele mediahetze rond Katie Holmes, en het is ook de eerste film van United Artists, de herrezen studio waarvan hij aan het hoofd staat sinds hij bij Paramount werd ontslagen wegens zijn bizarre gedrag en zijn Scientologygepreek. Was het geen risico om hem te casten?

Redford: Is Tom geen goed acteur meer omdat hij een moeilijk jaar achter de rug heeft? Hij is gewoon fantastisch in deze film. En nee: ik heb niks speciaals aan hem opgemerkt en hij deed ook niet raar op de set. Met Toms privéleven bemoei ik me ook niet. Ik ben enkel geïnteresseerd in zijn werk en daar ben ik uitermate tevreden over.

Hier speelt hij een jonge Republikeinse senator die zo passioneel en welbespraakt is dat je bijna in zijn militaire retoriek zou gaan geloven. Is hij de verbeterde versie van George W. Bush?

Redford: Zoiets. Ik wilde er in elk geval geen demonisch karikatuur van maken. Hij moest een sterke, aantrekkelijke, gevoelige en dus ook gevaarlijke politicus zijn. Iemand die leiderschap en humanisme uitstraalt, ook al wil hij nog meer troepen sturen en dreigen zijn plannen Amerika op geopolitiek niveau nog verder te isoleren. Om die dubbelzinnigheid op te voeren, hebben we hem zelfs hetzelfde pak en kapsel gegeven als John Edwards, een van de democratische presidentskandidaten waar Tom ook een beetje op lijkt. Belangrijk was in elk geval dat elk personage in deze film redelijke argumenten naar voren brengt. Wanneer hij zegt dat terugtrekken uit Afghanistan onmogelijk is, heeft hij gelijk. En ook wanneer hij stelt dat de huidige strategie de Taliban alleen maar sterker heeft gemaakt. Ik kan me voorstellen dat de gemiddelde Texaan meteen denkt: ‘Die kerel moesten ze president maken.’ Al was dat natuurlijk niet echt mijn bedoeling (lacht).

Critici noemen de film nochtans antioorlogspropaganda.

Redford: Je bedoelt die rechtse bloggers? Die vonden de film zes maanden geleden al rotslecht, toen de opnames nog moesten beginnen. Ik weet dat er kritiek zal komen. Ik sta nu eenmaal bekend als een ‘liberal’ – hoewel ik ook al Republikeinen heb gesteund – en sommige conservatieven willen van geen debat weten. Maar ik ben geen extremist. Ik ben lang niet zo radicaal als Michael Moore. Het enige terrein waar ik wél uitgesproken meningen over heb, is het milieu.

Laat het ons daar dan even over hebben. Bent u ontgoocheld nu mede-milieuactivist Al Gore zich toch geen kandidaat heeft gesteld voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen van volgend jaar?

Redford: Niet echt. Waarom zou hij zich ook kandidaat moeten stellen? Hij is nu al een held, hij verdient veel geld en als president zal hij toch te veel compromissen moeten sluiten. Gore heeft er duidelijk voor gekozen – nu hij de Nobelprijs heeft gewonnen – om voor eeuwig en altijd die nobele, witte milieuridder te zijn die nooit door de politieke macht werd gecorrumpeerd. Da’s een mooie rol om jezelf in te casten, ook al is het niet de meest dappere. Als je écht een morele drang voelt om de global warming te stoppen en als je de macht van de olie- en gasmaatschappijen, die momenteel de dienst uitmaken in Amerika, écht aan banden wil leggen: waarom dan niet een ultieme gooi doen naar het presidentschap? Al blijf ik erbij dat Gore in 2000 al de legitieme, democratisch verkozen president was en niet Bush. Misschien moet iemand daar ook maar eens een film over maken. Suspense, leugens en bedrog gegarandeerd (lacht).

U voelt zich aangesproken?

Redford: Toch niet. Ik heb Quiz Show gemaakt en die film ging ook al over gemanipuleerde uitslagen (lacht).

Een film over het milieu dan?

Redford: Wie weet. Het ligt me in elk geval zeer nauw aan het hart. Lang voor Al Gore – in 1989 – heb ik in mijn woonplaats Sundance, Utah bijvoorbeeld al een driedaagse conferentie over het broeikaseffect georganiseerd. Daarop waren toen zowel milieuactivisten als bedrijfsleiders, Amerikanen als Sovjets aanwezig en zelfs toen al werd door twee wetenschappers een slideshow gepresenteerd waarin de smeltende sneeuw van de Kilimanjaro en de krimpende ijskappen aan bod kwamen, dezelfde dingen dus als in An Inconvenient Truth. Alle aanwezigen hebben toen ook een charter ondertekend met de vraag om dringende maatregelen, al heb ik toen een kapitale blunder gemaakt: ik heb dat charter opgestuurd naar toenmalig president George Bush Senior. Geen wonder dat er jarenlang niks mee gebeurd is en we moesten wachten op Clinton en Gore vooraleer het thema eindelijk weer opdook op de politieke agenda. Dit om maar te zeggen dat mijn milieuactivisme geen folietje is nu ‘going green’ plots economisch en politiek rendabel blijkt.

Heeft u zelf politieke ambities?

Redford: Ben je gek? Politieke films maken en aan de alarmbel trekken: daar ben ik goed in. Maar compromissen sluiten en eindeloos onderhandelen, dat is niks voor mij. Geloof me: daar ben ik veel te koppig en te opvliegend voor.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content