Kafka: welkom in het callcenter van de Vlaamse humor

© vtm

Het heeft lang geduurd, maar ja, wij hebben meer dan eens gelachen tijdens het kijken van Kafka. Om spades, badges en oorbellen. Van een prestatie gesproken.

De geschiedenis van de lach in Vlaanderen is geplaveid met grappen over de hemeltergende manier waarop ambtenaren en andere dienstverleners hun medemens in hun kapotgedocumenteerde, pietje-preciezerige greep houden. De collega’s is natuurlijk een monument – naar verluidt bereidt Jan Verheyen een remake voor – maar ook de stand-uppers van vandaag grabbelen in hun zoektocht naar onderwerpen in het kafkaëske. Of het nu over VDAB-medewerkers (Alex Agnew) of containerparkwachters (Xander De Rycke) gaat, de grappen scoren altijd door hun instantherkenbaarheid.

Je dagelijkse ergernissen navertellen is één, ze uitbeelden is vaak een pak minder grappig. Het was dan ook afwachten of Kafka, een kersverse humorshow op VTM rond regelneverij, zou werken als sketchprogramma. Het stelde ons alvast gerust dat de makers van Loslopend wild erachter zaten. Wat zij met relatiehumor deden – niet meer dan een tikje uitvergroten – ontlokte zelfs deze notoire vrijgezel regelmatig een lach.

Met het grootste manco van de meeste sketchprogramma’s – spanningsbogen die de anderhalve minuut nauwelijks overstijgen – maakt Kafka alvast vlot komaf door één doorlopende hoofdgag te introduceren, waaraan de andere grappen stukje bij beetje vastgeklonken worden.

Stukje bij beetje bouwen de acteurs, uit het alledaagse decor, de graad van absurditeit op, tot je in een universum zit waarin je het normaal vindt dat telefonistes elkaars oren piercen tijdens het werk.

In de eerste aflevering draait alles rond een modelwerknemer (een heerlijk nerveuze Tom Audenaert) die zijn portefeuille en badge niet bijheeft. Een officieel bewijs van bestaan heeft de stakker niet. Zelfs de zes collega’s die hem bij naam noemen volstaan niet voor de sardonische receptioniste, een rol voor loslopende oudgediende Tiny Bertels. Staan nog behoorlijk geestig te acteren: Frank Focketyn als een flamboyante versie van Guido Pallemans en Stefaan Degand als de neurotische man van het containerpark.

Vanuit de geen-badge-sketch worden hengeltjes uitgegooid naar de vergaderzaal en naar het containerpark – ook naar de legerkazerne, maar dat is zelfs geen grap te noemen. Stukje bij beetje bouwen de acteurs, uit het alledaagse decor, de graad van absurditeit op, tot je in een universum zit waarin je het normaal vindt dat telefonistes elkaars oren piercen tijdens het werk en het jongste lid van de vergadering als enige weet hoe de overheadprojector aan de praat te krijgen.

Het zit allemaal goed in elkaar dus, maar valt er ook wat te lachen? Ja, al moet je soms behoorlijk hard naar de grap zoeken. We turfden geen enkele punchline, maar grinnikten geregeld om kleine, tragische dingetjes. De teleurgestelde containerparkbezoeker-zonder-wagen die zijn spade over de grond meesleept. De klerk die een snoepautomaat verbouwt voor het laatste chocoladewafeltje en aankomt aan een vergadertafel vol van die lekkernijen. De modelwerknemer zonder badge die op de afdeling administratieve vereenvoudiging werkt.

Kafka is na één aflevering het callcenter van de lach: wie lang genoeg aan de lijn blijft, zal worden geholpen met een mopje klein en fijn. Al begrijpen we ook de mensen die hun geduld onderweg verliezen.

Kafka, woensdag 20.30 uur, VTM.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content