Theaterfestival: ‘Fuck you, bange anonieme cultuurhatende trollen!’

Het Theaterfestival wordt jaarlijks geopend door een ‘State of the Union’. Dit jaar sprak Stef Lernous de state uit en deed Guido Lauwaert fronsen.

Wie traditie zegt en de dikke Van Dale genegen is – wat weinigen van ons helaas gegeven is – belandt automatisch bij het voorgaande woord trade-union, wat staat voor vakvereniging, en een bekende vakvereniging in elk land met een minimum aan beschaving – wat velen van deze verenigingen helaas missen – heeft een theatergeschiedenis en daardoor een theatergezelschap dat traditiegetrouw opgesplitst is in meerdere gezelschappen die elk hun theaterorgel hebben – wat de tragiek van het theaterlandschap iets minder theatraal maakt – zodat het theaterlandschap heel wat theaterhelden telt, en een van de bekendste – door zijn bloedeigenste theaterpose – is de komiek Stef Lernous.

Deze Vlaamse Heer Bommel was dit jaar de eer gegund theatergeschiedenis te schrijven met het houden van de traditional State of the Union, dat het begin inluidt van het theaterleven, wat aangenaam is voor vele theaterrestaurants, theaterscholen, theatertaxi’s, theaterfestivals, theatercritici, theaterbureaus, theaterwetenschappers, theatertechnici, theateragenda’s, theatertoeschouwers, theatercommunes en last but not least theatermakers. Verwacht wordt – en ook dit is traditie – dat de jaarlijkse theaterheld een theaterbeeld geeft van wat verwacht wordt te zijn of niet te zijn. Zijn theaterbeeld – om een woord uit het theaterjargon te gebruiken – zou er een moeten zijn waarin symbolisch natuurlijk – we zitten nu eenmaal in de theatersport – hard op tafel geslagen wordt, dolken in de rug worden gestoken, een kat een kat genoemd wordt, kortom, dat hij een theaterperspectief maakt waarvan men theaterwapens smeedt. Het resultaat van de verwachting is jammer genoeg jaarlijks een teleurstelling, huizend in de nok van de tragiek. En toch wordt elk jaar heel wat verwacht van The State of the Union. Is Baron Lernous geslaagd waar zijn voorgangers faalden? Heeft hij de poort geopend voor de wederkomst van de verlosser, het huwelijk tussen hemel en hel aangekondigd, het geheim van de Grote Piramide onthuld? Helaas, zijn redevoering was een monoloog waarin hij niets anders dan zichzelf gevonden heeft, voorgesteld en gepromoot.

Het eerste woord is belangrijk. Maar ook gevaarlijk. Het verraadt eerder vaker dan zelden het sleutelwoord nog voor het raadsel gesteld is. En het eerste woord van de monoloog van Kolonel Lernous is ik. In de tweede zin komt het tweemaal voor. In het tweede bedrijf van zijn voorstelling schakelt hij over van ik naar wij. Hij waant zich de koning van het theatercircus, een vorm van schuldverdeling. Zuur breekt hem op, en daar hij zich naast koning ook de woordvoerder van alle theatermakers waant, strooit hij verwijten in het rond en klaagt hij de stenen uit de klaagmuur. Bovendien poetst hij holle clichés op. ‘Wij breken in. Wij tonen wat je niet wil zien en daarom kijk je: omdat je het niet wil zien. En daarom is het soms zo moeilijk om te kijken. En daarom kijk je, om wat je niet wil zien.’ In het derde bedrijf verschuift de wij naar jij en zij, zijnde ‘de artiest, een spectaculair en magisch wezen, exclusief als de Fiji-meermin en curieus als de Maagdenburger halve bollen.’

In het vierde bedrijf stelt Pastoor Lernous de vraag ‘Wat is het nut van een voorstelling?’ Een pracht van een retorische vraag. Die hij echter ontkracht door er meteen op te laten volgen: ‘Geen idee.’ En daar hij geen idee heeft hervalt hij in het ge-ik. Hij wordt een prediker, een protestant, maar eentje zonder barricade vóór of onder zich. Zodat hij halverwege zijn betoog belandt in de vaststelling ‘Interessant falen is nooit een probleem geweest.’ Waarop een verantwoording volgt die eindigt op ‘de plicht tot risico’. En of die decretaal kan worden vastgelegd. Het risico van het falen is de Zeer Eerwaarde Heer toevertrouwd. Hoewel de producties van zijn gezelschap spectaculair zijn, en dus een flinke mediabelangstelling hebben, missen ze de geest van Antonin Artaud. En toch haalt hij deze theaterfilosoof van onder het stof. Het vervreemdingseffect van Artaud is echter in geen enkele van zijn slachthuizen te vinden. Zodat de vervreemding waar hij oorspronkelijk en oprecht naar streefde algauw gewenning werd. Laat dat nu ook de ziel zijn van het vierde en belangrijkste bedrijf van zijn monoloog. Want ook opgefuckte clichés wennen. ‘We moeten artiesten opnieuw het signaal geven dat alles kan en mag. Alleen zo kom je tot groot werk. Artiesten, breng uzelf terug bij mekaar. Kunst levert kunst op.’ Jaja, kraaien kan iedereen, maar niemand kan kraaien zoals het scheepsmaatje in het kraaiennest bij het zicht van land of een piraat in een mosselschelp.

Het laatste en vijfde bedrijf is kort. Zo hoort het ook te zijn. Maar het moet ook krachtig zijn. Kan Kapitein Lernous van het zinkend schip een duikboot maken, een Nautilus? Het antwoord op die vraag is een anekdote over een container die in de Stille Oceaan van een schip valt en 29.000 eendjes uitbraakt. Hij heeft die anekdote nodig om de centrale boodschap van zijn klaagzang vel over been te geven: ‘Alleen een storm kan de objecten losrukken uit zo’n grote zeestroom.’

Jammer, jammer, jammer. Stef Lernous is geworden wat hij nooit wilde zijn: een telg van het adellijk geslacht uit de theaterwereld. Het ge-ik van deze clan, een virus, is in zijn bloed geslopen. Het verwekt zinloze zinnen die geen enkele indruk maken, zelfs geen echo hebben. Geen zin, geen alinea van zijn monoloog kan tippen aan de eerste en de belangrijkste zin uit een voorstelling van Julien Schoenaerts. Dat was tenminste een ik-zin. Maar hij kwam dan ook uit de mond van een jongeling, Kaspar, en uit de verbeelding van een man, Peter Handke, die wat te zeggen had, zoals uit de rest van de tekst blijkt. ‘Ik wou graag net zo worden als vroeger een ander geweest is.’ Hij zorgde voor de bevrijding van een traject, een kust met een Nieuwe Wereld, de lang verwachte, gewenste, geëiste storm… voor al wie het theater belangrijker vindt dan het privé-leven. Zelfs Leider Lernous wenst het. Maar om dat te kunnen doen moet je het eerst kunnen zeggen.

Guido Lauwaert

Meer info: www.theaterfestival.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content