30 R.I.P. FILMKRITIEK

Met de dood van Roger Ebert, het pensioen van Philip French en de verdere vertweeting van de media lijkt filmkritiek nog maar eens futieler en irrelevanter geworden. Eigen schuld, dikke bult?

Op 4 april 2013 overleed Roger Ebert, op zijn 70e, aan de gevolgen van schildklierkanker. Hij was allicht de bekendste Amerikaanse filmcriticus van de voorbije decennia alsook de eerste om voor zijn recensies met een Pulitzerprijs te worden gehonoreerd. Op 9 oktober moesten we ook vaarwel zeggen aan Eberts mentor Stanley Kauffmann, de 97 geworden criticus en essayist die zijn landgenoten naar Ozu, Bergman, Chabrol en Truffaut leerde te kijken. Op 20 juni van vorig jaar was Andrew Sarris, de invloedrijkste propagandist van de auteurstheorie in de States, hen op zijn 83e al voorgegaan. En ook de Britse filmkritiek verloor dit jaar haar boegbeeld met het zelfgekozen pensioen van de tachtigjarige Philip French, sinds 1978 chief critic van The Observer.

Dat filmcritici komen en gaan is uiteraard de logica zelve, maar er is meer aan de hand dan een wisseling van de (verouderde) wacht. De voorbije jaren werd zowel in Amerika, het Verenigd Koninkrijk als elders in Europa een klein legertje filmcritici door hun al dan niet noodlijdende media op de keien gezet, in een freelancestatuut gedwongen of naar de blogosfeer verbannen. In tijden van digitalisering, vercommercialisering en atomisering is er alsmaar minder plaats voor verdiepende cultuurreflectie en -debat en niet alleen over cinema uiteraard. Door het te grote aanbod en door te weinig tijd lijken recensies ook alsmaar vaker op veredelde promopraatjes en haiku’s, terwijl de criticus zich (al dan niet vrijwillig) de allures van een voorproever aanmeet die vrijblijvend advies geeft aan de (film)consument – duim omhoog, duim omlaag, dat soort ongein.

Aan meningen nochtans geen gebrek – u kent de zegswijze over opinies en assholes – en uiteraard maakt het au fond geen flikker uit of een recensie nu digitaal of in druk verschijnt, van een ‘professional’ of een ‘amateur’ komt. Een veel kwalijker tendens, tenminste als je cinema omarmt als een levende, maatschappelijk betekenisvolle kunstvorm, is dat steeds minder filmcritici, in tegenstelling tot de generaties van Ebert en Kauffmann, zich durven te engageren voor deze of gene visie op cinema, uit vrees voor malcontente consumenten die enkel hun mening en wereldbeeld bevestigd willen zien. En dan liefst zonder daarvoor te betalen uiteraard. Wie iets slecht durft te noemen is een azijnpisser, een elitaire snob die feestjes crasht en lolly’s afpakt. Toch?

Het gevolg is dat media – en bij uitbreiding critici – steeds meer op elkaar lijken. Kennis van zaken, het creëren van context en het zoeken van bredere verbanden zijn toch niet langer prioriteiten. Eender wat kan worden uitgebraakt zolang het maar lekker bekt. The Lone Ranger is de beste film van het jaar en Gore Verbinski een waarachtig auteur? De film trekt op niks en Verbinski kan voor geen meter regisseren? Faites vos jeux. Smijt het in druk en gooi het online. Wie het meeste hits haalt, heeft gelijk.

Die mercantiele houding zet niet alleen de filmkritiek in de uitverkoop. Ook de media die zich eraan vergrijpen, schieten op termijn zichzelf in de voet aangezien ze daardoor nog meer hun profiel en onderscheidend vermogen weggommen en uiteindelijk het publiek verliezen dat méér verlangt dan hapklare infobrokjes en sexy slogans met uitroeptekens achter. Tarantino is niet zomaar de geniale heiland van de zevende kunst, net zomin als hij zomaar een waardeloze pastichefilmer is. Gitzwart bestaat niet en maagdelijk wit evenmin. Het waardeoordeel is niet het hoogste goed en het streven naar consensus nog veel minder. Cruciaal voor goede kritiek zijn de gedachtegang, de context, de ideeën en het vermogen daarover op een stimulerende manier te communiceren. En dat in meer dan 140 tekens of een lekker lijstje, if you please.

Roger Ebert kon het, net als Stanley Kauffmann, Philip French en al die andere old-school filmcritici die hun subjectieve passie en persoonlijkheid koppelden aan kennis, kunde en schrijfplezier. Nu maar hopen dat er een nieuwe generatie opstaat en vooral: dat die op haar beurt de tijd en de ruimte krijgt om cinema te deconstrueren en ideeën te construeren, in de bres te springen voor bepaalde films en barricades op te werpen tegen andere, te zalven en te slaan, te pamperen en te prikkelen. Heel, heel misschien steekt men er zowaar zelfs wat van op.

Door Dave Mestdach

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content