‘ALS ER EEN REVOLUTIE KOMT, DAN DOE IK MEE. DENK IK’

© Wouter Van Vaerenberg

Calais heet de nieuwe worp van Het Zesde Metaal. Al gaat die breder dan de vluchtelingensores, leerden we te midden van de Jungle. ‘Fuck off met uw vorte geweren, ga elders oorlogje spelen in plaats van bakfietsers te viseren!’

‘De sfeer is grimmig maar niet gevaarlijk’, klinkt het bij een vrijwilliger van hulporganisatie L’Auberge des migrants, die warme maaltijden bedeelt in het vluchtelingenkamp van Calais. Geruststellend, aangezien Wannes Cappelle en ik zo streetwise zijn als een pasgeboren kuikentje én we het groepje waarbij we veiligheidshalve zouden aansluiten al na enkele meters uit het oog verloren zijn. Enkele vluchtelingen maken foto’s van ons terwijl we door het slijk van de bidonville peddelen. Het is een tegenreactie want velen hebben hun buik vol van de media-aandacht, zeker nu die weer exponentieel toeneemt. Overmorgen wordt de Noord-Franse Jungle van Calais ontruimd en brengen bussen de naar schatting 6400 bewoners naar opvangcentra in heel Frankrijk, en verwacht wordt dat dat niet vredevol zal verlopen. Uiteindelijk zal het laat op de avond tot telegenieke relletjes komen tussen politie en vluchtelingen, traangas tegen stenen, maar voorlopig lijkt het vooral gelatenheid troef.

Op een hoge duin neemt een Afghaanse jongeman nog een selfie met de bric-à-brachuisjes op de achtergrond, morgen neemt hij de wijk naar een kleinere Franse jungle. Hij wil nog altijd het Kanaal over, zegt hij, en desnoods via België. Om dat te ontmoedigen, zet minister Jambon 120 extra agenten in, hoorden we net nog in de wagen. Carl Decaluwé, voltijds West-Vlaams gouverneur en deeltijds bange blanke man, kan op zijn twee oren slapen. ‘Decaluwé zat onlangs op de eerste rij tijdens een optreden’, grijnst Wannes flauwtjes. ‘Ik heb Calais gespeeld voor hem, dat leek me wel gepast voor de man die eerder dit jaar nog opriep om de illegalen niet te voederen. Ik parafraseer, zij het slechts lichtjes. Hij, en velen met hem, lijken mensen zonder papieren als een soort plaag te zien. Ze creëren afstand door hen als een andere soort te labelen.’ We wandelen verder, langs een geïmproviseerd schooltje. ‘Hoeveel vluchtelingenkinderen zijn er al verdwenen in Europa? 10.000, nee? Twintig jaar geleden liepen we allemaal in de Witte Mars mee voor een paar kinderen, maar voor tienduizend die “niet van hier zijn” komen we de zetel niet uit?’

‘Welgekomen, we zin ier welgekomen, mensen zin ier nog beschaafd’, zing je in de bezwerende titelsong vanuit het standpunt van een ontheemde vader tegen zijn kind. Er zit een behoorlijk cynisch randje aan.

WANNES CAPPELLE: Een glimmend baken van beschaving is de Jungle niet, hé. Als Europeanen moeten we ons doodschamen. Je vlucht weg van de gruwel, verwachtend dat het nergens erger dan thuis kan zijn en dan zit je hier ’s winters te bevriezen. Een vrijwilliger vertelde me daarnet dat de Sudanezen hier een woord hebben voor wie al langer dan een jaar in de Jungle overleeft: machines.

Het is goed dat het kamp ontruimd wordt zodat ze hier niet nog een winter in mensonterende omstandigheden moeten overleven. Zelfs al is het veeleer een politieke pr-stunt, omdat ‘de zwerm’, zoals de Britse ex-premier Cameron hen noemde, overlast veroorzaakt. De menselijke kant zal onze politici worst wezen. De vrouw van onze producer, Jo Francken, geeft Nederlandse les aan vluchtelingen. Jo vertelde me hoe zij met lede ogen moest aanzien dat haar leerlingen na een jaar plots naar Wallonië werden gestuurd. Daar stonden ze dan met hun Nederlands. Voor de politiek zijn het cijfertjes, of pionnetjes die verschoven worden.

***

Aan het schooltje vertelt een piepjonge Franse vrijwilligster hoe ze daags nadat ze haar diploma middelbaar onderwijs had gehaald naar Calais vertrokken is. Uit een diepchristelijke dwang, ze móést hier komen helpen. Ze woonde deze zomer ook gewoon tussen hen in en gaf hun les. Wannes luistert gefascineerd. ‘Christelijke dwang?’ zal hij zich later afvragen. ‘Volgens mij heeft dit weinig met geloof te maken, maar alles met een zekere gevoeligheid. Je kunt de miserie niet aanzien, je bent kwaad en je wilt helpen, op welke manier dan ook. Punt. God speelt hier geen rol in.’

In The British Hotel, een met OSB-platen en zeil opgetrokken tijdelijk zaakje van een dertigjarige Pakistaan, drinken we thee, een beetje onwennig aan een geïmproviseerde tafel. Zijn uitspanning is al twee keer tegen de grond gemaaid door de politie, vertelt de man. Behoorlijk onwezenlijk, bedenkt Wannes zich. ‘Je slaat op de vlucht, bouwt hier ondanks alles toch iets op, hoe klein en tijdelijk ook, en dan wordt dat binnenkort allemaal met de bulldozer platgegooid. Je ziet hier in de Jungle dat de veerkracht van de mens groot is, maar ik vraag me af hoeveel rek er nog op zit.’

Klopt het dat je op een bepaald moment te kwaad voor je eigen goed was, te furieus om de plaat af te leveren die je nu hebt gemaakt?

CAPPELLE: Ik zat aanvankelijk in een heel politieke trip: ik foeterde tijdens de try-outs, maar het viel allemaal wat dood, je voelde dat ook aan het publiek. Ik was kwaad, al twee jaar zelfs, maar kon die woede niet kanaliseren zonder vermanend vingertje. Soms leek het alsof ik wat ongenuanceerde Facebookstatussen op muziek had gezet. Maar ik wilde de moeilijke onderwerpen ook niet vermijden: wie vandaag louter een voorstelling of een plaat maakt over zijn navel en belendende gebieden snap ik niet. Je kunt toch niet doen alsof er niets aan de hand is? Ik had me doodgeschaamd mocht ik het enkel over mijn eigen kleine wereld gehad hebben.

De klik kwam er pas toen ik de jongste protestplaat van Anohni hoorde: muzikaal sterk, maar zulke letterlijke kritieken, zonder enige verbeeldingskracht. ‘O Obama, when you were elected, the world cried for joy, we thought we had empowered the truth-telling envoy…’(blaast) Gezeur in zwart-wit en allemaal ook weer meteen onderuit te halen.

Anno 2016 mag het wel wat meer zijn dan ‘Welterusten, meneer de president’?

CAPPELLE: Zulke protestsongs werken vandaag niet meer. Duidelijkheid is dodelijk, er moet wat poëzie in. In plaats van te brullen hoe alles misloopt in de wereld moest ik een persoonlijk verhaal brengen, waar iedereen zijn karretje aan kon hangen.

Wat had je precies zo kwaad gemaakt?

CAPPELLE: De vluchtelingencrisis, uiteraard. En de arrogantie van de macht en het geld. Ik jaag me daar geweldig in op: ik stond op het punt tot revolutie op te roepen.

Wannes Cappelle de revolutionair?

CAPPELLE: Als er een revolutie komt, dan doe ik mee. Denk ik. Mijn redelijke kant weet ook wel dat er na elke revolutie ook weer een nieuwe klasse aan de macht komt die het minstens even slecht doet.

Kijk, ik ben een arme zelfstandige, maar sinds ik met mijn kop op tv kom, mag ik weleens bij mijn bankdirecteur op de koffie om wat ‘interessante financiële producten’ te overlopen. Ik vroeg hem en passant: ‘En wat als jullie bank failliet gaat?’ ‘O, maar dat zal niet gebeuren. En anders, dan is de staat er nog.’ Och kerel, heb je in de voorbije acht jaar dan niets geleerd? Het kan nog altijd niet op, en daar word ik zeer pissig van.

En toch, een generatie van revolutionairen zijn we niet.

CAPPELLE:(droog) Ik zit ook nog steeds bij diezelfde bank omdat ik hun internetbankieren heel handig vind. Tot daar mijn grote engagement.

Ben je ook niet gewoon een pleasertje? Iemand die zo min mogelijk vijanden wil maken?

CAPPELLE: Ik wil niet hardnekkig pleasen, maar je kunt niet iedereen meenemen in je nummers als je al te duidelijk een kant kiest. Ik hoop dat ik vragen kan oproepen, maar daarvoor moet je wel eerst bereid zijn om te luisteren. Dat iemand als Geert Bourgeois zich als fan heeft geuit terwijl we er verder, eh, niet noodzakelijk dezelfde visie op na houden, vind ik geweldig.

Bourgeois uitte zich eerder ook als Laura Lynn-adept.

CAPPELLE:Bien étonnés de se trouver ensemble, zeker? Neem nu Leider, een nummer dat we op het nippertje van de plaat hebben geweerd. Over het volk dat een nieuwe hopman eist, maar zich na verloop van tijd afvraagt wat er eigenlijk veranderd is. Ik speelde het ooit in een zeer rauwe versie op een gezellige praatnamiddag. Net toen wandelde de hoofdgast, minister van Justitie Koen Geens, binnen. ‘Heil de grote leider/ Hang de grote leider!’ Weg sfeer. (lacht) Het publiek kromp ineen, en gaf Geens een gigantisch applaus toen hij even later op het podium kwam. De hele zaal had zich achter hem geschaard omdat ik er zo hard in gevlogen was: dat krijg je als je polariseert.

Was het toepasselijker geweest indien Bart De Wever de zaal was binnengelopen?

CAPPELLE: Mijn leider bleef anoniem. Er zijn ook genoeg voorbeelden te vinden: je ziet overal in Europa de populisten de macht grijpen. In crisistijden is diegene die de makkelijkste kaart trekt, die van bangmakerij, anti-establishment en anti-intellectualisme, ook diegene die het meeste volk achter zich schaart. En ja, daar krijg ik schrik van. Het lijkt me gruwelijk naïef om geen schrik van populisten te hebben. Ik wil geen onheilsprofeet zijn, maar alle ingrediënten zijn aanwezig voor een knoert van een wereldconflict. Het kan snel escaleren. Erdogan, Poetin, Trump, populisten overal, klimaatproblemen, schaarste…

Ik had verwacht dat De Vrede daarover zou gaan, maar het bleek vreemd genoeg een melancholische bedenking bij een stukgelopen relatie.

CAPPELLE: Oorspronkelijk was dat een heel donkere tekst, geschreven toen de tanks door de straten reden en ik mijn kinderen moest uitleggen wat die mannen met machinegeweren in Antwerpen deden. En toen mijn jongste kwam vertellen dat zijn juf in de tweede kleuterklas een minuut stilte had gehouden voor Parijs. Vol goede bedoelingen ongetwijfeld, maar wat moet een kleuter daarmee? Je moet het hem toch niet door de strot duwen?

We zijn stommelings al in een oorlog gesukkeld, bedacht ik me, we hebben het alleen nog niet door, zoals dat nu eenmaal gaat met oorlogen. En hoewel ik altijd gezworen zou hebben dat niemand mij zo gek zou krijgen om zelf de loopgraven in te duiken, moest ik na de zoveelste onthoofding en aanslag voor het eerst in mijn leven vaststellen dat er opmerkelijk veel strijdbaarheid in mij zat. Niet dat het ooit zover zal komen.

Wannes de salonrevolutionair?

CAPPELLE: Wel ja. Ik krijg het al koud als ik een militair op straat passeer. (denkt na) Vorig jaar stond in de krant dat men vermoedde dat er in Nederland aanslagen met bakfietsen gepleegd zouden worden. Probleem: ik fiets dagelijks langs de militairen in Antwerpen met mijn bakfiets, mijn met rode en gele vlammen bewerkte bakfiets. De dag erop stopte ik voor het rode licht toen ik plots uit mijn ooghoeken een militair uniform zag. ‘Meneer, mogen we even wat vragen?’ Het ging al kolken in mijn kop – ‘Fuck off met uw vorte geweren, ga elders oorlogje spelen in plaats van ongevaarlijke bakfietsers te viseren!’ Zoiets. Waarop ik me omdraai. ‘Meneer, gij zijt toch Wantje van Bevergem, hè?’ (lacht) Een surreëel moment. Al zit er ook een moraal in: we mogen nooit vergeten dat het ook maar mensen zijn, die naar tv kijken en met wie je perfect op café kunt zitten. (zucht) Er zit echt een tjeef in mij, een extremistische, lichtjes communistische, groene tjeef.

***

‘Tiens, die hoeve staat te koop’, merkt Wannes tijdens de terugrit op, wanneer we opnieuw door Vlaamse velden karren. ‘Veel groen, goed bereikbaar, relatief rustig…’ Hoewel hij al jaren warmhartig over de voordelen van een metropool als Antwerpen spreekt, denkt hij vandaag na over een terugkeer naar ruraal West-Vlaanderen. Vanwege de vastgoedprijzen vooral, al maakt hij zich ook de bedenking dat je je in de grootstad net iets te makkelijk in je eigen kliek kunt ophouden, in je eigen wereldje. ‘Het heeft een jaar geduurd voor ik doorhad dat de vrouw in het appartement naast ons naar een rusthuis was verhuisd. In een dorp moet je het wel met elkaar doen, en dat werkt zeer verrijkend.’ Dat, en in een negorij kun je net iets evidenter off the grid leven dan in Antwerpen, ook een ideetje waar hij al langer mee speelt.

CAPPELLE: Ik ambieer voor alle duidelijkheid geen kluizenaarschap, maar ik probeer wel alles in vraag te stellen. Hebben we alles nodig wat ze ons proberen op te dringen? Vandaag hebben we twintig verschillende poetsproducten in huis, stuk voor stuk kwalijk voor het milieu, terwijl je bijna alles kunt oplossen met azijn en bicarbonaat. Of klimop.

Klimop, zeg je?

CAPPELLE: Vijftig gram klimop, twee liter water, even mixen, doorkoken en filteren, en je hebt een schimmel- werend, ontvettend en antibacterieel afwasmiddel. Ik ben er laaiend enthousiast over. Wilde paardenkastanjes koken, pellen en mixen levert dan weer een perfect waspoeder op. En met sneeuwbessen kun je je haar wassen, gewoon pletten op je kop. Al was dat een experiment, want ik gebruik al vijftien jaar geen shampoo meer.

Je beseft dat de kans groot is dat ze jou – een veganistische No Poo’er – in West-Vlaanderen meteen weer buitendragen?

CAPPELLE: Mijn vader was nochtans ook zo. Dertig jaar geleden reed hij al rond met een bakfiets, we hadden geen tv en hij heeft zelfs een tijdje in een woonwagen gewoond, met zo’n plastic slang op het dak om wat douchewater op te warmen in de zon. Hij trok zich geen moer aan van wat men over hem dacht, en dat herken ik wel. Je merkte wel dat dorpsgenoten zich daardoor aangevallen voelden, zonder dat wij iemand met de vinger wezen.

Opmerkelijk dat jij de krachten nog niet gebundeld hebt met je voormalige gouwgenoot Wouter Deprez.

CAPPELLE: Tegen Joke Schauvliege, minister tégen Leefmilieu, bedoel je? (huivert nadrukkelijk) Schauvliege is de verpersoonlijking van de politieke onmacht. Je kunt er als redelijk mens niet bij hoe iemand met die portefeuille er keer op keer in slaagt de verkeerde beslissing te nemen. Van bizarre vergunningen uitdelen tot het budget voor bosaankoop laten inkrimpen.

Zou je – voor de sport – ook niet kunnen beargumenteren dat haar wanbeleid, op enigszins perverse wijze, net meer mensen heeft wakker geschud?

CAPPELLE: Schauvliege heeft het inderdaad zo duchtig, welja, verkloot dat we haar daar misschien wel dankbaar voor moeten zijn. Haar onkunde heeft ongetwijfeld heel wat mensen de ogen geopend.

Recent tweette ze nog hoe Europa vijftien miljoen euro zou vrijmaken voor de promotie van rundvlees. Die cijfers bleken niet te kloppen, maar dat lijkt me sowieso niets om je als klimaatminister vrolijk over te maken, toch? Vlees wordt bovendien al genoeg gepromoot, terwijl EVA of Dagen Zonder Vlees geen spat zendtijd krijgen, rood vlees gelinkt wordt aan gezondheidsproblemen én runderen gigantisch bijdragen tot de klimaatopwarming. Dat is even problematisch als politici die vandaag nog gezinsuitbreiding promoten, wat ik feitelijk misdadig vind.

Díé tweet van Schauvliege heb ik gemist.

CAPPELLE: Ik doel op politici overal ter wereld.

En Krummi en Ulfur dan?

CAPPELLE: Ik heb inderdaad ook twee kinderen op de wereld gezet, zij het niet zonder een gewetensonderzoek. ‘Mag ik dat wel doen?’ Ik ben zelf opgegroeid in een gezin met vijf kinderen, maar dat kun je vandaag niet meer maken. Waren we een slimme soort geweest, dan hadden we allang gezegd: genoeg is genoeg. Vossen doen dat. Als de overpopulatie dreigt, krijgen ze vanzelf minder nageslacht. Wat meteen ook het laatste argument voor de vossenjacht naar de prullenbak verwijst.

Kijk, de geschiedenis leert dat zodra we met te veel zijn, er ofwel schaarste komt ofwel een plaag. Virussen krijgen dan zo’n groot speelveld dat ze amper nog tegen te houden zijn. Je zou dus kunnen denken: de correctie komt er sowieso, laat het ons liever zelf in de hand houden.Vraag misschien nog iets anders, zo kunnen we moeilijk eindigen, hé. Iets luchtigs.

Is er in jouw dystopisch visioen nog ergens plaats voor een tweede seizoen van Bevergem?

CAPPELLE: Nee, dat hadden we al beslist tijdens het draaien. Bevergem is wel het leukste dat ik tot nu heb mogen maken. Plots kreeg ik telkens vijftig minuten in plaats van drie om een verhaal te brengen, maar je kunt dat nooit meer recreëren. Bevergem was iets unieks, niet het minst dankzij een uniek figuur als Bart (Vanneste, ook wel bekend als Freddy De Vadder, nvdr). Ik herinner me nog hoe hij, Dries Heyneman en ik naar de VRT trokken om de reeks aan toenmalig Canvas-baas Mark Coenen te verkopen. Hij zat al neer in de vergaderzaal toen we aankwamen, waarop Bart: ‘Wachtekè Mark, maggekik joen plekke èn, ge zit in men zunne.’(lacht) Hij legde zijn schoenen net niet op tafel. Bart is heel on-Vlaams stout, en dat kwam mij heel goed uit want ik kan mezelf hoegenaamd niet verkopen.

Wantje was een niet zo gek overdreven karikatuur van jezelf, wist jouw vrouw achteraf te vertellen. Akkoord?

CAPPELLE: Daarom werkte Bevergem ook zo goed: iedereen speelde voor een flink deel gewoon zichzelf.

En plots zie ik Dries ‘Kurt’ Heyneman in een heel ander licht.

CAPPELLE: Kurt en Dries liepen nochtans door elkaar. We hebben hem wel moeten temperen want hij wilde, als psycholoog, graag een ziek personage neerzetten. Zo zat er oorspronkelijk een scène in waarin hij prikkeldraad rond zijn blote buik spande, ter zelfkastijding. Hij vond dat geweldig geestig. En hij speelde ook lang met het idee om Kurt vanachter het muurtje in zijn voortuin met Hilde te laten praten. Hij zou telkens strak in het pak zitten, tot de camera na enkele weken zou draaien en zou blijken dat hij enkel tot op borsthoogte gekleed was, en daaronder helemaal naakt. We hebben hem gelukkig kunnen tegenhouden.

– CALAIS

Uit op 11/11 via Unday Records/NEWS.

door Kristof Dalle – foto’s: Wouter Van Vaerenbergh

‘Twintig jaar geleden liepen we allemaal in de Witte Mars mee voor een paar kinderen, maar voor tienduizend kinderen die “niet van hier zijn” komen we de zetel niet uit.’

‘Er zit echt een tjeef in mij, een extremistische, lichtjes communistische, groene tjeef.’

‘Gezinsuitbreiding promoten, is misdadig. Waren we een slimme soort geweest, dan hadden we allang gezegd: genoeg is genoeg.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content