Elien Haentjens

TAZ#2011: Wijknomaden onthult broze leefwerelden in Oostendse kelders

Elien Haentjens medewerker van Trends

Een kluizenaar, een koppeltje, een tot waanzin gedreven wildeman en een vrolijke, natte bende vertolken de hoofdrollen in ‘Wijknomaden’.

Binnen het kader van ‘Wijknomaden’ neemt een gids de toeschouwers mee op sleeptouw naar geheime locaties in de verschillende wijken van de stad. Van de kelder van artiestenhotel Andromeda, rechtover het Casino, gaat het via een garage in de Wellingtonstraat naar drukkerij Goekent op het industrieterrein aan de rand van de stad. Een theaterwandeling in vier delen.

In ‘Mur’ heeft Lisa Verbelen een veilig, weliswaar kartonnen nest om zich heen gebouwd. Ze heeft er alles een naam gegeven. De mur, de zijmur, het tochtgat, een spleet, de wc, de bandopnemer en het luik… ze vormen haar biotoop. Haar leven. Slechts wanneer het echt noodzakelijk is, treedt ze via dat luik – geblinddoekt – in contact met de buitenwereld.

Maanden gaan voorbij, seizoenen verstrijken. De zonderlinge figuur leeft haar leven telkens opnieuw. Zelfs tot waanzin toe. Als ze zich na een hapje lucht aan het schrijven zet, krijgt de voorstelling een bijzonder ontroerend karakter. Met zinnen als ‘ik ga op in de ruimte’ en ‘mijn huis mag mijn hoofd hebben’ verwoordt ze de opgewekte sfeer treffend. Of er is de anekdote van een vrouw die haar appartement in de kleuren van een aquarium schilderde. Haar verplichte verhuis betekende meteen ook haar dood. Het zou de kluizenaarsfiguur net zo vergaan.

Voor ‘Mur’ haalde Lisa Verbelen inspiratie uit de toevallige ontdekking van een kluizenaarscaravan in het zuiden van Frankrijk. In haar voorstelling stelt ze vragen over het huis als bescherming tegen de buitenwereld, terwijl het tegelijk erg broos is. Over het verschil tussen een huis en een thuis. Over samenleven en een zonderling bestaan buiten de maatschappij.

Een met twee

Ook op de volgende halte, in een anonieme garage in de Wellingtonstraat, krijgt het publiek inzage in een intieme leefwereld. Al speelt een koppel, vertolkt door Jan Martens en Steefka Zijlstra, in ‘A small guide on how to treat your lifetime companion’ de hoofdrol. In vijf etappes maken we kennis met hun liefdesrelatie: van het zoekend, aftastend kennismaken over het feesten en elkaar hevig lief hebben tot het terug afstand nemen.

Net zoals de relatie begint de voorstelling zoekend, kalm. Om dan in alle hevigheid los te barsten. En vervolgens terug rustig te eindigen. Via kleine, soms minimale bewegingen zoeken de twee dansers alias geliefden toenadering tot elkaar. Het verbeeldt de broosheid, maar tegelijk innige verbondenheid van de relatie. In deze koppeldans blijft de buitenwereld, op een rinkelende gsm na, ook echt buiten. Martens en Zijlstra zijn een met hun twee.

Tot waanzin gedreven

De speciale TAZ-bus brengt ons naar een oude loods in de Oostendse industriezone, die het decor vormt voor ‘De Val’ van Laurens Krispijn de Boer. Voor zijn stuk ging de jonge Nederlandse regisseur aan de slag met de monoloog van Risjaar Modderfokker Den Derde, een van de bekendste fragmenten uit ‘Ten Oorlog’ van Tom Lanoye.

Druk gesticulerend, met priemende blik en luid schreeuwend pakt acteur Roland Haufe de volledige ruimte in. Die is bezaaid met zakjes drugs met daarin telkens een witte roos en baadt in een grimmige sfeer. Zijn vertolking van een aan drugs verslaafde en tot waanzin gedreven wildeman, die zich de allures van Superman aanmeet, komt overtuigend over, maar weet het publiek tegelijk niet echt te raken.

Dat hele stukken tekst, die het midden houdt tussen Vlaams en rap-Engels, verloren gaan in de grote ruimte, draagt zeker bij tot die kloof tussen acteur en publiek. Al is het voor de grote meerderheid van het publiek wellicht gewoon ook moeilijker om zich in te leven in deze tot waanzin gedreven man dan in de broze, menselijke personages van de twee eerste voorstellingen.

Vrolijk slot

Eindigen doet ‘Wijknomaden’ in een andere hal op hetzelfde terrein met ‘Mooi, hé? … Alles’ van Michael Vandewalle. Qua sfeer doet de voorstelling denken aan ‘I’m singing in the rain’. Een vrolijke, jonge bende loopt, valt en rolt door het steeds toenemende water. Ze hollen achter elkaar aan, schreeuwen het uit en maken plezier. Zodat ze uiteindelijk druipnat, maar tevreden het slotlied inzetten.

Of de voorstelling eigenlijk ergens heen wil, is niet meteen duidelijk. Al draait het volgens de programmabrochure vooral om het plezier van samen spelen, zingen en dansen. In die zin is het opzet dan ook geslaagd, want een ding staat vast: we stappen met een bijzonder vrolijk gevoel terug de bus op richting station.

Elien Haentjens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content