Joris Janssens is directeur van het Vlaams Theaterinstituut (VTi)

Janssens vervangt Don Verboven die na een jaar de functie neerlegt.

Het was even schrikken. Vorig jaar nam Don Verboven – de gedreven ex-coördinator van Het Theaterfestival – de fakkel over van Ann Olaerts, die sinds oktober 2010 het kabinet van Vlaams minister van onderwijs Pascal Smet (SP.A) versterkt.

Don Verboven zou Olaerts’ succesvolle beleid voortzetten, de banden met de sector nog iets steviger aansnoeren en het VTi door de nakende – ingrijpende want sanerende – subsidieronde loodsen.

Het veld wenkt

Maar Verboven stapte vorige week op (al volgt hij nog enkele projecten op tot oktober 2011). Geenszins uit onvrede. Want het VTi is een ‘erg sterk steunpunt’, benadrukt hij. Maar Verboven kreeg ‘een aanlokkelijk aanbod buiten de podiumkunstensector dat ik niet kon weigeren.’

De door de overheid opgelegde besparingen en de ‘synergie tussen de steunpunten’ zorgden er wél voor dat het een tikkeltje minder lastig was om het aanbod te weigeren. Bovendien is Verboven een man van het veld en de praktijk. Hij is een kei in het organiseren van festivals en studiedagen en was mee de drijvende kracht achter de cruciale debuutjaren van het populaire festival Theater aan zee én Bâtard Festival (dat werkt presenteert van jonge, beginnende podiumkunstenaars). Dat is zijn biotoop. Daar keert hij nu naar terug.

Continuïteit waarborgen

Zijn functie wordt overgenomen door rechterhand en VTi-onderzoeker Joris Janssens. Een logische en behoorlijk verstandige zet van de Raad van Bestuur van het VTi die hiermee de continuïteit binnen het Vlaamse steunpunt van de podiumkunsten waarborgt.

Want Janssens kent de organisatie door en door. Deze germanist met een passie voor theater én cultuursociologisch onderzoek (wat blijkt uit zijn doctoraat De weifelende ezel. Over Vlaamse identiteit en Nederlandse poëzie 1893-1925) – is sinds 2001 als onderzoeker aan het VTi verbonden. Hij bepaalde mee de succesvolle evolutie van het VTi naar een interfaceorganisatie die de relatie tussen de artistieke praktijk en de samenleving continu bevraagt. Tevens is hij de drijvende kracht achter de sterkte van dit Vlaamse steunpunt: ‘Meer uitgesproken dan de meeste soortgelijke Europese instituten streven wij ernaar om onderzoek en documentatie intensief op elkaar te betrekken. Bovendien streven we naar samenwerking met sector, beleid en ook de andere steunpunten. Dit is logisch aangezien onze sector, de podiumkunstensector, bij uitstek een interdisciplinaire sector is.’ Zo groeide het VTi uit tot een relevante, ondersteunende, informatieverstrekkende en beleidsverkennende partner van de podiumkunstensector.

Janssens wil dit ook in het beleidsdossier 2013-2016 als een uitdrukkelijke troef van het VTi accentueren. Hij vreest niet om, net als de Nederlandse tegenhanger het TIN, van de subsidielijst geschrapt te worden. ‘In Nederland is er vooreerst een veel vijandiger klimaat tegenover de kunsten. Bovendien werken wij vruchtbaarder samen met de beleidsmakers en liet de minister zich in haar recentste beleidsbrief lovend uit over onze werking.’

Onderfinanciering mijden

Janssens beseft echter dat zijn organisatie niet aan de besparingen ontsnapt. Integendeel. ‘Er is al flink besnoeid op ons budget. In november 2010 kondigde de minster aan dat de steunpunten 10% van hun budget extra moeten inleveren, bovenop de ‘kaasschaaf’ die de kunstenorganisaties sowieso al trof. De komende maanden bereiden we ons beleidsplan (en subsidieaanvraag) 2013-2016 voor. We zullen consequente keuzes maken zonder te beknibbelen op onze sterkte: onderzoek, documentatie en het verspreiden van relevante publicaties (zoals Toneelstof) waarin we focussen op de theatergeschiedenis, beleid en op de maatschappelijke context van de podiumkunsten.’

VTi is een structureel gesubsidieerde organisatie. Deze structuren dreigen te moeten inboeten tijdens de volgende subsidieperiode. Dat bleek uit de beleidsbrief die Vlaams minister van cultuur Joke Schauvliege (CD&V) op 4 april 2011 presenteerde. Janssens begrijpt en volgt de op 4 april 2011 aangekondigde intentie van minister Schauvliege om het evenwicht tussen de projectsubsidies en de structurele subsidies te herstellen. Hij stelt echter ook vast dat de minister een budgettair status quo aankondigde. ‘Hopelijk betekent dit niet dat de middelen voor structureel gesubsideerde organisaties dalen. Een onderfinanciering van dergelijke organisaties moet gemeden worden om de dalende koopkracht van deze structuren tegen te gaan.’ Want dit fnuikt de bloei en ontwikkeling van een kunstensector waaraan het VTi, vanaf nu geleid door Janssens, een wezenlijke bijdrage wil (blijven) leveren.

Els Van Steenberghe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content