Paul Baeten

‘Wie zijn status uit een auto moet halen, is helemaal de verkeerde weg in geslagen’

Paul Baeten Columnist bij Knack Focus

‘Iets meer liefde voor onze auto’s koesteren zou dus best wel eens ecologischer kunnen zijn dan om de drie of vier jaar een nieuwe bedrijfswagen gaan afhalen met groeten van de baas’, betoogt auteur Paul Baeten Gronda in een pleidooi voor de autocultuur.

Hoewel ik mij er bij een zeker publiek zonder twijfel erg onpopulair mee zal maken, is het tijd om eindelijk uit de kast te komen. Ik sleur het tenslotte al mee sinds mijn kindertijd en ben het moe om in ontkenning te leven. Dus hier gaan we.

Ik ben gek op auto’s.

Ik kan er niets aan doen, het zit gewoon in mij. Mijn ouders hadden het niet, een van mijn twee grootvaders misschien een beetje. Ik heb het op een manier die je enkel als nerdy kunt omschrijven.

Vroeger, toen ik jeugdig en onstuimig was, was ik min of meer een alleseter. Die tijd ligt nu wel achter mij. Ik focus me tegenwoordig op wagens waar ik een emotionele band mee heb. Naast de Porsche 911 is dat bijvoorbeeld ook de Jeep CJ, omdat ik daar als kind met mijn oom mee door de Kempen ging cruisen en dat zulke mooie herinneringen zijn.

Automensen zijn bijna zonder uitzondering erg emotionele mannen die ook erg goed zijn in die emoties materialiseren om ze dan verder te ontkennen of te onderdrukken.

Nu, de werelden waarin ik werk, namelijk de literaire en die van de televisie, zijn brandhaarden van links-progressief crapuul. Het is op die plaatsen niet erg bon ton om uit te pakken met je voorkeur voor de G50-versnellingbak.

‘Wie zijn status uit een auto moet halen, is helemaal de verkeerde weg in geslagen’

Toch merk ik dat er in kleinere comités wel over gepraat wordt. Als het eenmaal geweten is dat je een van hetzelfde soort bent, wordt er met een best antiprogressief schuldgevoel wel het een en ander opgebiecht.

Bekendere mensen zullen vaak bewust geen al te opvallende auto kopen, om niet de naam te krijgen een dikkenek te zijn. Dat komt omdat er bij ons geen autocultuur bestaat. In de meeste andere landen in onze omgeving bestaat die wel, soms in overdreven mate. Toen ik voor literaire zaken in Frankfurt was, vertelde de Duitse dame van de organisatie tijdens een met veel gedoe aangekondigd maar ontzettend mager dinertje dat Duitsers vinden dat ‘je eten van bij de Aldi moet komen, en je auto van bij Mercedes’.

Ik wil, geloof ik, maar zeggen: haat ons, automensen, niet. Ook wij zijn gewoon op zoek naar wat warmte.

Ongeveer het omgekeerde van de Italiaanse geloofsleer op dat vlak. En meteen ook het enige vlak waarop ik me dan graag volledig Italiaan verklaar. Wie zijn status uit een auto moet halen, is helemaal de verkeerde weg ingeslagen, ergens in zijn leven. Sorry, alle Duitsers ter wereld.

Autocultuur gaat niet over wie de duurste kan betalen. Alles wat neerkomt op meer of minder geld hebben, verliest zijn charme en aantrekkingskracht. Heddy Honigmann maakte in 1993 een ontroerende documentaire over Peruviaanse taxichauffeurs die zowel gevoelsmatig als in de titel de kern prachtig wist te vatten: Metaal en melancholie.

Iets meer liefde voor onze auto’s koesteren zou dus best wel eens ecologischer kunnen zijn dan om de drie of vier jaar een nieuwe bedrijfswagen gaan afhalen met groeten van de baas. Mensen en overheden lijken vaak te vergeten dat tegenover de halve liter die het nieuwe model minder verbruikt wel ook de productie van dat nieuwe model staat. Ik wil, geloof ik, maar zeggen: haat ons, automensen, niet. Ook wij zijn gewoon op zoek naar wat warmte. Liefst van minstens zes cilinders.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content