Wuift corona de klassieke komedie definitief weg uit de bioscoop?

© MELLON
Geert Zagers
Geert Zagers Journalist bij Knack Focus

De klassieke komedie is al tien jaar een stille dood aan het sterven in de bioscopen. Is corona de definitieve klap?

Geen enkel genre heeft het vandaag makkelijk in de bioscopen, maar de komedie lijkt nog net iets harder te lijden onder corona. Als je erop begint te letten valt het in elk geval op: sinds de bioscopen in juli opnieuw zijn geopend, is er nog geen enkele zuivere komedie in de zalen gekomen. Er viel wat te glimlachen in The High Note en The Personal Life of David Copperfield, maar verder ging het niet. En als we naar de kalender kijken, lijkt dat ook deze herfst niet meer te zullen gebeuren.

Nochtans: ze waren er wel. Ze kwamen alleen niet in de bioscoop. An American Pickle, de nieuwste film van Seth Rogen, verhuisde in het begin van de pandemie naar streamingdienst HBO Max. Irresistible, een komedie van Jon Stewart met Steve Carell, ging rechtstreeks naar video on demand. The King of Staten Island van Judd Apatow: idem dito. Wie wilde lachen, moest dat maar thuis doen.

Maar misschien het spijtigste verhaal is dat van Palm Springs, een soort Groundhog Day met Adam Samberg, bij ons bekend van Brooklyn Nine-Nine. Palm Springs, een van de spraakmakers op het recentste Sundance Film Festival, was grappig, charmant, goed geschreven en had het gezicht van de millennial comedy in de hoofdrol. De ideale film voor een zomer waarin iedereen naar wat afleiding snakte. Palm Springs kreeg geen release in de cinema.

The Upside, was vorig jaar de succesvolste komedie, maar haalde met 127 miljoen dollar niet eens de top 50 van 2019.

Een officiële uitleg van de studio’s en bioscopen is er niet, maar de logica lijkt voor zich te spreken: de omstandigheden zijn er niet naar. Het idee van een zaal luidop lachende kijkers heeft iets dreigends vandaag, nu iedereen weet wat een superspreader is. Lachen met een mondmasker op: het hóéft gewoon niet meteen. Humor vaart ook gewoon net iets beter bij een ontspannen publiek en niet bij een zaal die voor de film begint rond zich kijkt of iedereen de richtlijnen wel respecteert. Als je je gezondheid dan toch riskeert, dan liever voor échte cinema.

Maar het probleem gaat dieper dan mondmaskers. Corona heeft de afgelopen zomer de prioriteiten van Hollywood scherp gesteld. Grote releases als Tenet, Wonder Woman 1984, Black Widow en Mulan werden opgeschoven en opgeschoven, in de hoop dat er betere tijden zouden aanbreken. De gaten in de releasekalender werden opgevuld met wat er op het schap lag. Wat zelfs daarvoor niet goed genoeg geacht werd, werd verpatst aan streamingdiensten en video on demand.

Komedies blijken vandaag in die laatste categorie te zitten.

Wat je je doet afvragen: gaat er na corona wél nog gelachen worden in de cinema’s?

De komedie zit al een decennium met een ernstig probleem in de cinema’s. Met dank aan de disneyficatie van de bioscopen.

Als je begint terug te denken, ligt de laatste grote periode van de Amerikaanse bioscoopkomedie – die van de R-rated comedy – al bijna een decennium achter ons. Met The 40-Year-Old Virgin, Superbad en Knocked-Up had regisseur en producer Judd Apatow zich omstreeks 2007 tot de nieuwe king of comedy gekroond. Met een nieuw soort comedy ook: KNT-comedy met doorleefde personages, geïmproviseerde dialogen en nieuwe gezichten als Seth Rogen, Jonah Hill, Michael Cera en Paul Rudd. Met Bridesmaids, dat Melissa McCarthy lanceerde, kreeg het genre in 2011 een feministische twist. In 2009 en 2011 haalde The Hangover en The Hangover Part II, geregisseerd door Todd Philips, samen meer dan een miljard op aan de box office. In 2012 was Ted, R-rated comedy met een vuilbekkende teddybeer in de hoofdrol, goed voor een half miljard dollar.

En dan werd het plots stil. The Heat en Daddy’s Home deden het niet onaardig. The Interview, waarin Seth Rogen en James Franco Kim Jong-un probeerden te vermoorden, haalde het nieuws, al had dat vooral met de Noord-Koreaanse hack bij Sony te maken. Maar steeds minder deed een bioscoopkomedie van zich spreken. Steeds minder vaak haalde een komische film meer dan 100 miljoen dollar op. Steeds minder dook er een komedie op die u móést zien.

Je ziet het ook in de cijfers. Waren komedies in 2011 nog goed voor 46 procent van de releases van 20th Century Fox, zo schreef The Atlantic, dan was dat in 2014 nog 8 procent. Warner ging in dezelfde periode van 44 procent naar 25 procent. Disney bracht in 2014 zelfs geen enkele zuivere komedie meer uit.

Wat er gebeurd is? Simpel: de disneyficatie van de filmindustrie. Het is een evolutie waar cinefielen al heel lang – en heel veel – over klagen. In een poging om het financiële risico te beperken zijn de grote filmstudio’s hun middelen meer en meer gaan concentreren op zogenaamde tentpoles: blockbusters met enorme productie- en promobudgetten zoals Jurassic World, The Last Jedi of Interstellar die too big to fail zijn. Vanaf 2012, toen het Marvel Cinematic Universe op kruissnelheid kwam met The Avengers, is dat model geperfectioneerd door Disney. Zogenaamde IP’s, films gebaseerd op bestaande intellectual properties, werden belangrijker dan ooit: commerciële releases die niet op Star Wars, Marvel of Pokémon voortborduren zijn steeds schaarser. Sterrenstatus doet er nauwelijks nog toe. Meer dan ooit heersen superhelden- en animatiefilms over de bioscopen. (In 2019 stond er met Jumanji: The Next Level precies één film in de wereldwijde top tien die niets met Disney, superhelden of animatie te maken had. Niemand die daar nog van opkeek.) En dan is er nog de internationalisering van de blockbuster: met een krimpende markt in de VS rekent Hollywood meer dan ooit op de internationale box office om een succes te garanderen. Wat ook betekent dat grote films over de hele wereld moeten aanslaan.

Dat model vertaalt zich ook naar de bioscopen. Grofweg zijn er vandaag twee soorten films te zien in de Kinepolissen en UGC’s van deze wereld. Je hebt de internationale eventblockbusters die 200 miljoen kosten en een miljard dollar moeten opbrengen. En je hebt de lowbudgetfilms, vaak horrorfilms, die sowieso renderen. Het grote slachtoffer: de midbudgetfilm. Niet toevallig het segment waarin de meeste komedies zich situeren.

De bioscoopkomedie is dan ook de pineut van zowat al die evoluties. Komedies hebben zelden grote budgetten, teren meer op komisch talent dan op bestaande intellectual properties en moeten het eerder van een uitgekiende, tragere promotiecampagne hebben dan van een grote fanhype en een record brekende openingsweek. Humor werkt ook minder goed internationaal. Zeker vandaag, nu de culturele hegemonie van Amerika tanende is. (Jim Carrey, Ben Stiller en Adam Sandler waren in de jaren negentig ook bij ons grote sterren met een trouw publiek – en al helemaal in de videotheken. Hun opvolgers, zoals Seth Rogen, Steve Carell en Will Ferrell, mogen dan in eigen land supersterren, hun namen zeggen hier veel minder.) En wordt de arthousecinema voorlopig nog overeind gehouden door arthousebioscopen, dan valt de zuivere komedies, niet meteen de lieveling van critici en festivals, helemaal tussen twee stoelen in het nieuwe bioscoopmodel. Niet lucratief genoeg om er moeite in te steken. Te duur om het risico te lopen. Te commercieel om gered te worden.

Jim Carrey, Melissa McCarthy, Steve Carell, Jonah Hill, zelfs Adam Sandler: het lijkt wel alsof ook de komieken zelf niet meer met zichzelf willen lachen.

Tussendoor: de term ‘zuivere komedie’ gebruiken we niet zomaar. Guardians of the Galaxy, met komisch acteur Chris Pratt in de hoofdrol, was evenveel komedie als Ghostbusters dat was. Ant-Man haalde Paul Rudd, een komiek uit de school van Judd Apatow, naar het Marvel Cinematic Universe. Deadpool was zwarte R-rated comedy, maar dan verpakt in superheldenspandex. Despicable Me, de filmreeks omtrent de Minions, groeide de jongste jaren uit tot de lucratiefste humorfranchise aller tijden. De gedisneyficeerde versie van de komedie beleeft al vijf jaar hoogdagen.

Maar zúívere komedies, de Daddy’s Homes van deze wereld, die krijgen nauwelijks nog kansen. Komt daar nog bij dat de weinige kansen die ze krijgen minder opleveren. Sinds 2013 deed het genre het elk jaar slechter en slechter, met 2019 als dieptepunt. The Upside, een achteruitgeschoven remake van het Franse Intouchables, was de succesvolste komedie van het jaar, maar haalde met 127 miljoen dollar niet eens de top 50 van 2019. Late Night van Mindy Kaling flopte. Long Shot, met Charlize Theron en Seth Rogen, flopte. Superintelligence met Melissa McCarthy stond gepland voor een release, maar werd uiteindelijk versast naar HBO Max. Booksmart, misschien wel de enige komedie van het jaar die bij u een belletje doet rinkelen, haalde buiten de VS 2,2 miljoen dollar op.

Dat is nauwelijks meetbaar.

Het zal half toeval zijn en half niet, maar je begint dat ook aan het carrièrepad van de acteurs te zien. Jim Carrey heeft, op een bijrol in Sonic the Hedgehog na, al zes jaar geen komische filmrol meer gespeeld. Melissa McCarthy liet zich vorig jaar voor het eerst van haar serieuze kant zien in Can You Ever Forgive Me? Steve Carell deed hetzelfde met The Foxcatcher en Beautiful Boy. Jonah Hill regisseerde de skatefilm Mid90s. Todd Philips, de man achter The Hangover, maakte met Joker de mínst grappige film van vorig jaar. Zelfs Adam Sandler speelde een serieuze rol in Uncut Gems. Het lijkt wel alsof ook de komieken zelf niet meer met zichzelf willen lachen.

Of toch niet op het grote scherm.

Netflix is in dat gat gesprongen. Nagenoeg elke komiek vlucht vandaag naar streamingdiensten.

Het doet op het eerste gezicht denken aan wat de musical overkwam na Wereldoorlog II. Destijds een vaste waarde in de bioscopen die na nieuwe distributieregels, een nieuw sterrensysteem en de opkomst van de tv totaal implodeerde. (We besparen u de precieze details.) Het toont hoe een populair genre plots kan verdwijnen, maar verder klopt de vergelijking niet helemaal. De teloorgang van de komedie is er vooral omdat het genre te moeilijk, te risicovol en te weinig winstgevend is voor de filmstudio’s en bioscopen. Het talent is er nog altijd. Het publiek is er nog altijd.

Iets wat Netflix niet ontgaan is. De streamingdiensten, Netflix voorop, zijn de jongste jaren in het gat gesprongen dat de bioscopen hebben gelaten: de midbudgetfilm. Midbudgetactiefilms rond één actieheld: Bright met Will Smith, Spenser Confidential met Mark Wahlberg, Extraction met Chris Hemsworth. Midbudgetauteursfilms van een regisseur-met-artistieke-verdiensten: Annihiliation van Alex Garland, Roma van Alfonso Cuarón, I’m Thinking of Ending Things van Charlie Kaufman.

In 2015 tekende Adam Sandler een deal bij Netflix. Dat leek een vreemde money grab van een has-been, maar het bleek strategisch pionierswerk te zijn.

En dus ook: midbudgetkomedies. Het begon met Adam Sandler: in 2015 zag hij Pixels, zijn laatste bioscoopfilm, het maar zo zo doen aan de kassa en tekende hij een deal bij Netflix. Dat leek destijds een vreemde money grab van een has-been, maar het bleek strategisch pionierswerk te zijn. In de jaren erna volgde de ene na de andere komische ster zijn voorbeeld. Ricky Gervais trok naar Netflix, waar hij onder meer Special Correspondents maakte. Zack Galifianakis, bekend van The Hangover, trok met Between Two Ferns: The Movie naar Netflix. Will Ferrell deed hetzelfde met Eurovision Song Contest. Tussendoor blies de streamingdienst de romantische komedie, een al even doodgewaand subgenre, met To All the Boys I’ve Loved Before en The Kissing Booth nieuw leven in voor een tienerpubliek.

De vlucht richting streamers lijkt afgelopen zomer een versnelling hoger te zijn geschakeld. Melissa McCarthy’s volgende film, The Starling, werd al gekocht door Netflix. Adam McKay, de man achter Anchorman, maakt zijn volgende film, Don’t Look Up met Jennifer Lawrence, voor Netflix. Daar is een simpele reden voor: Netflix levert het geld én het publiek. Adam Sandler kreeg begin dit jaar een nieuwe deal van Netflix, waarin hij 275 miljoen dollar krijgt voor vier films. De uitleg was simpel: zijn films waren twee miljard uren bekeken op de streamingdienst, aldus Netflix. En niet alleen die van hem. Begin dit jaar zag Will Ferrell zijn Downhill, een remake van het Zweedse Turist, buiten de VS een schaamtelijke 600.000 dollar opbrengen. Eurovision Song Contest, dat in juli op Netflix verscheen, werd volgens Forbes zijn succesvolste film sinds 2014. Netflix is de reddingsboei van de filmkomedie geworden.

Er wordt gezegd dat corona, of het nu over het bankwezen, winkelen of thuiswerken gaat, veranderingen die al bezig waren aan het versnellen is. Als dat klopt – en alles lijkt in die richting te wijzen – is wat we deze zomer hebben gezien tekenend voor waar de toekomst van de komedie ligt. Zoals gezegd: corona heeft nog maar eens duidelijk gemaakt waar de prioriteiten van de grote studio’s en grote bioscopen liggen en waar niet. Bioscopen zullen plekken van eventcinema en blockbusters worden. Wie wil lachen, blijft in zijn zetel zitten. Het heeft er dan ook alles van dat de filmkomedie straks een thuisgenre wordt.

In die zin is de bioscoopkomedie een interessante case van de crisis in de bioscoopwereld. Het is namelijk opmerkelijk dat net dát genre ertussenuit valt. De komedie leek bij uitstek een cinemagenre: niemand die beweert dat samen lachen in een volle zaal, net zoals immersieve cinema of griezelcinema, geen meerwaarde heeft. Horen lachen doet lachen. Een film die je alleen thuis hoogstens doet gniffelen, kan je hardop doen schateren als je hem met een grote groep mensen bekijkt. Maar dat lijkt nu niet meer te volstaan. Het probleem is niet dat mensen niet meer geïnteresseerd zijn in komedies. Het is dat ze er niet meer voor naar de cinema willen gaan. Je kunt dat spijtig vinden. Je kunt argumenteren dat commerciële cinema een commerciële logica moet volgen. Maar het doet sowieso de vraag rijzen: welke bioscoopgenres blijven er straks dan wél nog overeind?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content