Guido Lauwaert

De drift van een kunstenaar

Guido Lauwaert Opiniemaker

Jan Fabre heeft na de uitgave van zijn theaterteksten er een standje bij op zijn al omvangrijke kunstmarkt. De uitgave van zijn nachtelijke spinsels, al moet dat met een korreltje zout genomen worden. Geen nachtnotitie of het wordt overdag aan een tweede verhoor onderworpen. Of het wordt overdag geschreven om ’s nachts zijn definitieve lijst te krijgen. In de stilte van de werkkamer, al wachtend op een vliegtuig, een trein, vóór of na een voorstelling, of in de eenzaamheid van een hotelkamer met een blik die de stillevens uit de kamers van Edward Hopper in herinnering brengt.

Dat het bij dit Nachtboek niet zal blijven, blijkt uit de ondertitel: 1985-1991. Er staat ons dus nog te wachten, 1992-1998, 1999-2006, 2007-2012, 2012-2018, ….

Zonder inleiding valt Jan Fabre met de deur in huis. Er is ook geen nawoord. De eerste nachtnotitie is geschreven in Antwerpen en dateert van 5 januari 1985: ‘The greatest nation is immagination / [een tatoeage voor op mijn rug?]’. Een dag later volgt al een tweede, een iets langere. Ze wisselen elkaar af, de korte en de lange. De dagen, pardon, de nachten dat er geen notitie is zijn zeldzaam. Het is dus een omvangrijk boek geworden.

Jans Nachtlast

Fraai uitgeven, dat wel, het boek is een wereldreis langs alle haltes van Jan Fabre, maar geen boek waar je voor gaat zitten. Waar hoort een Nachtboek beter dan op de nachttafel? Voor het slapengaan, of bij een wakker moment, past het Jans nachtlast vast te pakken. Niet geschikt voor het ontwaken. De laatste notitie van het eerste jaar is alweer uit zijn thuisstad en is geschreven op 31 december. Waarschijnlijk far from the madding crowd. Waarschijnlijk, want schrijvers zijn leugenaars, zoals Stefan Hertmans me onlangs zei, en hij kan het weten want hij is een filosoof. ‘Ik haat verplicht feesten. / Voor mij is het elke dag Nieuwjaar. / Mijn seconden duren uren. / Mijn uren duren weken. / Ik feest in de roes van het werk. //

Soms zijn er meerdere nachtnotities. Zoals op 25 april 1985, de avond voor de première in Antwerpen van De macht der theatrale dwaasheden: ‘Generale repetitie in het Nationale Theater van Gent. Op uitnodiging van Jan Hoet van het Museum van Hedendaagse Kunst in Gent. / [Want gegarandeerd, die conservatieve uilskuikens van het NTG zouden niet op de gedachte komen om mijn werk uit te nodigen.]’

Kettingroker

En zo volgt notitie op notitie. Soms zeer gevoelig, verhelderend wat zijn visie op de vermenging van de kunsten betreft, vaak ook vervelend. Of hij een dag dan wel een nacht te veel gerookt heeft, wat heeft de lezer daar nu aan? De rusteloosheid, de onmacht, de twijfel et cetera zitten in de gedachten. Had Jan, een man waar ik als mens en als kunstenaar ontzettend van jou, laat dat duidelijk zijn, de smog eruit gegooid, dan was Nachtboek een beklijvend historisch boek geworden. Schrijven over roken, zoals Italo Svevo doet in Bekentenissen van Zeno, daar is hij nog mijlenver van verwijderd. In die roman wordt roken geen smog maar wolk.

Met het groeien van de beruchtheid komen er ook namen van beroemde theatermensen aan bod. Murce Cunningham, Eugenius Knapik, Robert Wilson, David Bowie, Gerard Mortier. Ook namen die hem blijvend inspireren passeren de revue, onder meer Fred Astaire. Fabre heeft tevens de schaamten niet geschrapt. Ze worden schaamte met de kleur van een blauwe balpen. ‘Munchen, 1 november 1991 / De tweede voorstelling van Sweet Temptations verliep zoals te verwachten en niet te voorzien was. / Simpel gezegd, het was een slechte voorstelling. / Fuck it. / Sometimes you have to lose a battle tot win a war. / Welke oorlog? De oorlog in mijn hoofd.’

Impressies

Het Nachtboek van Jan Fabre is hoogst interessant. Een hoge oplage zal het niet kennen. Het feit is er nu eenmaal dat voor bepaalde kunstenaars de massa uitloopt n.a.v. een kunstwerk, een voorstelling… maar niet voor zijn filosofieën, omgezet in, zoals in dit boek, impressies, gepresenteerd als nachtgedachten. Wat jammer is. Juist door de impressies, ze mondjesmaat consumeren, over weken of maanden gespreid, begrijp je sneller en beter de drift van de kunstenaar.

Op de laatste bladzijde [345] verblindt die drift het leesgevoel, op het brandende af. Twee van de vier nachtgedachten [waarvan de tweede een variante is op een beroemde versregel van Lucebert]:

‘Antwerpen, 26 december 1991 / Op bezoek bij mijn familie / is een antieke tragedie geworden. / Het is voor ieder tijdperk / en voor elk publiek. / [De hoogste kunstzinnige pretenties met een muzikale en historische vorming. En ook de meest gewone ontvankelijkheid van het hart.]’ – Antwerpen, 31 december 1991 / Alle echte schoonheid / is onhandig.’

Guido Lauwaert

NACHTBOEK – Jan Fabre – De Bezige Bij Antwerpen – ISBN ISBN 978 90 8542 589 2 – € 22,50

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content