Els Van Steenberghe

Schauvliege houdt woord. Maar…

Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Schauvliege doet wat we van ministers niet gewoon zijn: ze houdt woord. Ze zou een beleid voeren als een ‘manager van de kunsten’, zo vertrouwde ze Knack in het begin van haar beleidsperiode toe. En ze zál als een manager afzwaaien in 2014. Eentje die een lijvig toekomstplan voor haar sector achterlaat.

Minister van Cultuur Joke Schauvliege (CD&V) doet wat we van ministers niet gewoon zijn: ze houdt woord. Ze zou een beleid voeren als een ‘manager van de kunsten’, zo vertrouwde ze Knack in het begin van haar beleidsperiode toe. En ze zál als een manager afzwaaien in 2014. Eentje die een lijvig toekomstplan voor haar sector achterlaat.

Er ligt een stevig voorstel van decreet ‘betreffende de ondersteuning van de professionele kunsten’ op tafel nadat Schauvliege dit voorjaar een conceptnota de wereld in stuurde. Daarin gaf ze aan dat ze het Kunstendecreet (sinds 2004 van kracht) flink wilde bijsturen.

De auteurs

Opmerkelijk is dat dit decreet werd geschreven en ingediend door meerderheidspartijen CD&V, SP.A en NVA in samenwerking met oppositiepartij Groen. OpenVLD haakte uiteindelijk af. (Volgens Groen omdat het Kunstendecreet ’te weinig marktgericht’ zou zijn. Nochtans ruikt dit decreet meer dan ooit naar ‘de markt’. Maar daarover straks meer.)

Aan het decreet schreven zowel nieuwe stemmen (Paul Delva (CD&V), Johan Verstreken (CD&V), Yamila Idrissi (SP.A), Philippe De Coene (SP.A), Marius Meremans (NVA) en Wilfried Vandaele (NVA)) als, met Bart Caron (Groen), een van de architecten van het eerste Kunstendecreet.

Is de inhoud van het voorstel even opmerkelijk als het clubje auteurs? In zekere mate wél. Het decreet wil ‘de bloei van een professioneel en kwalitatief, duurzaam en divers kunstenlandschap te stimuleren, zijn internationale samenwerking en uitwisseling te bevorderen en zijn maatschappelijke inbedding te vergroten.’

De belangrijkste vernieuwingen

Rond de in de conceptnota gelanceerde ‘subsidiekapstokken’ – zijnde: creatie, productie, presentatie, participatie en reflectie (dit ter vervanging van de eerdere kunstdiscipline gebonden onderverdeling) – herschreven de auteurs het Kunstendecreet.

Het orgaan dat de aanvraagdossiers moet beoordelen wordt – zoals Schauvliege in haar conceptnota bepleitte – grondig gewijzigd. De commissies per kunstdiscipline met leden die een aantal jaren zetelen, verdwijnen. Ze worden vervangen door een pool van potentiële commissieleden en voorzitters die telkens in wijzigende constellaties (afhankelijk van de aanvraagdossiers) zullen samenkomen en beoordelen. Organisatorisch is dat een hele klus maar het komt wél een meer uitgebalanceerde beoordeling ten goede. Of het de versnippering in, bijvoorbeeld, de podiumkunstensector zal oplossen, is een andere vraag.

In de beoordeling zelf wordt er minder exclusief op de kwaliteit van de creatie, productie en presentatie van het kunstwerk gefocust maar ook dieper ingezoomd op de kwaliteit van en aandacht voor participatie (zoals publiekswerving), reflectie (zoals kunstkritiek), diversiteit, duurzaamheid én ondernemerschap.

Die ruimere beoordelingsfocus vertaalt zich ook in een andere benadering van de project- en structurele subsidies. Tot nu bestonden er enkel eenjarige projectsubsidies en vierjarige structurele subsidies. Die termijnen worden ruimer. Men kan nu ook een twee- of driejarige projectsubsidie aanvragen en de structurele subsidies behelzen in dit decreet een periode van vijf jaar.

We verweten het Schauvliege geregeld: ze toonde geen inhoudelijke maar enkel organisatorische visie. Schauvliege wil zich dan wel profileren als een ‘manager’, ze beseft uiteindelijk ook dat die manager voorkeuren moet durven uitspreken en accenten moet durven leggen. Het decreetvoorstel voorziet een slimme oplossing: per beleidsperiode is de minister van cultuur verplicht een visienota voor te leggen. Eindelijk. Visie.

Internationale focus

De dialoog met het buitenland wordt opmerkelijk geïntensifieerd. Er worden naast de oprichting van Flanders Art (dat zich zal bekommeren om de internationale uitstraling van de kunsten) en een centraal Kunstensteunpunt nieuwe middelen zoals ‘partnerprojecten’, (terug te betalen) ‘kunstenaarstoelagen’ en ‘doorbraaktrajecten’ in het leven geroepen om de (internationale) erkenning van de kunstenaar in en door de samenleving te stimuleren. In een beweging wordt hiermee ook de ondernemer in de kunstenaar wakker geschud. Dat hoeft geen slecht nieuws te zijn.

Verder stuurt het decreet opvallend aan op overleg tussen en een dialoog met de verschillende overheden (Vlaams, provinciaal, stedelijk en gemeentelijk) en met verschillende andere culturele velden zoals de amateurkunsten, erfgoed, circus, kunst- en cultuureducatie, het onderwijs zelve of toerisme. Een gemiste kans is dat er nergens naar het mediadecreet (en de aandacht voor cultuur binnen de radio- en televisieomroepen) verwezen wordt. Ook in de zogeheten ‘creative industry’ ziet het decreet een waardevol partner voor de kunsten.

Waakzaam blijven

Is dat wel zo een waardevolle partner? Filosoof en onderzoeker Robrecht Vanderbeeken – die momenteel de laatste hand legt aan de publicatie Buy Buy Art – steigert alvast op dewereldmorgen.be en ziet een onwelriekend verband tussen Creative Europe en cultuurbeleid: ‘Wat Creative Europe voor onze cultuurpolitici dus zo interessant maakt, is dat dit discours hen op korte termijn heel wat gezichtsverlies bespaart:in plaats van een onpopulair saneringsbeleid op cultuur unilateraal te moeten doordrukken, kunnen zij er nu voor opteren om de voorspelbare publieke weerstand en dan vooral de electorale afrekening ervan te ontlopen door het besparingsbeleid te verpakken in een misleidende, zelfs voorgelogen ‘investeringspolitiek’ in functie van de creatieve economie. De mythe van de creatieve industrie doet daarbij dienst als zaligmakende narcose, morfine zeg maar.’

Overdrijft Vanderbeeken? Volgens Caron, een van de auteurs van het decreet, wél. Feit is dat de auteurs van het decreet zich uitputten in vage bewoordingen als ze de link tussen de kunsten en de economie vermelden: ‘Kunst en cultuur zijn belangrijke factoren van economische ontwikkeling, met name voor de creatieve industrie maar ook voor het aanzwengelen van creativiteit en innovatie in de economie in het algemeen’. Het decreet waakt er evenwel over dat die instrumenten ‘gericht op het stimuleren van ondernemerschap, de internationale promotie van kunst(enaars) en de verwerving van kunst’ complementair zijn aan de subsidies en steeds tot doel hebben om taal van de kunstenaar (internationaal) uit te dragen.

Bon. Welk woord is cruciaal in de laatste zin? Het woord ‘complementair’. Zolang de banden met het bedrijfsleven (‘de markt’) enkel en alleen aangehaald worden om de zuiver artistieke creatie te stimuleren en te ondersteunen, is er weinig betreurenswaardigs aan de hand. Integendeel. Het zaakje begint wél te stinken wanneer de overheid kunstenaars zou doorverwijzen naar bedrijven die dan als ‘alternatieve subsidiënten’ moeten fungeren. Want dan is de kans reëel dat die kunstenaars werk moeten produceren waarvan de waarde meetbaar is (in winstmarges, bijvoorbeeld). Een dreiging die Vanderbeeken in een eerdere column (verschenen op kifkif.be) helder omschrijft: ‘Via de handige mythe van de creatieve industrie wil men dat kunstenaars en kunstinstituten zich zullen inzetten voor onze economie. (…) De inzet: via een blij en genereus maar vooral mediageniek project wil men van de kunstenaar een ondernemer maken die zich bekommert over de groei van onze noodlijdende consumptie-economie. Europarlementariërs en hun lobbyisten herdefiniëren deze aanval op de kunsten graag in termen van ‘maatschappelijke relevantie’: gedaan met die autonome kunsten, dat subsidiegeld moet gerecupereerd worden voor ‘nuttige’ zaken. Waarom zou de belastingsbetaler niet wat ‘Return of investment’ mogen vragen, om het met de woorden van Bart De Wever te zeggen, in zijn beste Vlaams?’

Dáár moet over gewaakt worden. Dat de openingen die dit decreet creëert om met bedrijven samen te werken en over marketing na te denken niet misbruikt worden om kunstenaars het recht te ontnemen kunst te maken die niet winstgevend is, niet sexy, niet draag- of bruikbaar. Want subsidies (en dit decreet) bestaan net om kunstenaars in alle vrijheid te laten creëren én het publiek in alle vrijheid die kunst te laten ontdekken.

Na een debat in het Vlaams parlement zou dit decreet in december 2013 goedgekeurd moeten worden door de Vlaamse regering. Vanaf 2017 zou het in werking treden. Als dit allemaal lukt, bewijst Schauvliege dat ze – na flinke valpartijen – is opgestaan als een serene, toegewijde minister die uiteindelijk respect afdwingt (en verdient) van een sector die haar aanvankelijk verguisde.

Els Van Steenberghe

Ter info: Het volledige decreet kan je hier inkijken.

De publicatie Buy Buy Art van Robrecht Vanderbeeken verschijnt in november 2013 bij EPO – www.epo.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content