‘ACTEREN IS ALTIJD EEN BEETJE LIJDEN’

Stilaan ontworstelt Olivier Gourmet zich aan het type rol dat hem groot gemaakt heeft: het sociale geval met de bonkige gebaren en de knoestige kop. In Exercice de l’Etat van Pierre Schoeller speelt hij een opgejaagde minister, nadien volgt een komedie over de Franse presidentsverkiezingen. ‘De buren zullen blij zijn.’

Meestal zijn de buren niet blij als ze naar een film met Gourmet (48) moeten. Met de nadruk op moeten. Ze houden van de grote schiet-, knal- en explosiefilms van den Amerikaan. Of van het betere bekkentrekwerk van Benoît Poelvoorde. Maar waarom moet Olivier – hun Olivier – altijd in van die triestige films spelen? Of in van die films waarin de camera door een dronkenman gehanteerd werd? Als ze eerlijk zijn – en dat zijn ze daar in het Ardeense Mirwart – kunnen ze enkel zeggen dat ze die films – excusez le mot – strontvervelend vinden.

GOURMET: ‘Mocht ik een minieme neiging vertonen om een dikke nek te krijgen of om naast mijn schoenen te lopen, dan volstaat het aan mijn buurman te vragen wat hij van mijn laatste film vond. Het antwoord is meestal een opgetrokken wenkbrauw, een scheef oog en de vraag of ik dat echt wil weten. Toch wel, ja. ‘Olivier’, krijg ik dan te horen. ‘Ik weet het niet. Ik ben halverwege in slaap gevallen.’ Het is hun smaak niet. Maar ik blijf hen naar de cinema meesleuren. Omdat ik hen tot vervelens toe wil bewijzen dat er ook films bestaan die geen spektakel nodig hebben om als een bom in te slaan.’

Exercice de l’Etat is volgens hem zo’n film. Door 24 uur op 24, 7 dagen op 7 op de huid van de minister van Transport te kleven, biedt hij een beklemmend inzicht in de permanente paradox van de macht. Het personage van Gourmet rijdt zich klem tussen zijn ambitie en zijn integriteit, zijn morele eerlijkheid en het flauwe imago dat dat oplevert én tussen loya-liteit en de intrinsieke eenzaamheid van de job. Als regisseur streefde Schoeller ernaar een zo exact mogelijke kopie van de politieke werkelijkheid te maken. Geen karikaturen, makkelijke uitvergrotingen of geforceerde overdrijvingen. Hij wilde de actie van het politieke bedrijf tonen en vooral het onmenselijke ritme ervan. Een ritme dat tot waanzin, tijdelijke euforie en aanhoudende misselijkheid leidt. Om al die extremen in een man te vatten, zocht hij naar eigen zeggen een ‘soort Marlon Brando’. Hij vond Olivier Gourmet.

Marlon Brando? Er zijn slechtere referenties.

OLIVIER GOURMET: Franse regisseurs spreken me wel vaker aan op mijn Amerikaanse acteerstijl. Ik ben een fysiek acteur. Ik hou van dans, van spelen met je lichaam, van het detail van een beweging, van een oogopslag. Ik ben geen man van het hoge woord en de grote gebaren. Mijn spel komt van binnenuit. Ik zit niet in mijn hoofd, ik zit in mijn lijf. Er is geen onderscheid tussen wat ik zeg en wat ik speel. Ik pretendeer niets. Als mijn personage triest of blij of woedend is, dan put ik uit mijn affectieve geheugen; ik delf in mijn pijnlijke, vrolijke of frustrerende herinneringen en dat stroomt dan door mijn lijf. Ergens ben ik een product van Konstantin Stanislavski, Lee Strasberg en de Actors Studio. Toen ik als negentienjarige naar het conservatorium in Luik ging, was mijn referentie niet de toenmalige Franse film, maar wel Robert De Niro in Taxi Driver. ‘You talkin’ to me?’ Dat oefende ik voor de spiegel. Niet het ingehouden, cerebrale spel waarmee de nouvelle vague flirtte.

De wet van de Actors Studio en de method acting wil dat je als acteur samenvalt met je personage. Hoe diep ben je in het brein van de politicus doorgedrongen?

GOURMET: Ik heb een dag met Frédéric Mitterrand opgetrokken, maar ik heb vooral veel geobserveerd en gepraat. Mij – en daar was het Pierre ook om te doen – is de kolossale hoeveelheid onzichtbaar werk opgevallen. Wat wij van ministers te zien krijgen, is altijd geregisseerd. Ze komen op televisie als ze een toespraak houden, als ze iets inhuldigen of als ze gigantisch in de fout zijn gegaan. De man die van hot naar her rijdt, die met de telefoon naast zijn bed slaapt, die altijd in waakstand leeft, bij wie publiek en privé in elkaar overvloeien, is voor de kiezer níét zichtbaar. Het gevolg is wederzijdse onthechting en onbegrip. De kiezer wantrouwt de politicus en de politicus vindt geen aansluiting met de kiezer. Bovendien is regeren steeds meer een technische kwestie geworden. De macht van de staat kalft af en het is voor iedereen onduidelijk wie waarover controle heeft. De politiek plooit zich op zichzelf terug en de burger doet hetzelfde. Hij nestelt zich in de behaaglijkheid van het eigen gezin, van het internet en van simpele televisieprogramma’s. Er wordt zelfs niet meer van ons verwacht een mening over de politiek te hebben.

Jij hebt die anders wel. Onlangs vergeleek je Bart De Wever en zijn vrienden met de bruinhemden van Hitler. Het werd je niet in dank afgenomen.

GOURMET: Los van die uitspraak, werd me letterlijk gezegd: ‘Je bent acteur. Je hebt hier niets over te zeggen.’ Ja, ik ben acteur, maar ik ben ook kiezer en hoe ver is het gekomen als de kiezer geen stem meer heeft? In Exercice tonen we hem, de stille kiezer. De kiezer die zwijgt, wantrouwt en bang is voor de politiek. Als ik ga stemmen, voel ik me verantwoordelijk. Ik wil dat mijn stem goed gebruikt wordt en dus heb ik alle recht om mijn mening over de politiek te verkondigen. En concreet over België: we zijn een piepjong land, met de nodige groeipijnen, maar als ik het met Frankrijk vergelijk, weet ik heel goed wat onze sterkte is. Geen duidelijke erfenis hebben, heeft zo zijn voordelen. Het ontslaat ons van veel verplichtingen en plichtplegingen. België heeft een alchemie die Vlaanderen en Wallonië apart missen. Ik probeer dat aan mijn zonen duidelijk te maken. Net als ik willen ze Engels als tweede taal studeren. Ik vind dat een verarming. ‘Men is zo veel mens als men talen kent’, zei mijn vader altijd. Niet dat hij zelf zo veel talen kent, maar kom.

WE KIJKEN OP. DE HOND VAN GOURMET rent woest blaffend achter een fazant aan. In de verte hoor ik een schot. Het doet me eraan denken dat het hoogseizoen is in Mirwart. Jagers rijden af en aan in jeeps waarvan het blinkende koetswerk het zondagse gebruik verraadt. Hetzelfde geldt voor hun glimmende geweren. Dat is het verschil met de mannen van Mirwart. Hun jeeps hebben geen tijd om schoon te blijven. En schieten doen ze op ieder wild beest dat voor hen opduikt. Ook Gourmet is een man van Mirwart. Hij werd er geboren, groeide er op, vertrok er en keerde terug toen zijn moeder een hersenbloeding kreeg en het familiehotel een nieuwe uitbater nodig had. ‘In iedere steen van dit huis zit een druppel van mijn bloed’, had zijn moeder gepreveld. Omdat bloed nu eenmaal sterke banden kweekt, namen Gourmet en zijn vrouw het hotel Le Beau Site over. ‘Een acteur moet met twee voeten in het leven staan’, stelt Gourmet. ‘Als ik in Parijs of in Brussel zou wonen, zou ik enkel nog andere acteurs, producers of regisseurs ontmoeten. Hier ben ik verplicht met iedereen te praten, met iedereen een goed contact te onderhouden. Dit is mijn microkosmos, mijn natuurlijke milieu. Zelfs als jonge gast heb ik nooit de drang gehad die te ontvluchten. Wat ik hier ervaar – en dat heb ik altijd ervaren – is pure vrijheid. Mijn vader was boer en beestenhandelaar, mijn moeder baatte het hotel uit. Ik kwam thuis van school, smeet mijn boekentas binnen en was vertrokken. Fietsen, voetballen, de bossen in. Niemand die vroeg wat we deden, niemand die ons controleerde. Zolang ik maar op tijd thuis was om te eten.’

‘Tegelijkertijd zag en hoorde ik veel. Ook dat is het voordeel van een dorp. Alle sociale klassen leven er door elkaar. Ik kwam bij kinderen thuis en merkte dat de moeder dronk of dat ze losse handen had. Of ik ging met mijn vader mee naar de boerderijen en de veemarkt in Ciney. Het waren ontmoetingen die mijn verbeeldingskracht aanscherpten. Die ervaringen zijn nog steeds de bouillon waaruit ik mijn spel trek. Ik heb niet genoeg aan mijn eigen fantasie. Ik heb de werkelijkheid nodig om die fantasie te prikkelen.’

Boven de toog hangt een foto. Vooraan Jean-Pierre en Luc Dardenne, uitbundiger dan je ze normaal ziet. Achteraan, met zijn armen om de schouders van beide broers, breed lachend Olivier Gourmet. Het is het enige object in de kamer dat aan Gourmet als acteur herinnert. Iedereen in het dorp weet wat hij doet, niemand heeft het er uitgebreider over dan nodig. ‘Ook dat noem ik vrijheid’, vertelt Gourmet. ‘Het is het gevolg van een bewuste keuze. Ik geef zelden interviews, doe nooit mee aan tv-programma’s en neem rollen aan van getormenteerde zielen in niet al te druk bekeken films. Ik ben goed bevriend met Poelvoorde. Je met hem vertonen is de hel. Iedereen klampt hem aan. Niet als mens, maar als onderwerp van verwachtingen en verlangens. Ik ben blij dat ik niet zo bewonderd en geprezen word. Ik vrees dat het leidt tot gemakzucht, dat je ervan uitgaat dat mensen je goed vinden ook als je niet tot het uiterste gaat. Ik zeg niet dat dat bij Poelvoorde het geval is, maar ik heb het wel bij Robert De Niro of Jack Nicholson gezien. Ik ben iedere keer bang dat het niet zal lukken. Ik heb mijn voorbereiding nodig. De tijd om me onder te dompelen, om een personage te leren kennen. Dat is een continu werk. Als acteur moet je je gamma emoties onderhouden. Om klaar te staan en toe te slaan, als een bokser in de ring. Maar je moet die emoties ook voller inkleuren en uitdiepen. Dat doe je door nieuwsgierig te blijven – permanent – naar wat mensen denken en doen. Bovendien ben ik me heel bewust van de rol van het toeval in om het even welk succes. La Promesse van de broers Dardenne heeft voor mij de deuren geopend. En voor hetzelfde geld had ik nooit in hun film gezeten.’

Is dat echt waar of hoort het bij de mythevorming achteraf?

GOURMET: Ik meen het. ‘Niet doen!’ zei iedereen om me heen die iets van film kende toen Jean-Pierre en Luc me hadden gekozen. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik speelde al tien jaar in het theater, ik was daar gelukkig, ik dacht niet aan een carrière in de film. De enige ervaring die ik met een camera had, was als figurant in een Franse tv-serie. Omdat het goedkoper was met Belgische acteurs te werken, vroegen ze ons voor totaal onbeduidende rollen waarin we nauwelijks meer zeiden dan ‘Bonjour madame’ en ‘Au revoir’. Die mensen zeiden me niet met de broers Dardenne in zee te gaan. Ze hadden geen goede reputatie. Hun vorige film – Je pense à vous – was een flop. Toen ik toezegde, dacht ik werkelijk dat ik een grote vergissing beging. Ik was bang om te mislukken, maar Jean-Pierre en Luc waren minstens even bang. Toen kwam Cannes. De film was de revelatie van het festival en ik kreeg prompt andere voorstellen. Dat is sindsdien niet meer gestopt.

Naar het schijnt riep jouw vader ook ‘Niet doen!’ toen je hem vertelde dat je acteur wilde worden. Tegendraads zijn brengt blijkbaar op?

GOURMET: In mijn geval wel, ja, al kan ik dat als vader moeilijk als algemene regel promoten. En ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat ik even gevreesd heb dat mijn vader gelijk had: dat acteren niets was voor mensen als wij. Mijn idee van acteren was nogal – euhm – beperkt. Acteren was voor mij hetzelfde als de clown uithangen. ‘Faire le con’, drukte mijn vader het plastisch uit. Daar was ik op school bijzonder goed in. De eerste keer dat ik op de scène stond, was als vervanger van een klasgenoot. Benoît was ziek en dus moest ik tijdens het jaarlijkse sinterklaastoneel een leerling spelen die lag te slapen met zijn hoofd op de bank. ‘Maman’, moest ik zeer verbaasd antwoorden toen de leraar mijn naam zei. ‘Maman’ zei ik, en de hele zaal lag in een deuk. Schitterend vond ik dat. En blijkbaar vond de leraar Frans die het stuk regisseerde dat ook. De jaren erop nam hij me mee in zijn auto om op tal van wedstrijden Waalse gedichten voor te dragen. Opnieuw waren dat weinig ernstige teksten. Enfin, toen ik na een omweg via de universiteit op het conservatorium terechtkwam, deed ik wat ik altijd deed: onnozel. Niemand lachte. ‘Het is niet grappig’, zeiden ze. En ze braken me compleet af. Ik was ontgoocheld. Bovendien liepen daar nogal wat artistiekerige types rond. Helemaal niet zoals ik. Ik was van Mirwart. Ik was doodgewoon. Na twee maanden dacht ik: ‘Mijn vader heeft gelijk. Ik ben hier weg.’ Een leraar heeft me overtuigd te blijven. Hij heeft me geleerd wat het betekent doorleefd en niet vrijblijvend te spelen. Dat je pas op het podium moet kruipen als je iets te vertellen hebt en dat je niet kunt acteren zonder te voelen, en ja, ook niet zonder te lijden.

Uiteindelijk word je vastgepind op je eerste rollen, zei Isabelle Huppert toen ze onlangs in Gent was. Vind jij het dan niet spijtig dat je zelden voor je komische talent gevraagd wordt?

GOURMET: Zolang het personage en het onderwerp van de film me bevallen, stoort me dat niet. Al bemerk ik een evolutie: mijn eerste rollen waren zware, getormenteerde personages, maar stilaan zijn ze minder gemeen geworden. Mijn all time favourite blijft de rouwende vader in Le Fils: een solitaire, mysterieuze, maar ook breekbare mens. De laatste tijd waaien er ook rollen mijn richting op die de zwaarte verliezen. In Robert Mitchum est mort speelde ik nog wel een marginaal, maar een die behoorlijk rock-‘n-roll was. Bovendien werk ik nu met Michel Muller aan een komedie over de Franse presidentsverkiezingen. Enfin, ik moet zien wat het wordt. Vorige week was ik in Parijs voor een repetitie, maar het ritme zat niet goed. Dat heb je met komedie: het is een pak moeilijker dan drama. Maar de buren kijken er nu al naar uit: eindelijk lachen met Olivier.

Wat doe je met deze paradox: de mensen over wie jouw films gaan, komen zelden kijken?

GOURMET: Ik heb daar al veel om gehuild. Echt. Wat betekent geëngageerde cinema als enkel de geëngageerde kijker in de zaal zit? Het enige antwoord dat ik heb, is: doorgaan, blijven doorgaan. Er zijn zeldzame filmuitbaters, zoals Les Grignoux in Luik, die proberen om mensen uit moeilijkere milieus naar hun zalen te trekken. En als mijn buren me zeggen dat ze de film ‘zo-zo’ vinden, maar dat ze ten minste niet in slaap zijn gevallen, ben ik ook al blij. Dat betekent vooruitgang. Hoe klein ook. Want je moet altijd tegen de gemakkelijke evenementenfilms opboksen. Het ergste is dat scholen hun leerlingen niet echt motiveren of stimuleren om een nieuwsgierigheid of honger naar cultuur te ontwikkelen. Als ik zie welke boeken mijn zonen moeten lezen – precies dezelfde als ik: dat is pure verveling. Geen wonder dat ze afhaken en hun tijd liever op het internet doorbrengen. Als ik daarover nadenk, krijgt mijn natuurlijke optimisme het bijzonder kwaad.

EXERCICE DE L’ETAT

Vanaf 2/11 in de bioscoop.

DOOR TINE HENS

‘ER WERD ME LETTERLIJK GEZEGD: ‘JE BENT EEN ACTEUR . JE HEBT OVER POLITIEK NIETS TE ZEGGEN.’ JA, IK BEN ACTEUR, MAAR IK BEN OOK KIEZER. HOE VER IS HET GEKOMEN ALS DE KIEZER GEEN STEM MEER HEEFT?’

‘MIJN IDEE VAN ACTEREN WAS NOGAL BEPERKT. VOOR MIJ WAS ACTEREN HETZELFDE ALS DE CLOWN UITHANGEN. ‘FAIRE LE CON’, ZOALS MIJN VADER HET NOEMDE.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content