Paul Baeten

‘Een volk dat zijn taal ter discussie stelt, stelt zichzelf ter discussie’

Paul Baeten Columnist bij Knack Focus

Paul Baeten, schrijver van onder meer Wanderland, Straus Park, de nieuwe novelle Een smerig dier en de tv-reeks Over water, duikt elke week in de populaire cultuur.

Ik dagt deze week: ik schrijf eens een kolum zonder te veel na te denken over de gramatika en spelling. Want ik schreef vroeger al is een kolumn over de dt-regels omdat ik vint dat we die vele gemakelijker moeten maken voor mense die da gewoon niet zo taalvaardig zijn of mensen die de taal wille leren.

Ik vint dat taal best wel wat simpeler mag. Ma als er iemand in de media daarover iets zegt, dan is het altijd erger als dan wanneer iemand iets zegt over een egt probleem. Heel raar. Ge weet ook op voorhant dat De Ceulaer het geen goei idee ga vinden en een of andere progresieve in een cowboyhemd wel.

Wa maak het nu uit als we elkaar begijpe? Er is egd niemant die dees ni aan t begrijpen is. Of wel? Ik dagt het ni nee.

Maar er vallen wel enkele dingen op. Ten eerste word ik als schrijver ongeveer 75 procent dommer: het niveau van een gedachte lijkt toch niet volledig los te staan van het niveau van de taal waarin ze zich kleedt.

Daarnaast leest deze klassieke taal veel vlotter, hoewel de vrije taal net voor een vlotter gebruik zou moeten staan.

Ook zorgen lossere regels voor frustratie: als ik een keer ‘kolum’ en een andere keer ‘kolumn’, of ‘wille’ zonder n en ‘leren’ met n schrijf, dan is dat veel meer werk voor de hersenen dan wanneer ik ofwel de juiste spelling ofwel tenminste consequent eenzelfde foute spelling zou gebruiken.

Wat me ook opviel, is dat als je eenmaal enkele regels niet meer in acht neemt, de rest snel volgt: waarom schrijven we niet gewoon fonetisch als het toch niet meer uitmaakt? En het probleem daarmee is dan weer dat we afspraken nodig zouden hebben over hoe we allemaal op dezelfde manier iets fout gaan schrijven, zodat het een beetje leesbaar blijft.

De regels met betrekking tot taal zijn dus op geen enkele manier verschillend van eender welke andere regels: te veel is niet goed, te weinig ook niet.

Ik denk dat een vernieuwing van de taal best nog eens mag. Dan bedoel ik: dat de theorie nog eens een paar poepen mag opschuiven in de richting van de praktijk. Toch pleit ik er ook voor om de theorie niet al te snel aan te passen. Een taal heeft nood aan een standaard die enige tijd heeft weerstaan, net zoals het verkeer nood heeft aan een reglement. Maar als iemand een taalfout maakt, dan riskeert er natuurlijk niemand het leven daarbij te verliezen, dus de ruimte voor experiment mag best wel wat groter worden.

En we hoeven dat vernieuwen weer niet op z’n Vlaams te doen. Altijd te bang van verandering om eens echt boeiend te zijn, maar ook te ongecontroleerd om aantrekkelijk wild te worden.

Want hier gaat het eigenlijk over: de ziel van een volk. Mensen zeggen: er zijn zo veel echte problemen in de wereld, en wij zitten te lullen over taal. En ze hebben daarin gelijk. Maar een volk dat zijn taal ter discussie stelt, stelt zichzelf ter discussie. Met ons Vlaams onderscheiden we ons van de Nederlanders, wat nooit een slechte zaak kan zijn, maar we definiëren er vooral onszelf mee.

En laat dat nu net zo’n moeilijke kwestie zijn voor ons Vlamingen: wie zijn we, en wie willen we graag zijn? Ni simpel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content