Guido Lauwaert

Theater: Storm op de boerderij

Guido Lauwaert Opiniemaker

‘König Lear’ (Müchner Kammerspiele) toont opnieuw hoe Johan Simons met eenvoudige middelen van iets oud iets nieuw smeedt en het bevattelijk maakt voor grote boer en kleine tuinier.

Die dekselse William Shakespeare. Met zijn stukken kan je alle kanten op. De twee beroemdste interpretaties van Romeo & Julia zijn West Side Story en Titanic. Macbeth met jeugd, ambitie en geweld als de driehoek waar het hele plot om draait, kan zich zowel afspelen in een bedrijf, een school, een politieke partij, een televisiemaker als het Vaticaan.

Julius Ceasar is niet zozeer het verhaal van een Romeinse veldheer en dictator. Ceasar sterft halverwege en in het tweede gedeelte behandelt de toneeldichter de vergelding die Brutus en Cassius, de moordenaars van Ceasar treft. Bovendien lijkt Shakespeare in het eerste gedeelte toch al meer belangstelling te hebben voor de opwinding rond de samenzwering dan voor een uitgebreide analyse van het karakter van de keizer. Die vrije keuze komt omdat er nogal wat zwarte gaten zitten in de stukken van de Engelse bard. Tijd en ruimte moeten het afleggen tegen tempo en actie. Een scène speelt zich op een slagveld en vijf minuten later staan de veldheren in de troonzaal, 350 miles verderop. Geef toe, zelfs met de snelste hogesnelheidslijn en bij een stralend blauwe hemel is dat niet te halen. Maar niemand die er zich aan stoort. Spanning en praatjes, dat is wat de mensen willen, en daarvoor was Shakespeare primus inter pares. Een regisseur met een beetje verstand van zaken weet dat flink uit te buiten.

In de handen van Johan Simons is König Lear ( * * * * ), bij het Munchense gezelschap waarvan hij de intendanz is, dan ook het verhaal van een oude herenboer die zijn landerijen, zijn koninkrijk, onder zijn drie dochters verdeelt. Het enige wat ze hoeven te doen om een flinke oppervlakte te krijgen is te zeggen hoeveel ze van hun vader houden. De oudste komt als eerste aan bod. Omdat de jongste, zijn liefste, geen stroop aan zijn baard kan smeren, wat haar zusters wel lukt, krijgt ze niets, want ‘uit niets kan niets ontstaan’. Vanaf dat moment begint de storm. Zowel in het origineel, dat in wezen niet origineel was, maar goed als we dat dossier inkijken zijn we eind van het jaar nog niet klaar.

En zonder bij-intrige geen Shakespeare. Beide intriges, hoewel parallel lopend, en dat toont toch telkens weer zijn groot talent als theaterdichter aan, laat hij naadloos opgaan in elkaar. De beste vriend van de herenboer heeft twee zonen, Edgar uit de huwelijkssponde en Edmond uit een vreemd bed gevallen. De tweede zet de eerste een hak om de gunst van de vader te winnen, ten bate van de erfenis. Is Koning Lear een stuk waarin twee van de drie dochters hun vader verstoten, het is daarom tevens dat van een vader die de verkeerde zoon vertrouwt.

Zowel dus in de versie van Shakespeare als in die van Simons ontstaat wel degelijk uit niets… alles. Te beginnen met gevloek en getier die uitmonden in marteling, moord, zelfmoord en waanzin. De herenboer sterft aan een hartinfarct, kort nadat zijn jongste dochter is opgehangen, net als zijn nar. Die zijn zoon zou kunnen zijn. Want hij is weliswaar gehandicapt maar in zijn hoofd zitten de vijf vijzen op hun plaats en staan stevig vastgeschroefd. Tot honderd jaar geleden had elke familie een misbaksel en het werd niet gedumpt, zoals dat tegenwoordig wel het geval is. Die misbaksels kwamen voor in alle standen van de maatschappij. Dus ook aan het hof, waar een goede nar een bewijs van standing was. Hij stond hoger in rang dan kardinaal, admiraal en liberaal. Door de protectie van de grote baas.

Voor Johan Simons was de transformatie van het hof naar het erf dan ook de meest logische zaak. Niet zozeer omdat hijzelf van boerenafkomst is, maar omdat Shakespeare dat ook was. Als jongeling was Shakespeare een soort Robin Hood die een boerendochter zwanger maakte en kort na het huwelijk naar de hoofdstad trekt om fortuin te maken, want hij kon een stier wel van een koe onderscheiden, maar hij kon haar niet melken. Hij werd rijk en eenmaal zover trekt hij weer naar huis om bij vrouw en kind te waken over zijn fortuin. Heel scrupuleus. Hij schrok er zelfs niet voor terug om een deurwaarder te sturen naar een vriend die een kleine lening niet tijdig had terugbetaald.

Binnen de kortste keren zijn de twee zusters het maandelijks bezoek van hun vader met zijn vrienden beu en geven niet thuis of wanneer er toch een confrontatie volgt, krijgt Lear de grofste verwijten naar het hoofd geslingerd en wijzen ze hem de deur. Zo heeft Shakespeare het gewild en Simons trekt die lijn zo sterk door dat de herenboer en zijn nar, eenmaal op de dool en midden in een storm moeten schuilen in een stal, letterlijk tussen de varkens. Het lijkt wel of Simons daarmee wil zeggen dat alle mensen varkens zijn. Al bij een stormpje van niks, een gemiste carrièresprong bv., wordt de mens een dier dat vecht en doodt voor zijn spek en plek. Dat inziend doet de woede van het titelpersonage omslaan in waanzin.

De enscenering volgt dat spoor. Een draaitoneel dat met de hand wordt bediend, bekleed met graszoden. Daarachter wat ruwe planken en latten, voor het op- en afdraven. Want er wordt nogal wat over en weer gerend. Van het erf naar de stal, van de stal naar een akker, de boerderij, een veld en hup, weer naar eetkamer op de boerderij. En elke scène overbevolkt met woedebuien. Van het mooie grasveld blijft dan ook aan het eind niet veel meer over.

In een drie uur durende actie wordt er aan een verschroeiend hoog tempo maar met een prachtige inleving geacteerd. Dat hebben de acteurs deels te danken aan de Vlamingen Koen Tachelet als dramaturg en Willy Courteaux, de geestelijke vader van deze productie. Het enige minpunt is dat King Lear een uitgesproken literair stuk is, waarin poëzie en proza over elkaar heen buitelen. Johan Simons heeft dat taalballet behouden, maar dat zorgt een paar maal voor een hapering in het draaien van de motor, de vlotheid van het spel, enfin.

Het is te hopen dat deze voorstelling onze landerijen passeert. Want opnieuw blijkt hoe Simons met eenvoudige middelen van iets oud iets nieuw smeedt en het bevattelijk maakt voor grote boer en kleine tuinier. De toeschouwer moet heus niet langs een aula gepasseerd zijn om deze versie te begrijpen. Het enige wat hij moet doen is de tijd stilzetten. Zoals men dat doet bij het bekijken van een thriller uit een Scandinavische studio gerold. En al zit de voorstelling vol ellende, een tragedie kan je het niet noemen. De regisseur stak er om die indruk te vermijden, heel wat lol in, in de trant van Grand-Guignol.

Alle acteurs en medewerkers verdienden applaus, net als de varkens, die jammer genoeg aan het eind niet kwamen groeten.

Guido Lauwaert

KÖNIG LEAR van Shakespeare, regie Johan Simons – nog tot eind maart in Munchen en vervolgens op reis – www.muenchner-kammerspiele.de

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content