Guido Lauwaert

Theater: Mat Rood

Guido Lauwaert Opiniemaker

NTGents seizoensafsluiter ‘Rood’ is geen hoogvlieger. Hoofdschuldige is de beschamend zwakke tekst.

‘Te veel hulp kan averechts werken.’ schreef een opiniemaker vorige week in NRC Handelsblad. De zin maakte een grote sprong voorwaarts, halverwege de voorstelling Rood ( * * * ), de laatste nieuwe productie van het seizoen van NTGent. Dat lag niet aan de prestaties van de acteurs, maar komt geheel op rekening te staan van de auteur, John Logan [1961]. Voor zijn tweemansstuk uit 2008 kreeg hij in zijn thuisland, Amerika, zes Tony Awards. Je vraagt je af wat de jury bezield heeft.

De abstract-expressionistische schilder Mark Rothko [1903-1970] werkt aan een grote opdracht voor een restaurant. Na overleg met de architect heeft hij besloten alle muren te behangen met zijn schilderijen, ‘de compositie van een fuga’, zoals de auteur de schilder in de mond legt. Een assistent zal hem bijstaan. Een loopjongen die de borstels moet reinigen, de doeken ophangen, de verf mengen, de koffie zetten en de asbakken legen. Verloopt het contact tussen schilder en assistent bij aanvang stroef, gaandeweg wordt het losser. Halverwege het stuk wordt de assistent mondiger, durft een eigen mening te uiten, tot hij de taalmacht van de schilder overneemt en aan het eind de schilder overlaadt met verwijten. Het afscheid is in mineur. Geen verzoening. Beiden blijven op hun standpunt staan.

Het zou een pracht van een dialoog kunnen worden. Het toneelstuk is helaas een collage van citaten van de schilder en een samenraapsel van fragmenten uit interviews, kritieken, beschouwingen van kenners en reacties van bezoekers van vernissages. Die manier van werken kan een mooi beeld vormen over het leven en werk van een kunstenaar, een wetenschapper of een gerenommeerde politieke familie, zoals Luk Perceval bewezen heeft met zijn bezielde voorstelling The truth about the Kennedy’s, dat geconcipieerd was uit zowat honderd jaar reportages en standpunten uit kranten en weekbladen.

Rood daarentegen bulkt van de clichés. De auteur heeft er zich gemakkelijk van af gemaakt. Een tussendoortje lijkt het wel, een lesje in kunstgeschiedenis vertrekkend van het werk van Mark Rothko, zodat van Michelangelo tot Warhol een hoop schilders aan de beurt zijn. De meeste krijgen de grofste verwijten naar het hoofd geslingerd [schoorsteenstukken!], hun leven is een verraad aan de kunst en een omhelzing van de commerce. Alleen Caravaggio en Van Gogh worden gespaard. Slechts hij, Rothko, is een genie.

Halverwege de voorstelling neemt de assistent, zoals eerder gezegd, de macht over. Al te duidelijk voor de toeschouwer wordt dat de auteur aan het eind van zijn Latijn was en een plotwending nodig had om de boel draaiende te houden. Pijnlijk. De dood van zijn ouders, ze werden vermoord, en samen met zijn kleine zusje ontdekt hij ze, liggend op het bed en overal bloed. Plassen, spatten. Overheersende kleur rood uiteraard, want blauw bloed bestaat alleen bij gratie van de pretentie. Meer dan een sfeerbeschrijving is er niet en brengt niets bij aan het verdere verloop van het verhaal, zoals dat bijvoorbeeld wel het geval is met de dood van de ouders van George in Who’s Afraid of Viriginia Woolf?

Nu zou gesteld kunnen worden dat de meningen van Mark Rothko over de schilderkunst van de jaren vijftig en zestig wel bekend zijn bij de kenners, maar dat John Logan Red zijn stuk niet voor hen heeft geschreven, maar voor de mensen die niet vertrouwd zijn met de achtergronden van de schilderskunst in de tweede helft van de twintigste eeuw. In dat geval moet je met een meer gedreven werkstuk voor de dag komen. Met wat de barbaar, zoals Rothko de niet-kenner beschrijft, nu geserveerd krijgt, krijgt hij geen bliksem op het hoofd zoals Paulus op weg naar Damascus.

De voorstelling zou nog te redden zijn met knap acteerwerk. Helaas speelt de assistent [Servé Hermans] volgens het boekje. Hij verheft zijn stem wel eens, naar het einde toe dreigender, maar mist elke vorm van inleving. Het nasale tot banale getild. Om de meubelen te redden was er dus enkel nog de figuur van de schilder. Wim Opbrouck haalt alles uit zijn kast, speelt vanuit de buik waarin zowel de ziel als het hart zijn gezakt. Een rijke rits van over elkaar buitelende denkbeelden, opinies, ideeën, inzichten met een colloratuur waar je enkel verbaasd van kan staan. Zijn besef dat hij, naast acteur, een tekenaar is maar geen schilder spat de zaal in. Het spel van Opbrouck zou aan kracht gewonnen hebben, als hij geen ervaren acteur als tegenspeler had, maar een debutant. Servé Hermans is niet in staat een jonge schilder te tonen, die gaandeweg zijn waardering voor de meester verliest. Inziet dat schilders ook maar grutters zijn, zelfs al geven ze, zoals het geval was met Rothko, hun opdracht terug.

Dat de voorstelling in de Arca speelt en niet in de schouwburg is het redden van de tuinmeubelen. De architectuur van het tweede plateau ligt in de logica van het opzet. Heel wat kunstenaars hebben hun atelier in een voormalige toonzaal, fabriekshal, vervallen schoolgebouw… of een garage, wat het Arca-gebouw oorspronkelijk was.

De laatste productie van het seizoen is helaas geen vlieger met een mooie staart. Hij plakt wel op de huid en de tong van Wim Opbrouck. Daardoor ontstaat echter de gedachte of een jaarprogramma gekozen is om een acteur zijn pleziertje te gunnen en de toeschouwer daar vrede moet mee nemen. De toeschouwer beschouwen als bekende buur in plaats van geliefde verwant, is een gevaarlijke gedachte.

Guido Lauwaert

Blik achter de schermen:

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Alle info: www.ntgent.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content