Els Van Steenberghe

TAZ#2011 – De jeugd van tegenwoordig

Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Jong geweld uit het Conservatorium te Antwerpen redde onze eerste TAZ#2011-dag van de ondergang.

De jeugd van tegenwoordig, dames en heren, redde onze eerste festivaldag van de ondergang. Hoezee! De dag begon nochtans somber en wisselvallig. En neen, we hebben het níet over het weer…

PREMATUUR PRACHTTONEEL

De tweelingzussen Stefanie en Barbara Claes beten omstreeks 15u vrijdagnamiddag 29 juli de spits af met de allereerste festivalpremière, Triomff ( * * oe ). Om écht te weten hoe u dit woord moet uitspreken, surft u best even naar een site waar getrompetter van olifanten weerklinkt…

Stefanie Claes studeerde regie aan het RITS, zus Barbara volgde de spelopleiding. Vorig jaar kaapte Stefanie de TAZ#2010 KBC Jong Theater Prijs (ter waarde van 7500 € ) weg met haar Het feest van de platte cake. Die prijs maakt het mogelijk om een nieuwe creatie te maken die dan op de volgende festivaleditie in première gaat.

Zo geschiedde. De prijs kan een stevige lancering van de jonge maker betekenen. Maar het gevaar om en plein public af te gaan, is evenzeer reëel… De prestatiedruk is groot. Dat komt de creativiteit en inspiratie niet altijd ten goede. Ondanks de goedbedoelde hulp van twee coaches, in Claes’ geval regisseur Johan Dehollander en Geert Opsomer (beide verbonden als docent aan het RITS). Dehollander en Opsomer bleven de zussen tijdens het repetitieproces vragen waar ze het over wilden hebben en waarom. De zusjes konden op de première misschien wel het antwoord geven maar dat leverde (nog) geen beklijvend theater op.

Triomff ontstond op papier. Barbara Claes schreef een poëtisch verhaal waar Stefanie Claes meer dan driehonderd tekeningen bij maakte. Die tekeningen op zich kunnen een kunstgalerie omtoveren in een vlammend niemandsland waar gedood, gevloekt, geschreeuwd, gevlogen, gehuild en gezongen wordt. Claes’ beeldende taal laveert tussen het surrealisme van Marc Chagall en het expressionisme van Karel Appel. Haar grof geschetste wezens plaatst ze in vurige, expressieve landschappen vol felle kleuren en dikke, dynamische lijnen. De beelden tieren angst, verdriet maar evengoed lyriek en passie uit. Knap.

‘Het is een voortdurend gevecht tussen ons twee, tussen woord en beeld en dat maakt het net interessant’, aldus Stefanie Claes in de programmabrochure. Dat gevecht tussen woord en beeld – of beter: tussen mimespel en geprojecteerde tekeningen – is onmiskenbaar aanwezig op de scène. Maar het het maakt de creatie allerminst interessant.

De creatie speelt in een aftands sportzaaltje. Die locatie voegt weinig aan het stuk toe. Hoewel. De ruwe, rauwe ruimte vormt een mooi kader waarin de Claeswereld zich ontpopt. Letterlijk. Het stuk start met de transformatie van een zwart plastic achterdoek tot een vibrerende huid in doodstrijd. Behalve dat doek, staat er ook een kartonnen huisje met verlichte raampjes op de scène. Het huis blijkt de enige plek van rust en geborgenheid te midden een heftige wereld waarin wezens zich voorbereiden om te sterven. De tekeningen van Claes worden op het achterdoek geprojecteerd. Voor dat doek speelt Claes enkele ruwe, woordeloze mimescènes die moeten communiceren met de geprojecteerde beelden.

Helaas. Dat lukt vooralsnog niet. De vernuftig gemonteerde beelden (en het kien geluidsdecor) sleuren de toeschouwer mee in de intrigerende verbeelding van Claes. De stille, te subtiele scènes die Stefanie Claes tussen en tijdens de projecties speelt – de doodstrijd van een olifant, een stoet van verlichte huizen – doen voorlopig niet veel meer dan de toeschouwer verwarren. De zussen Claes onderschatten de impact van de tekeningen.

In de pers- en programmabrochure maken ze duidelijk dat Triomff vooral over (het gemis aan een) thuis gaat. En over het huis als veilige plek om te leven maar evengoed om te sterven. Dit is een gedegen antwoord op de vraag van hun coaches. Nu dient dat antwoord nog pittig theater op te leveren waarin het gevecht tussen spel en beeld écht interessant wordt. Spel, licht en geluid worden momenteel veel te karig aangewend om de passie van de tekeningen krachtdadig te kunnen beantwoorden. Dit maakt Triomff tot prematuur prachttoneel.

TE ONZICHTBAAR

Even prematuur is Invisible PPL ( * oe ) van Gustavo Miranda. De voorstelling speelt evengoed in een sportzaal maar men herbouwde die tot een traditioneel theaterzaaltje. Drie acteurs met donkere huidskleur staan op een scène die zowat even donker is. Het maakt hen (bijna) onzichtbaar.

De gehele voorstelling is een oefening in onzichtbaar worden en nadenken over onzichtbaarheid. De oefening is ongetwijfeld waardevol maar levert te broos theater op. Waarom? Omdat onzichtbaar willen zijn net het omgekeerde is van wat acteurs willen: gezien worden. De eerste scènes – waarin de acteurs op allerlei manieren de scène op en weer af sluipen – leveren matig en te zeer uitgesponnen ‘bewegingstheater’ op.

Pas wanneer de drie acteurs hun gezichten tonen en er ook daadwerkelijk enige woorden gesproken worden (over onzichtbare mensen, uiteraard) krijgt de voorstelling eventjes een boost. Eventjes. Want, net als bij de gezusters Claes, krijgt het woord ook hier een ondergeschikte rol maar slagen de makers er niet in om een overtuigende vorm te vinden waardoor dat woordeloze theater alsnog beklijft.

Miranda – die ook zelf op de scène staat – trachtte in deze voorstelling te zoeken naar ‘het punt waar extreme vormbaarheid van beelden wordt vervangen door persoonlijkheid’. Hij heeft dat punt vooralsnog niet bereikt. De scènebeelden tonen eerder de zoektocht van Miranda naar dat punt. Dat levert bevreemdend theater op dat soms verrast maar voorlopig te weinig overtuigt en communiceert.

TEKSTTHEATER OM VAN TE LIKKEBAARDEN

De derde voorstelling van ons dagprogramma dreigde zelfs helemaal kopje onder te gaan. De opvoering startte ruim dertig minuten te laat door technische problemen. Almaar meer toeschouwers begonnen te morren én naar de toiletten te rennen. Net wanneer er een heuse ’toiletstoet’ op gang kwam, werden de deuren van de sportzaal geopend. Opnieuw een turnzaal, jazeker. En die was opnieuw tot een traditionele theaterzaal vertimmerd.

De moed was ons bijna in de waterdichte schoenen geschonken. Bijna! Want dankzij Kleine Teun ( * * * oe ) van het pittige trio van het Antwerpse Conservatorium, keerden we met opgekalefaterde theaterziel huiswaarts. Het trio – bestaande uit Joke Emmers, Phedra Vandenbergh en Reindert Vermeire – speelt (verrassing!) een heus theaterstuk. Hun keuze viel op Kleine Teun van de succesvolle Nederlandse theaterauteur en regisseur Alex Van Warmerdam. En het blijkt spek naar hun jonge, gulzige bek. Van Warmerdam schreef met Kleine Teun (1996) een heus boerendrama (met veel jaloerse vrouwen en een geile boer, meer verklappen we niet). De drie jonge acteurs genieten er zichtbaar van om – zonder te schmieren – zich in een kitscherig boerengezin te verliezen (inclusief sappige dialecten) en er zodoende de oerdriften van de mens neer te zetten. Met verve, met bravoure en met inventiviteit.

De drie werden begeleid door acteur Steven Van Watermeulen en zijn derdejaars van het Conservatorium. Dat moet u weten. Want soms glijden ze even uit. In overacting of (iets vaker) in het net te snel en te onverstaanbaar uitspreken van een repliek. De controle over hun werkinstrument (hun lichaam) is nog niet optimaal en feilloos. Dat weegt echter niet op tegen het spelplezier, de heldere, tragikomische enscenering, de voortreffelijk gespeelde karakterrollen én de knappe spanningsopbouw. Het stuk is een aanrader, het trio (hopelijk) een blijver waar we nog van willen horen (en zien).

Els Van Steenberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content