Recensie: Bonjour Congo

De expeditie van Rudi Vranckx leek vooraf onbegonnen werk, maar de eerste aflevering nam onze scepsis weg.

Elke donderdag, Canvas ***

Stel dat een buitenlandse tv-journalist naar België zou afzakken om een portret van het land te maken. Hij reist op een dikke twee dagen van Oostende naar Aarlen, spreekt onderweg met een aantal mensen die hij tegenkomt en brengt al zijn indrukken en interviews samen in een reportage van ongeveer vier minuten. Zou u er dan van uitgaan dat die bijdrage een genuanceerd, laat staan volledig beeld geeft van ons land? Nochtans is het een beetje dat wat Rudi Vranckx doet in Bonjour Congo, een documentairereeks van zes keer vijftig minuten waarvoor de oorlogsjournalist in zes maanden tijd in de voetsporen van Henri Morton Stanley door onze voormalige kolonie – die 80 keer groter is dan België – is getrokken.
De ontdekkingsreis van Vranckx leek op voorhand dus onbegonnen werk, maar in de eerste aflevering slaagde de journalist er snel in om onze scepsis weg te nemen. Bonjour Congo begon nog luchtig met zingende en dansende zwarten en een boottocht over het prachtig Tanganyika-meer met een kapitein die vooral in de praktijk had leren varen, maar nadat Vranckx en co aangekomen waren in Kalemie, het vroegere Albertstad, sijpelde de wanhoop in het land door. Bij een groepje stakende treinarbeiders die al een jaar niet meer betaald waren, werd de sfeer al snel grimmig, en de beelden van het station van Kalemie – ‘een olifantenkerkhof voor treinen’, in de woorden van Vranckx – waren ontluisterend.

Vranckx wou naar eigen zeggen een evenwichtig beeld van Congo schetsen ‘zonder nostalgie en zonder illusies’, en daar slaagde hij ook in. Tijdens de gesprekken kreeg hij vaak te horen dat het vroeger, in de koloniale periode, beter was – vooral omdat de mensen toen tenminste betaald werden – maar hij toonde dan iedere keer dat die heimwee eigenlijk meer zegde over de lamentabele toestand van vandaag dan over de zogezegd idyllische tijd van toen. Hij liet niet na om de verantwoordelijkheid van de Belgen in de neergang van het land te duiden, maar vroeg zich tegelijk ook af in welke mate de Congolezen zelf een deel van de schuld dragen. Vranckx was met andere woorden een reporter die een hoop vragen stelde, maar die in de eerste plaats wou laten zien hoe moeilijk het is om de juiste antwoorden te geven.

Dat bleek vooral op het einde bij het bezoek aan Filitisaf, een grote textielfabriek die ooit het economische kloppende hart van Kalemie was. Bijna twintig jaar geleden trokken de Belgische bestuurders er weg, de fabriek én alle arbeiders aan hun lot overlatend, en sindsdien staan de gebouwen leeg. De Congolese directeur heeft al die jaren samen met een honderdtal arbeiders de weefgetouwen en de infrastructuur bewaakt en zo goed mogelijk onderhouden, hopend op betere tijden. ‘Overal zie ik mensen die wachten en wachten,’ vroeg Vranckx aan de man, ‘maar waarom beginnen jullie er gewoon niet zelf aan?’ Waarop die niet zonder enige trots zei dat alle machines onmiddellijk opnieuw konden worden opgestart, wat op vraag van Vranck ook gebeurde.

Na een kleine aarzeling schoten de weefgetouwen weer op gang en enkele seconden lang stonden ze radeloos te draaien, zonder grondstoffen om mee te spinnen. Het was het perfecte slotbeeld voor een erg sterke eerste aflevering van een reeks over een land dat eigenlijk zou kunnen en moeten werken, maar dat om redenen die niemand echt helemaal precies uit kan leggen in stilstand is verzonken.

Stefaan Werbrouck

Wat vond u van Bonjour Congo? Laat het weten!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content