Waarom theatermakers zo graag kaskrakers en succesboeken ensceneren

Dat theaterbeesten geboren pedagogen zijn, weten toneelliefhebbers al lang. Wanneer ze een lumineus inzicht krijgen of weg zijn van een film of boek, willen ze die ervaring delen. En toch is het hen niet enkel om de verrijking van hun publiek te doen, er schuilen ook minder altruïstische beweegredenen achter.

Toegegeven, de ‘will to teach’ is een drijfveer van veel theatermakers. Al blijkt dat motief veeleer een vijgenblad om de ware reden te verbergen: een pertinent gebrek aan schrijversmetier en narratief talent. Voor u moord, brand en namen als Bernard Dewulf, Tom Lanoye, Jeroen Olyslaegers, Paul Pourveur of Peter Verhelst schreeuwt: jazeker, dat zijn potige pennen die – Pourveur even buiten beschouwing gelaten – lustig pendelen tussen roman, dichtbundel en theatertekst. Maar: ook zij weten er vrij zelden gloednieuw toneelmateriaal uit te persen.

Ter illustratie: een greep uit de oogst van dit seizoen. Olyslaegers maakte in 2010 een sublieme bewerking van Emily Brontë’s Wuthering Heights (voor Theater Artemis), die dit seizoen opnieuw te zien was. Dewulf maakte voor de zomer een bewerking van de Oresteia voor De Roovers. Lanoyes transformatie van de mythische liefde tussen Jeanne d’Arc en Gilles de Rais leidde tot het intrigerende Bloed en Rozen, in een regie van Guy Cassiers voor Toneelhuis. Cassiers spant trouwens de kroon als leenman van meesterwerken: hij bewerkte Marcel Prousts levenswerk A la recherche du temps perdu, liet zich voor Wolfskers (2007, tekst van Jeroen Olyslaegers) inspireren door de Russische cineast Aleksandr Sokurov en transformeert momenteel Robert Musils Man zonder eigenschappen tot een beeldschone theatertrilogie, al blijft ook die plot tweedehands. Van de uitgeweken Vlamingen bestelde Ivo Van Hove (Toneelgroep Amsterdam) een theaterversie van John Cassavetes’ Husbands bij auteur Gerardjan Rijnders en deed Luk Perceval (Thalia Theater – Hamburg) een beroep op Josse De Pauw voor een bewerking van John Coetzees In Ongenade. De Pauw is een van de weinige grootheden die zowel schrijver als speler is, net zoals Jan Decorte en Peter De Graef trouwens. Per definitie gaat het om eenzaten die hun eigen teksten spelen en – aldus de éminence grise met de piepjonge geest Decorte – een taal ontwikkelden door slim te pikken uit andermans werk. Herlees: slím te pikken. Ze marineren gestolen fragmentjes in hun esthetiek.

Opvallend: met deze namen hebben we zowat alle theaterprominenten uit de jaren tachtig opgesomd. Jan Fabre en Jan Lauwers laten we even buiten beschouwing omdat zij – méér dan bovengenoemde makers – vanuit het beeld denken en de woorden veeleer als kostbare specerijen hanteren. Die generatie bestaat uit grootmeesters die – zet u schrap – hun taal vormgaven vanuit een rebellie tegen de traditie van stroef teksttheater én vanuit de drang om de levensblik van hun publiek te verruimen. Kortom, hun methodiek voedt de fascinatie voor en grijpt naar de kien gecomponeerde verhalen van hun voorbeelden uit de film- en literatuurwereld.

Huilen met de pet op? Toch niet. Die interpretaties van bestaande meesterwerken zijn vaak aanraders, en wel dankzij de beeldige theatertaal en puike dramaturgie. Nóg beter nieuws is de nakende kentering van een bende jonge honden. Opgegroeid in een razendsnelle beeldcultuur en gevormd door opleidingen die hen trachten – trachten: er is nog werk aan de winkel in het uitbalanceren van de leerprogramma’s – te doordrenken van vertelvormen uit alle culturen – zijn die driftig op zoek naar hun eigen taal. Dit jonge wild deelt geenszins de ‘will to teach’, maar bezit veeleer de ‘will to explore’. Zij incorporeren films, schilderijen, boeken en songs en maken er het liefst hun persoonlijke rakende verhaal van. Voorlopig leidt dat tot veel visueel theater en nog meer navelgestaar en monologendiarree, maar groeien er wél ook moedige pogingen tot inventieve verhalen uit. Het volkstheater van Arne Sierens (Cie Cecilia), het geëngageerde muziektheater van Stijn Devillé (Braakland) en de taalexperimenten van SKaGeN gelden daarbij als voorbeeld, terwijl ook de pure taal van Abke Haring (Toneelhuis) mee de weg plaveit.

Er staat een nieuwe generatie te trappelen die de pen steviger omklemt nu beelden en verhalen van overal ter wereld hen dreigen te overspoelen. Nog even en u koopt niet langer een theaterticket om de samenvatting van een film of boek te zien, u zal een filmticket kopen om de interpretatie van een nieuw theaterstuk te ontdekken.

P.S. De films Groenten uit Balen (Frank Van Mechelen, voorjaar 2012) én The Broken Circle Breakdown (Felix Van Groeningen, najaar 2012) – respectievelijk naar een theaterstuk van Walter van den Broeck en Johan Heldenbergh – bevestigen onze voorspelling. Nu u!

Els Van Steenberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content