Toneelhuis gooit geld over de balk

© Koen Broos

Waarom verspillen de stadstheaters veel geld aan seizoenspresentaties als er niets te presenteren valt?

Dinsdag 31 mei werd in de Antwerpse Bourla het theaterseizoen 2011-2012 van het Toneelhuis voorgesteld. De theaterzaal was flink gevuld en elke bezoeker kreeg bij binnenkomst een seizoenbrochure in de hand gestopt. Hij ruikt nog naar de drukker en weegt een pak geld. Na een welkomstwoord van de zakelijk leider nestelde dramaturg Erwin Jans zich in een zitbank en nodigde de notabelen van het gezelschap uit, te beginnen met artistiek directeur Guy Cassiers, tekst en uitleg te geven over hun nieuwe projecten.

De pers, op één hand te tellen, voelde zich bekocht. Niemand durft het hardop te zeggen, daarvoor hebben ze een dwarsligger nodig, maar wat heeft de persman / persvrouw aan een presentatie zonder toegevoegde waarde? Aan een herhaling van wat in de seizoensbrochure staat. Sommige theatermakers wisten niet eens te vertellen hoe hun nieuwe project eruit zou zien. Hooguit een ruwe schets, en ook die zou mogelijk sneuvelen tijdens de opbouwfase. Enkele sprekers brachten het zelfs voor mekaar te blinken van fierheid dat hun project kop noch staart had. De titel was het enige wat vaststond. Hoewel. Misschien zou in de loop van het wordingsproces een betere gevonden worden. Een productie is een onverwachte bevalling. Een wonder. Een mirakel.

Open deuren

Kers op de taart was een toespraak van Bart Meuleman. ‘Laten we beginnen met het intrappen van een open deur: Elf september heeft ons leven ingrijpend veranderd.’ Ten eerste is dat niet zo en ten tweede is het intrappen van een ingetrapte deur nu niet meteen een heldendaad. Wat volgde, was een blik clichés. ‘Onze ambities zijn nogal bescheiden. In tegenstelling tot sommige oorlogsfotografen sneuvelt geen enkele acteur echt op de scène. Ik zou het, bij uitbreiding, nog anders kunnen zeggen. Theatermakers hoeven zich niet te laten dicteren door welke externe roep, welke agenda of welke drukkingsgroep dan ook. Theatermakers moeten vooral persoonlijk zijn. Hun verhalen en voorstellingen moeten de vrucht zijn van hun eigenzinnige geest, hun dwarse gedachten.’ Hij besloot met het gejank van een straathond op zijn retour. ‘Vlaanderen – zonder Brussel te vergeten – heeft een veelzijdig theaterlandschap met vele eigenzinnige, uiteenlopende stemmen. Laten we er over waken dat dat zo kan blijven. Laten we ervoor ijveren dat het theater geen culturele dienstverlening wordt in functie van populistische eisen. Laten we kunst blijven maken.’ De toespraak was niet alleen waardeloos maar ook slecht gebracht. Enige inleving en geloof in wat je zegt, mag toch verwacht worden.

Verspilling

Na een dankwoord verzocht de dramaturg de artistiek leider opnieuw plaats te nemen aan de microfoon. Guy Cassiers dankte het publiek voor haar komst, haar aandacht, dankte zijn staf en zijn pupillen, verontschuldigde de afwezigen. Waarna hij iedereen uitnodigde op een hap en een slok. De meute sprong recht en spurtte naar de inkomhal, om zich op rijkelijk gedekte tafels te storten. Na een half uur was de hal een vuilnisbelt en toch bleven mensen drummen om hun bord een tweede, derde maal te vullen. Wat ik verwacht had werd bevestigd: 99% van de aanwezigen was enkel en alleen gekomen voor de lunch.

Enkele dagen voordien presenteerde het NTGent zijn nieuw seizoen. Ook daar werd drank en voedsel geserveerd. En volgende week is het de beurt aan de Brusselse KVS. Met de samengevoegde sommen van de drie recepties kan makkelijk een productie gefinancierd worden.

Hoe het wel moet en hoe het beter kan bewees een envelop. Op 1 juni vond ik hem in mijn brievenbus. In de envelop zat een uitgave op krantenpapier van de Stadsschouwburg van Amsterdam. Een begeleidend schrijven gaf tekst en uitleg over de uitgave. De essentie: ‘In mei legt iedere vogel een ei. Dit Stadsschouwburg Journaal – het allereerste nummer – is ons ei. Het is een nieuwe – en ik denk betere – manier om u op de hoogte te houden van ons aanbod. De afgelopen jaren bundelden we het programma in een seizoensboek. Een mooi [en vrij lijvig] boekwerk, dat we jarenlang met plezier gemaakt hebben. Maar er was één groot nadeel: omdat het seizoensboek in mei uitkwam, was het nooit helemaal volledig en niet altijd actueel [van veel premièrevoorstellingen en evenementen was de inhoud nog niet bekend]. Nu willen we het anders gaan doen. We brengen iedere drie maanden dit Stadsschouwburg Journaal uit.’

Een voorbeeld van hoe schandelijke geldverkwisting vermeden kan worden. Gewoon een driemaandelijks tijdschrift en verder geen gezeur. Volvette tekstbrochures en bouffetten zijn weggegooid geld. Over de balk gegooid, in tijden van bezuinigingen. Goede producties, daarmee moet het publiek verwend worden. En die mogen een cent meer kosten.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content