Todd Haynes (‘Carol’) maakte een docu over The Velvet Underground, de sixtiesband die hippies haatte

Dave Mestdach
Dave Mestdach Chef film van Knack Focus

The Velvet Underground spreekt al decennia tot de verbeelding van rare snuiters met artistieke ambities, zoals Todd Haynes, de regisseur van Carol, Dark Waters en Velvet Goldmine. Voor Apple heeft hij zijn eerste documentaire over de legendarische groep van Lou Reed en John Cale gemaakt, zonder veel druk. ‘Die band is toch niet stuk te krijgen.’

De regisseur van bloedmooie, melancholische liefdesballades als Far from Heaven en Carol die een documentaire draait over The Velvet Underground, de cultband die in volle hippieperiode rock, romantiek en nostalgie met fetisjistisch plezier van hun onschuld beroofde? Het klinkt misschien als ‘Christoff zingt de aria’s van Puccini’, maar voor wie Haynes’ oeuvre echt kent, is het bezwaarlijk een verrassing. Net als de iconische groep rond wijlen Lou Reed en co. heeft Haynes van tegen de mainstream in varen en vertrouwde genres binnenstebuiten keren immers zijn schuldig genoegen gemaakt, en zowel Haynes als Reed heeft ook altijd graag de grenzen van de seksuele conventies opgezocht.

Ik heb wel eens gedacht: hoe zou ik Lou Reed, zijn reputatie kennende, hebben moeten interviewen? Zou hij meegewerkt hebben, of tegengewerkt?

Bovendien is de Amerikaanse filmauteur altijd al een rockconnaisseur geweest. In zijn experimentele, korte doorbraakfilm Superstar (1987) richtte Haynes zijn camera op Karen Carpenter, of toch op een marionet die de aan anorexia overleden, vrouwelijke helft van The Carpenters moest voorstellen. In Velvet Goldmine (1998) bracht hij hommage aan het glamrockwereldje van de seventies, met David Bowie, Iggy Pop en Marc Bolan als blitse inspiratiebronnen. En in de bizarre zwart-witbiopic I’m Not There (2007) trachtte hij de kameleontische persoonlijkheid van Bob Dylan te vatten, met zes verschillende acteurs die aan de Nobelprijs-winnende singer-songwriter hun gezicht en geneuzel leenden.

In zijn allereerste documentaire, die afgelopen zomer in wereldpremière ging in Cannes, doet Haynes’ niet alleen de opmerkelijke opkomst en val van The Velvet Underground uit de doeken. Niet alleen hoe de groep tussen 1967 en 1971 de rock corrumpeerde en revolutioneerde, met schurende, gedeconstrueerde songs en rauwe, poëtische teksten over aliënatie, heroïne, hoeren en transseksuelen. Niet alleen hoe de relatie tussen zanger-gitarist Lou Reed en bassist-violist John Cale hitsige hoogtepunten, maar nog meer clashes kende en hoe de groep na vijf grensverleggende platen, waaronder hun debuut uit 1967 met fotomodel Nico op zang en een banaan van Andy Warhol op de cover, als in een roes weer verdampte.

Tussen de talking-headinterviews en zeldzame archiefbeelden door, waarvoor Haynes kon rekenen op de medewerking van alle overlevende Velvets en op die van Reeds weduwe Laurie Anderson, weet hij ook visueel hun wereld te evoceren. In de documentaire, vanaf 15 oktober te zien op Apple TV+, passeren namelijk ook de toenmalige avant-gardefilms van Jonas Mekas de revue, en uiteraard die van Andy Warhol, de popartpaus die zich vanuit zijn kunstfabriek The Factory ontpopte tot mentor van de alternatieve rockpioniers die dan wel niet op fifteen minutes of fame of hitnoteringen belust waren, maar wel op het verstoren van de openbare poporde.

‘Ik heb me onbevangen op de Velvets gestort’, zegt Haynes. ‘Het is niet zo dat ik een enorme verantwoordelijkheid voelde tegenover de band en haar erfenis. Die is toch niet stuk te krijgen. Ik wilde dit project gewoon even serieus nemen als mijn fictiefilms, en er mijn hart en ziel in stoppen. Tuurlijk weet je op voorhand dat je nooit iedereen zult plezieren, en dat sommigen zullen vragen: waarom zit dit of dat er niet in? Maar dat is onvermijdelijk met een groep die zoveel impact op de popgeschiedenis heeft gehad. Ik had er wel tien films over kunnen maken.’

'Hoe maak je Lou Reed zo levendig mogelijk, ook al is hij er niet meer?'
‘Hoe maak je Lou Reed zo levendig mogelijk, ook al is hij er niet meer?’

Herinner je je nog het moment waarop The Velvet Underground zijn intrede maakte in je leefwereld?

Todd Haynes: Absoluut. Ik zat aan de unief, en het was een van die overweldigende sensaties zoals je die enkel in je vormingsjaren kunt voelen. Wanneer je nog onbezoedeld openstaat voor nieuwe dingen, wanneer zaken uit de periferie van je culturele bewustzijn plots keihard naar binnen gezogen worden, alsof het voorbestemd was. De eerste keer dat ik hun banaanplaat oplegde (The Velvet Underground & Nico uit 1967, nvdr.), die nog steeds mijn favoriet is, voelde als een ontmaagding. De eerste noten van Sunday Morning kwamen uit de speakers, and man, it just freaked me out. Daarna volgden I’m Waiting for the Man, Femme Fatale, Venus in Furs, de meer experimentele B-kant… De muziek overrompelde me, maakte me bang en opgewonden tegelijk. Daardoor wist ik meteen: dit gaat diep, dit is een relatie voor het leven. Het was hetzelfde euforische gevoel dat ik eerder, op de middelbare school, had gehad met de platen van David Bowie, Roxy Music, Iggy Pop, Patti Smith… Dat was het muzikale universum van mijn jeugd. Wat de Velvets betreft, de band die de wegbereider was geweest van die hele glam- en punkrockscene, was ik dus een laatbloeier, maar dat was ik op vele vlakken. (lacht)

Brian Eno zou ooit gezegd hebben: niemand kocht de platen van The Velvet Underground, maar diegenen die het wel deden, zijn later allemaal hun eigen band begonnen.

Haynes: Dat klopt, en dat citaat heb ik in mijn regisseursstatement over de film geschreven. Het was de band die ook bij mij de creatieve vonk deed overslaan. In mijn geval dan als filmstudent. Het was muziek die zei: doe wat je wilt doen, op jouw manier, wat niet geldt voor alle goeie muziek of films. De Velvets gaven me goesting om zelf dingen te maken. Omdat ze technisch niet perfect waren, omdat ze een DIY-attitude hadden, omdat ze ook songs schreven over dood, pijn, verslaving en vervreemding, dingen die later ook door de punk werden opgepikt. Dat had Bowie minder, omdat hij een onaantastbare rockgod from outer space was. De Velvets waren rare snuiters die je ’s nachts liefst niet op straat tegenkwam. Plus: ze hadden het hele pakket. Er was de unieke sound, er waren ballads en er was abstracte noise, er waren de beeldende teksten, er was hun coole look met hun leren jekkers en zonnebrillen, en er was de aansluiting bij cinema en plastische kunst, door hun connectie met Andy Warhol. Het was een hele wereld die ze evoceerden, een waar ook outsiders hun plek in hadden.

Jonathan Richman, die in de entourage van de Velvets rondhing, toont dat ze ook een zachte, genereuze kant hadden. Dat was een aangename verrassing, ook voor mij.

Zou je hen ’s werelds allereerste transgressieve rockband kunnen noemen?

Haynes:Sure. Daarvoor hoef je zelfs niet eens de teksten van Lou Reed volledig te begrijpen. De Velvets waren de eersten om een directe link te leggen tussen creativiteit en transgressie. Creativiteit is niet per definitie iets gezonds, blits of productiefs. Het kan ook een donker, destructief proces zijn, maar daar valt evengoed waarde of catharsis uit te halen.

Was het lastig om iedereen te pakken te krijgen voor je documentaire?

Haynes: Het heeft een poos geduurd, het heeft wat duwen en trekken gevergd, maar we hebben John Cale, Maureen Tucker en Laurie Anderson. We hebben de mensen uit Andy Warhols Factory. We hebben de avant-gardefilms van de late sixties, die enorm belangrijk waren om die hele subcultuur in beeld en geluid te kunnen vatten. We hadden de sleutels tot de archieven. Eigenlijk hebben we iedereen en alles wat we wilden. Ik denk niet dat ik voor een fictiefilm ooit zoveel research heb gedaan. Ik denk ook niet dat ik ooit zo lang in een montagestudio gezeten heb. Het klopt wat ze over documentaires zeggen: het zijn de monteurs die de film schrijven. Ik en Fonzie (zijn vaste monteur Affonso Gonçalves, nvdr.) hebben de film in twee fases gemonteerd. Eerst hebben we alle interviews gedaan, daarna heb ik Dark Waters gedraaid (zijn dossierdrama over pfoa-vervuiling dat acteur Mark Ruffalo vorig jaar zelfs in het Europees Parlement presenteerde, nvdr.) en vervolgens zijn we door alle archiefmateriaal gegaan. Het was lang geleden dat ik zelf nog eens kon monteren. Dat hebben Fonzie en ik gedaan tijdens de eerste lockdown. We zijn zelfs samen in quarantaire gegaan. Het was pure gelukzaligheid. (lacht)

De Velvets ontsproten aan de alternatieve kunstscene van New York, die in de sixties een bonte bende bohemiens vormde, één grote, disfunctionele familie. Zou zoiets vandaag nog kunnen?

Haynes: Ik vrees ervoor, of ik ken die plekken niet meer omdat ik er te oud en te mainstream voor geworden ben. We leven allemaal meer op ons eiland in deze internettijden, wat tijdens de pandemie nog verergerd is. Parijs tijdens de belle epoque, Harlem in de jaren twintig: af en toe heb je van die geografische concentraties van creativiteit, van mensen die elkaar fysiek ontmoeten, aanmoedigen en bestuiven, en nergens was dat meer het geval dan in het New York van de jaren vijftig en zestig, waar de artistieke scene en het uitgaansleven compleet met elkaar verstrengeld waren.

Lou Reed, die in 2013 overleed, noemde journalisten ooit ‘de laagste levensvorm op aarde’.

Haynes: (spontaan) Net als Trump! Ze waren duidelijk iets op het spoor. (lacht)

Todd Haynes
Todd Haynes© WireImage

Wat ik wilde vragen: zou het andere film geworden zijn mocht hij als notoire dwarsligger nog geleefd hebben?

Haynes: Ik heb wel eens gedacht: hoe had ik Lou, zijn reputatie kennende, moeten interviewen? Zou hij meegewerkt hebben, of tegengewerkt? Maar aangezien dat scenario niet speelde, heb ik daar verder geen aandacht aan besteed. Een grotere uitdaging was: hoe maak je Lou zo levendig en aanwezig mogelijk, ook al is hij er niet meer? Dat hebben we gedaan door alle archieven uit te vlooien, en alle geluidsopnames en interviews op te diepen. Het duurt een poos vooraleer je het eerste Velvets-nummer in de film hoort, omdat we per se eerst Lous traject wilden schetsen. Je moet begrijpen waar hij vandaan komt, wat zijn thema’s, obsessies en invloeden waren, hoe hij kon uitgroeien tot het epicentrum van de band, de kapitein die het schip stuurt. Laat ons eerlijk zijn: Lou was niet de beste zanger, de knapste adonis of de makkelijkste jongen in de omgang, maar zijn passie, charisma en talent moesten van hem uiteindelijk wel de frontman maken, met alle strubbelingen met de anderen van dien.

Lou Reed was blijkbaar wel altijd aardig tegenover Jonathan Richman, die als tiener drie jaar lang in de entourage van The Velvet Underground rondhing.

Haynes: Jonathan geeft zelden of nooit interviews, maar wilde gelukkig wel aan deze film meewerken. Dankzij hem krijgen we een idee van hoe het als tiener gevoeld moet hebben om in die Velvet-scene meegesleept te worden. Hoe ze hem mee backstage namen. Hoe ze hem gitaar leerden spelen. Hoe ze hem zijn eerste voorprogramma lieten doen. Jonathan helpt een ander beeld van de Velvets te schetsen. Blijkbaar waren het dus niet altijd die ruwe subversievelingen die hippies voor ontbijt aten, ze hadden ook een zachte, genereuze kant. Dat was een aangename verrassing, ook voor mij.

Een van de grappigste momenten van de film is alvast drumster Maureen Tucker die getuigt hoezeer ze hippies indertijd haatten, met hun love, peace and happiness-bullshit.

Haynes: De Velvets waren géén hippies, en daar zijn ze zeer duidelijk over. (lacht) Alleen dat al toont hoe uniek en moedig ze waren. Op een moment dat iedereen bloemen in het haar droeg, verwierpen ze die hele subcultuur radicaal. All you need is love? Fuck that. Al blijven The Beatles natuurlijk ook een best aardig bandje.

The Velvet Underground

Vanaf 15/10 op Apple TV+.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content