Het probleem van de Vlaamse animatiefilm? Productiehuizen en animatoren vinden elkaar niet

© .
Giulia Latinne Medewerker KnackFocus.be

Hoewel de animatiesector in Vlaanderen groeit én prijzen wint, vinden productiehuizen bijna geen geschikte animatoren. Talent trekt vaak naar het buitenland en de opleidingen sluiten niet aan op het werkveld. ‘De studenten animatie beschikken niet over de technische capaciteiten die productiehuizen zo belangrijk vinden.’

Al even is de Vlaamse animatiesector in volle bloei. Zo becijferde het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) maar liefst 40 aanvragen voor animatiefilms per jaar in de periode 2013-2018. In voorgaande periode waren dit er nog maar gemiddeld 25. Ook de centrale filmcommissie Screen Flanders ziet een verdubbeling van het aantal goedgekeurde animatiefilms en series. Terwijl er in 2013 nog maar 3 animatiefilms werden goedgekeurd voor een totaal productiebudget van 15 miljoen euro, ging het in 2017 over 7 goedgekeurde films voor een totaal productiebudget van bijna 60 miljoen euro.

De opmerkelijke vooruitgang levert ondertussen ook internationale waardering op. Zo won Vlaams duo Emma De Swaef en Marc James Roels meerdere prijzen voor hun poppenfilm Ce Magnifique Gâteau! waaronder de Grote Prijs voor Beste Film op het Animafest in Zagreb. Ook Another Day of Life, een coproductie van onder meer de Koekelbergse studio Walking The Dog, won vorig jaar de prijs voor Beste Europese Animatiefilm.

We wilden een statement maken door ons talent in eigen land te laten werken.

Geert Van Goethem, oprichter van SOIL Art

Die groei begon pas vrij recent. Pas in 2003 zette België met de lange animatiefilm Les Triplettes de Belleville de eerste stap naar de tewerkstelling van Belgische animatoren in eigen land. De hoofdproducenten van deze Frans-Belgisch-Canadese coproductie probeerden om een team van Belgische animatoren uit te sturen naar Canada. Het Belgisch productiecentrum SOIL Art ging in tegen dat plan. ‘We wilden een statement maken door ons talent in eigen land te laten werken’, zegt Geert Van Goethem, oprichter van SOIL Art. De Belgische animatoren werkten verder aan de film in een Brusselse ad-hoc animatiestudio. ‘Dat zorgde natuurlijk voor discussie, maar het is door die beslissing dat er nu meer internationale coproducties met Belgisch aandeel in de maak zijn.’

Ondanks de verdubbeling van animatieprojecten in Vlaanderen, hebben animatoren nog steeds moeite om continu aan het werk te blijven. Dat bevestigt Kim Keukeleire, de Belgische hoofdanimatrice voor de stopmotionfilm Isle Of Dogs van Wes Anderson. ‘Wanneer een filmproject op zijn einde loopt, moeten animatoren zelf op zoek gaan naar een nieuw project om aan te werken’, vertelt Keukeleire. Die zoektocht zette ze twintig jaar geleden al voort in het buitenland. Zo ging ze met de Britse animatiefilm Chicken Run voor de eerste keer internationaal.

Dat ook de jonge generatie naar het buitenland trekt, is volgens regisseur Jan Bultheel zorgwekkend. ‘Tijdens de productie van mijn animatiefilm Cafard vond ik bijna geen animatoren om mee samen te werken’, zegt Bultheel. ‘Internationale projecten trekken de Belgische animatoren aan, wat betekent dat wij dat talent niet meer kunnen inschakelen voor onze projecten.’

Cruciale coproductie

Toch heeft die evolutie volgens Ce Magnifique Gâteau!-regisseuse Emma De Swaef ook voordelen. ‘Een animator die ervaring heeft opgedaan in het buitenland, is erg in trek bij productiehuizen en regisseurs’, zegt De Swaef. ‘Een animator hoeft zich dus niet te beperken tot de Belgische industrie, maar mag zijn kansen grijpen en de mooie filmprojecten van andere landen als Frankrijk en Canada ontdekken.’

‘Ik was nooit zo vroeg naar het buitenland getrokken als er genoeg werk in Belgiu0026#xEB; was.’

Kim Keukeleire, hoofdanimatrice van Isle of Dogs

Zelf werkten De Swaef en Roels voor hun film met zowel Belgische als Franse animatoren. Op die manier beperkten ze zich niet tot Belgisch talent en konden ze hun partners beter uitkiezen. ‘Die keuze is belangrijk, omdat je animatoren een beetje kan vergelijken met acteurs’, zegt De Swaef. ‘Ze verwerken hun karakter in de poppen van het verhaal en hebben een even grote inbreng als beroemde acteurs.’

Ook de Koekelbergse animatiestudio Walking The Dog werkt regelmatig samen met niet-Belgische animatoren. ‘Als drie tot vier Vlaamse studio’s op hetzelfde moment bezig zijn met een filmproject, worden de animatoren in eigen land schaars’, zegt producent Frédérick Dirickx. ‘Onze studio heeft dan geen andere keuze om buitenlandse animatoren aan te trekken.’ Zo wordt de coproductieserie Vos en Haas op dit moment door tiental animatoren uit verschillende landen verzorgd.

Hoewel coproducties voordelen met zich meebrengen, blijft het voor animatoren als Keukeleire vermoeiend om werkzekerheid na te jagen. ‘Er zijn veel internationale projecten die erg interessant zijn, maar ik was nooit zo vroeg naar het buitenland getrokken als er genoeg werk in België was’, zegt Keukeleire. ‘Dat is nu al verbeterd, maar het is nog steeds niet genoeg om van te leven.’

Artistiek versus technisch

De keuze van Vlaamse productiehuizen om buitenlandse animatoren in te schakelen, is niet enkel een reactie op Belgische talent dat ons land verlaat. Volgens Mediarte, het sociaal fonds van de audiovisuele sector, komen de Vlaamse animatieopleidingen niet overeen met de verwachtingen van de productiehuizen.

‘We stellen de laatste jaren vast dat de studenten animatie te weinig over technische capaciteiten beschikken die de Vlaamse productiehuizen juist zo belangrijk vinden’, zegt Louis van de Leest, projectcoördinator bij Mediarte.

‘Vlaamse animatieopleidingen voldoen inderdaad niet helemaal aan de verwachtingen van de productiehuizen.’

Geert Van Goethem, oprichter van SOIL Art

Vier Vlaamse scholen bieden de specifieke animatieopleiding aan. Kunstscholen als het RITCS in Brussel, LUCA School Of Arts en het KASK Conservatorium in Gent, staan bekend om hun artistieke identiteit. Zij leggen de focus op zelfontwikkeling en leiden hun studenten eerder op tot kunstenaars. De technische school Howest in Kortrijk beschouwt animatie en film maken als een technische aangelegenheid en niet zozeer artistiek. Dat slechts één school hard inzet op de technische aspecten van de animatie, wekt veel discussie op.

‘Het klopt dat de animatieopleidingen in Vlaanderen niet helemaal voldoen aan de noden en verwachtingen van de productiehuizen’, zegt Geert Van Goethem die als docent audiovisuele media lesgeeft op de kunstscholen LUCA en het RITCS in Brussel. ‘Dat komt omdat de animatieopleidingen in alle kunstscholen academische masteropleidingen zijn die focussen op onderzoek en zelfontplooiing. Een professionele bacheloropleiding is veel meer praktijkgericht, maar die bestaat niet binnen de animatie. Toch zijn beide opleidingen nodig om de verwachtingen van de studio’s tegemoet te komen.’

Ook nWave, de Brusselse studio met een grote focus op 3D-productie, erkent dat er te weinig Belgische animatoren zijn die de technische aspecten onder de knie hebben. ‘We merken nog steeds dat de opleidingen te veel nadruk legt op 2D-animatie. Het is een toffe uitdrukkingsvorm, maar er worden bijna geen 2D-films meer gemaakt en de toekomst ligt nu eenmaal in het 3D-gebeuren’, zegt oprichter van nWave Ben Stassen.

Dat de opleidingen zich meer moeten focussen op 3D-productie en minder op tekenanimatie, probeerde het Vlaams Audiovisueel Fonds al in 2005 duidelijk te maken. In hun studie van de animatiefilmsector in Vlaanderen kaartte ze het belang van technische aspecten aan, maar ook de nood aan regelmatige projecten en continuïteit voor de animatoren. Al bijna vijftien jaar lang slepen de problemen dus aan.

Speeddaten

Mediarte en het filmfestival Anima, dat vandaag van start gaat, proberen dit jaar opnieuw om de afstand tussen animatoren en het werkveld te verkleinen. Ze organiseren een speeddate tussen de twee partijen en laten animatiestudio’s en animatoren kennis maken met elkaar. Dit jaar zijn er opnieuw twaalf studio’s aanwezig, waaronder Walking The Dog, maar ook Beast Animation, het productiehuis van Ce Magnifique Gâteau!

Kunstscholen kunnen en hoeven niet zomaar hun opleiding te veranderen.

Karin Vandenrydt, programmator van Anima

‘Omdat de speeddate vorig jaar niet helemaal aan de verwachtingen van de studio’s voldeed, organiseren we het evenement voor de tweede keer, maar volgens een andere formule’, zegt Karin Vandenrydt. De programmator van Anima merkte tijdens de eerste editie dat de productiehuizen zochten naar animatoren die ze meteen konden aanwerven. Het filmfestival organiseerde het evenement eerder met de insteek om jonge, nog studerende animatoren te tonen wat leeft in de animatiesector. ‘Dit jaar hebben we een preselectie gemaakt van de kandidaten en sturen we enkel mensen op speeddate die klaar zijn voor de arbeidsmarkt en die de nodige technische vaardigheden hebben.’

Om de kloof tussen de twee partijen te verkleinen, moeten we volgens Vandenrydt van Anima niet enkel naar de kunstscholen kijken, maar ons bewust worden dat de discussie veel te maken heeft met de politiek. ‘Kunstscholen kunnen en hoeven niet zomaar hun opleiding te veranderen’, zegt Vandenrydt. ‘Het lijkt me een goede zaak als de volledige animatiesector rond de tafel zit en bespreekt wat moet veranderen en welke middelen daarvoor nodig zijn.’

Het Brusselse animatiefilmfestival Anima loopt vanaf 1 tot en met 10 maart.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content