De memoires van Dave Grohl: rock-‘n-roll, maar geen seks en nauwelijks drugs

© AUGUST/ISOPIX

In The Storyteller, zijn eerste boek, verzekert Dave Grohl u dat zijn leven al saillant genoeg geweest is dankzij rock-‘n-roll alleen. ‘Ik heb onnoemelijk vaak kunnen zeggen: niet te geloven wat er zojuist is gebeurd.’

Wat doet een notoir noeste artiest – iemand die met schrijven, opnemen, jammen, optreden of regisseren altijd meerdere ijzers in het vuur heeft – wanneer de wereld in een lockdown verzandt? Dave Grohl (52) begon aan zijn memoires, en dat is hem uitermate goed bevallen. ‘Ik voelde me zelfs enorm bedroefd toen ik mijn allerlaatste punt had gezet’, zo legt hij meteen uit. ‘Het beste aan muzikant zijn en in een band zitten is voor mij nog altijd live voor een uitzinnige massa spelen. Maar nu het boek af is, ben ik wel een hobby armer. (lacht) Nu, dit is maar het topje van de ijsberg. Ik kijk er al naar uit om tegen iedereen te zeggen: ‘Sorry, ik neem een jaartje vrij om een nieuw boek te schrijven.”

De dag na Kurts dood kreeg ik een condoleancekaart: ‘We weten dat muziek je nu gestolen kan worden. Maar ooit komt de drang om te spelen terug, en dat zal je leven redden.’

The Storyteller is geen uitvoerige autobiografie maar een bundel chronologisch geschikte herinneringen en anekdotes. Had je een rode draad voor ogen?

Dave Grohl: Neen. Het is begonnen met een handvol beknopte verhalen die ik tijdens de lockdown voor Instagram had geschreven. Wist ik veel hoe ik een heel boek tot een goed einde moest brengen. Ik had een lijst met dertig of veertig onderwerpen en liet het aan mijn uitgeverij om mij daaruit opdracht na opdracht te geven. Zo werkte ik ongeveer twee verhalen per maand af, heel gezapig. Na een bladzijde of tweehonderd begonnen we er een lijn in te zien. Toen werd het voor mij als een plaat maken: je hebt wat songs en terwijl je er nog meer schrijft, realiseer je je wat er nog ontbreekt om de zaak coherent te maken. Zo wist ik dus hoe het boek moest eindigen. Opgelet, spoiler alert! Op een avond hadden we met Foo Fighters in Chicago gespeeld, in het honkbalstadion Wrigley Field. Dertig jaar eerder had ik aan de overkant van de straat in een piepkleine club, The Cubby Bear, mijn muzikale openbaring beleefd. Op mijn dertiende was ik samen met mijn oudere nicht naar mijn allereerste optreden gaan kijken, van de plaatselijke punkband Naked Raygun. Die avond had ik besloten dat muziek mijn leven zou worden. Dat het mijn roeping was. Drie decennia later drong het in de kleedkamer van Wrigley Field tot me door dat ik toen maar een zebrapad verwijderd was van mijn toekomst. Dat ik van de ene naar de andere stoeprand was gebracht door een hoop mensen die mijn leven hebben beïnvloed. Maar ook dat muziek sinds mijn dertiende gelijk had gestaan met leven, en vaak óverleven.

Grohl met Nirvana.
Grohl met Nirvana.© Redferns

Als jonge drummer, eind jaren tachtig in de hardcorepunkband Scream, mocht je ooit een avondje invallen als begeleider van Iggy Pop. ‘Het was te goed om waar te zijn’, schrijf je. Dat had net zo goed een rake ondertitel voor je boek kunnen zijn.

Grohl: (lacht) Absoluut! Toen ik jong was, leerde ik mezelf drummen door naar platen te luisteren en met stokken op kussens te slaan die ik over mijn slaapkamervloer verspreid had. Ik stelde me voor dat ik in die band zat. Maar mijn grootste fantasie was om in een zaal tussen het publiek op mijn favoriete groep te staan wachten, en dat iemand zou komen melden dat het concert helaas niet kon doorgaan omdat de drummer zijn hand gebroken had. Tenzij… iemand in het publiek alle songs kent? (lacht) Waarna ik tot de held van de avond zou uitgroeien. Die avond met Iggy Pop voelde bijna alsof die jeugdige wensdroom werkelijkheid geworden was. Voor mij was Iggy het equivalent van een Beatle of een Stone. Mijn mond was al opengevallen toen ik hem van zijn auto naar de ingang van de club had zien wandelen. Optreden met hem was dus surreëel. Grappig: de lui van zijn platenmaatschappij dachten dat ik bij zijn band hoorde en boden aan om wat dan ook voor mij te halen. Wat denk je dat ik als arme, licht ondervoede jonge punker vroeg? Bier en sigaretten. (lacht) Ik dacht: dit soort roem zal mij waarschijnlijk nooit meer te beurt vallen, maar ik heb er toch maar mooi eens van geproefd.

Na Scream begon je korte maar intense Seattle-avontuur. Op zoek naar een label dat Nevermind zou uitbrengen, vertelde Kurt Cobain een platenpief hoe hij wenste dat Nirvana de grootste band ter wereld zou worden. Jij dacht dat hij gekscheerde.

Grohl: Nirvana kwam uit de verstikkende punkrockunderground, waarin we waren geconditioneerd om commercieel succes resoluut te verwerpen. Kijk, als artiest breng je wat songs uit op een plaat. Dat is een uitgestoken hand. Je vraagt de wereld te luisteren. Maar wat gebeurt er als iederéén voor die songs valt? Ook machovolk dat ons vroeger op school zou hebben uitgescholden en afgeranseld omdat we anders waren? Dat ethische dilemma vonden we verscheurend. Uiteraard trok Kurt zich dat het meest aan, want hij had die songs geschreven.

Na de zelfmoord van Cobain en het einde van Nirvana bracht muziek voor het eerst in je leven geen soelaas meer. Ze was vervlochten met trauma.

Grohl: (knikt) De dag na zijn dood kreeg ik een condoleancekaart van 7 Year Bitch, een andere groep uit Seattle, waarvan de gitariste twee jaar eerder was gestorven. Een goeie vriendin van hen, Mia Zapata van The Gits, was het jaar daarop vermoord. Op dat kaartje stond: ‘We weten dat muziek je nu gestolen kan worden. Maar ooit komt de drang om te spelen terug, en dat zal je leven redden.’ Die kaart heb ik zorgvuldig bewaard. Want ik hoopte zó hard dat die voorspelling zou uitkomen. Maar vooraleer ik besefte dat ik dankzij muziek mijn leven kon terugkrijgen, door mijn eigen songs uit te brengen met Foo Fighters, heb ik lange tijd geen platen of radio kunnen verdragen. Ik raakte geen instrument meer aan. Het hele idee van muziek was zo immens triestig geworden.

Grohl met Foo Fighters.
Grohl met Foo Fighters.

Het moet geholpen hebben dat niemand na Nirvana nog iets van de drummer verwachtte.

Grohl: (grijnst) Een van de eerste dingen die onze advocaat na Kurts dood heeft gedaan, was de platenmaatschappij vragen of ze Krist (Novoselic, bassist van Nirvana, nvdr.) en mij uit het contract konden schrappen. ‘Natuurlijk’, was het antwoord, ‘want wij gaan toch nooit meer samenwerken.’ Het betekende niet noodzakelijk dat ik zonder werk zou vallen. Ik kon altijd bij andere bands of artiesten gaan drummen. Tom Petty belde me, bijvoorbeeld. Maar ik had ook een ander idee. Als ik nu eens zelf gitaar zou spelen en zingen? Ik wist dat ik dat wilde. Maar kón ik het ook? Die uitdaging was onweerstaanbaar. Alleen drummen was voor mij niet spannend genoeg meer. Bovendien zag ik elke keer dat ik achter de drums kroop alleen maar Kurt staan. Dus ja, Foo Fighters zal veel mensen hebben verrast. Een van de redenen waarom ik het niet de Dave Grohl Experience of zo heb genoemd, was omdat ik me deel van een band wilde voelen.

Toen R.E.M. op gigantische schaal doorbrak met Losing My Religion zei gitarist Peter Buck dat hij niet langer het gevoel had met elke fan een glas te kunnen gaan drinken. Je had het al over de ongewenste types die Nirvana door Smells Like Teen Spirit aantrok. Welke relatie heb jij met het Foo Fighters-publiek?

Grohl: (denkt na) Ik kan ons publiek niet samenstellen, dat valt buiten mijn controle. Wat ik hopelijk wel kan doen, is iedereen die komt kijken verenigen met onze muziek. Wil ik neonazi’s en homofoben op mijn show? Natuurlijk niet. We hebben onlangs klaar en duidelijk de Westboro Baptist Church van antwoord gediend (toen die ultraconservatieve haatgroep afgelopen zomer voor een optreden van Foo Fighters in Kansas kwam protesteren, reed de band haar tegemoet op een open vrachtwagen terwijl hij You Should Be Dancing van de Bee Gees speelde, nvdr.). In die zin kies je je gevechten met de gekken er wel uit. Of je steunt af en toe politici van wie je denkt dat ze goeie beslissingen zullen nemen. Maar het belangrijkste blijft voor mij om mensen samen te brengen. Ik wil niemand uitsluiten om bij ons mee het plezier en de liefde en goedheid te komen beleven. Want wie weet, spelen wij wel een show die voor iemand net zo’n openbaring betekent als wat ik indertijd in The Cubby Bear heb ervaren.

In een tv-interview vertelde je moeder ooit over de foto die ze het meest koestert: eentje van haarzelf met Barack Obama, Paul McCartney en jij, haar drie favoriete mannen op de planeet. Ook uit je boek blijkt hoe je, als kind van gescheiden ouders, je uiterste best hebt gedaan werk en familie te verzoenen.

Grohl: Dat ik zo’n momenten met mijn moeder heb kunnen delen, komt juist doordat ze mij mijn dromen heeft laten najagen, toen ik op mijn zeventiende vertelde dat ik met school wilde stoppen om bij mijn favoriete punkband Scream te gaan spelen. School en ik, dat was een verloren zaak. Wat niet betekent dat ik onderwijs niet belangrijk vind. Ik heb daarnet de rapporten van mijn dochters gekregen. (triomfantelijk) Allemaal A’s! Dat maakt me zo blij. De keerzijde is dat ik thuis niets te piepen heb als het op schoolzaken aankomt. ‘Waarom zouden we naar jou luisteren? Jij hebt je middelbaar niet eens afgemaakt.’ (lacht) Weet je, toen mijn moeder op pensioen ging, heb ik haar uit het hoofd gepraat om samen met een drom andere bejaarden op een cruiseboot naar Italië te stappen. Ik zei: kom gewoon met Foo Fighters mee! Australië, Japan, IJsland: heeft ze allemaal gezien door het raam van onze tourbus. Je moeder meenemen op tournee, dat is pas een avontuur. (lacht)

Is dat niet wat het leven zo wonderbaarlijk maakt? Je wilt toch zo vaak mogelijk zeggen: ‘I can’t fucking believe this just happened!’

Ze heeft je geleerd om in het openbaar drie onderwerpen te vermijden: geld, politiek en godsdienst. Wat je in je boek ook ontwijkt, is kritiek op andere artiesten. Een groot verschil met je oude Queens of the Stone Age-collega Mark Lanegan, die in zijn autobiografie bladzijdenlang Liam Gallagher of zijn eigen Screaming Trees-muzikanten afbrandt.

Grohl: Ja, mijn boek is een beetje joliger, niet? (lacht) Kijk, als jij en ik in een bar een biertje zouden drinken, zou ik je vlotjes overladen met namen van artiesten die zich tegenover mij als een stuk stront hebben gedragen. Maar ik hoef ze niet in mijn boek te noemen. Artiesten publiekelijk neerhalen is mijn vibe niet. Bovendien is het ook niet nodig. De overgrote meerderheid van de muzikanten die ik in de afgelopen dertig jaar heb ontmoet, zijn oprechte, geschikte mensen. Er zijn er maar een paar van wie ik denk: van hem hoef ik niks meer.

Grohl met Scream.
Grohl met Scream.

Lemmy van Motörhead was een zoveelste held van je die een vriend is geworden. Je stipt aan dat jullie een groot doorzettingsvermogen gemeen hadden, en de drang om alles uit het leven te halen. Waar komt dat vuur vandaan?

Grohl: De werkethiek van mijn moeder. Als onderwijzeres werd zij schromelijk onderbetaald. We leefden van loonbriefje naar loonbriefje. Soms nam ze er nog een tweede of derde baantje bij. Als kind voelde ik bij haar altijd die vrees dat we niet zouden rondkomen. Dus werkte ze keihard om dat te voorkomen. Natuurlijk is mijn leven vandaag totaal anders (Grohls vermogen wordt op 320 miljoen dollar geraamd, nvdr.). Toch vind ik dat ik zo hard moet werken als ik kan. Om mijn moeder, zus en schoonvader te onderhouden en mijn kinderen naar goeie scholen te laten gaan. Ik ben de patriarch van de familie nu! Maar om eerlijk te zijn: ik hou er simpelweg ook van om me af te beulen.

Het is markant hoeveel verhalen in je boek voortspruiten uit stom toeval: van dat optreden met Iggy Pop over Little Richard ontmoeten op de luchthaven van LA tot Rick Astley in Japan op het podium trekken om hem zijn Never Gonna Give You Up te laten zingen met Foo Fighters als begeleidingsband.

Grohl: In alle eerlijkheid: het meeste wat ik en Foo Fighters hebben meegemaakt, is ons in de schoot geworpen. Hoezeer we ook hebben geprobeerd onze koers eigenhandig uit te stippelen, het zijn die toevallige ontmoetingen – en dat zijn altijd de beste – die onze carrière hebben gekleurd. Wie weet, waren die dingen inderdaad voorbestemd. Uiteraard zit ik nooit in mijn zetel te suffen tot iemand mij opbelt. Integendeel, ik val het leven aan als een hongerige wolf. Ik geloof wel in het idee dat als je vaak genoeg van iets droomt het universum het je uiteindelijk in een of andere vorm schenkt. Is dat niet wat het leven zo wonderbaarlijk maakt? Je wilt toch zo vaak mogelijk zeggen: ‘I can’t fucking believe this just happened!’ Ik was een eind in de veertig toen Prince vroeg of ik wilde jammen, maar ik reageerde met de enthousiaste verbijstering van een tiener. Als ik in een tv-show naast een popster zoals Sophie Ellis-Bextor ga zitten, schreeuwt en springt de kleine jongen in mij zich dol. Toen Paul McCartney bij ons thuis op babybezoek zou komen, heb ik in allerijl alle Beatles-boeken en -posters verstopt zodat hij niet zou denken dat ik een verdomde stalker ben. (grijnst) Ik weet best dat ik veel beroemde namen in mijn boek noem, maar ik hoop alleszins dat ik niet als een opschepper overkom. Want ik heb geprobeerd te schrijven vanuit het perspectief van iemand die met open mond staat te kijken naar wat hem allemaal overkomt.

De memoires van Dave Grohl: rock-'n-'roll, maar geen seks en nauwelijks drugs
© AUGUST/ISOPIX

Een van de mooiste vertelsels is misschien wel hoe Joan Jett ooit een weekend ten huize Grohl is komen logeren en in pyama je dochter een verhaaltje voorlas.

Grohl: In sommige van mijn verhalen zit inderdaad dat krankzinnige, coole element: ‘Joan Jett is bij ons blijven slapen!’ Maar voor mij is de emotionele relevantie dat mijn dochters zo hebben geleerd dat sommige superhelden echte mensen zijn. Het hele Joan Jett-hoofdstuk begint met barbiepoppen die we in Harrods in Londen hadden gekocht. Mijn dochters waren voor een regulier glamourexemplaar gevallen. Persoonlijk kon ik de Joan Jett-barbie niet laten staan – compleet met zwart piekhaar en witte Gibson! (lacht) Uiteraard heb ik ’s avond in het hotel aan mijn kroost uitgelegd wie Joan Jett is: een fantastische rockgitariste en een feministisch icoon dat vele generaties vrouwen heeft geïnspireerd. Dus toen ik Joan maanden later in ons huis in LA samen met mijn dochter naar boven zag stappen, hoopte ik maar dat mijn kleine meid die ontmoeting met een superheldin altijd zou onthouden. Zo is mijn favoriete zin uit het hele fucking boek me dus komen aanwaaien: ‘In een wereld van barbies heeft ieder meisje behoefte aan een Joan Jett.’ Toen ik dat zwart op wit zag staan, dacht ik toch: (roept met twee gebalde vuisten) yes! (lacht)

The Storyteller – Verhalen over leven en muziek

Uit bij A.W. Bruna. Dit boek maakt deel uit van Feest van het Boek, nog tot 5/11 in alle Standaard Boekhandels. Alle info: feestvanhetboek.be

Dave Grohl

Geboren op 14 januari 1969.

Groeit op in Springfield, Virginia. Zijn ouders, een onderwijzeres en een politiek journalist, scheidden wanneer hij zes is.

Leert zichzelf als jonge tiener drummen en gitaar spelen.

Belandt op zijn zeventiende achter de vellen bij zijn favoriete hardcorepunkgroep Scream, uit het naburige Washington.

Vervoegt Nirvana eind 1990.

Wordt na de dood van Kurt Cobain gevraagd om drummer te worden bij Tom Petty & The Heartbreakers, maar brengt liever een zelf geschreven en ingespeelde plaat uit als Foo Fighters.

Drumt tussen Foo Fighters-verplichtingen door mee op platen van onder andere Killing Joke, Queens of the Stone Age, Nine Inch Nails en The Prodigy.

Richt de nevenprojecten Probot en Them Crooked Vultures op.

Regisseert, na talloze video’s voor Foo Fighters, in 2013 de docu Sound City over de gelijknamige studio in LA.

Getrouwd en vader van dochters Violet (°2006), Harper (°2009) en Ophelia (°2014).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content