Heel Rusland is onze kersentuin

© Phile Deprez
Guido Lauwaert
Guido Lauwaert Opiniemaker

Johan Simons levert met ‘De Kersentuin’ (NTGent) een doortimmerd stuk, met evenveel lagen als dat er panelen op het toneel tegen elkaar leunen.

Voorzichtig, als liep hij over één nacht ijs, is regisseur Johan Simons met het meesterwerk van de Russische auteur Tsjechov aan de slag gegaan. Het resultaat is een doortimmerd stuk, met evenveel lagen als dat er panelen op het toneel tegen elkaar leunen.

‘Het zou goed zijn als ieder van ons een school naliet, of iets soortgelijks, zodat ons leven niet in de eeuwigheid verdwijnt zonder enig spoor achter te laten,’ schreef Anton Tsjechov [1860-1904] in een notitieboekje. Bij Tsjechov was het geen school, maar een vijfhonderdtal verhalen, een handvol eenakters, drie toneelstukken van behoorlijke kwaliteit en vier waar de latere toneelschrijvers leenrecht aan verschuldigd zijn: De meeuw [1896], Oom Wanja [1899], Drie zusters [1901] en De kersentuin [1904], een foutieve vertaling van Kersenboomgaard. Wat niet als betweterigheid bedoeld is, maar wijst op de essentie van het stuk. En van de boomgaard niet zozeer de vrucht maar de bloem. Het sentimentele gevoel hiervoor van de eigenares, de adellijke weduwe Ljoebov Andrejevna, contrasteert namelijk met de nuchtere houding van de koopman Jermolaj Lopachin. Wat kan hem die bloei schelen. Hij ziet geen dichtbundel in de boomgaard maar een kasboek.

Een haast gelijklopend kernpunt van De kersentuin, zullen we dan maar schrijven, de massa knarsend achterna lopend, is dat Tsjechov nooit een politiek standpunt inneemt. Hij streeft naar een diepe psychologische analyse van het probleem. De kersentuin sneuvelt door het kapitalisme. Geld is het vergif tegen het humanisme en de ecologie.

Regisseur Johan Simons heeft zeer goed begrepen met wat de auteur via de stem van de student Trofimov bedoelde met de uitspraak: ‘Heel Rusland is onze kersentuin.’ Simons confronteert het falend fatsoen van de adellijke klasse met de gulzige ambitie van de werkende, zonder beide te vernederen. Hij heeft dus heel wat respect getoond voor de visie van de auteur en katapulteert die op de hele Westerse maatschappij.

Een tweede respect voor de auteur is dat Simons de kijk van de allereerste regisseur, Konstantin Stanislavski, aan zijn laars lapt. De Rus, artistiek directeur van het Moskous Kunsttheater bracht De kersentuin als een tragedie, tot grote droefenis van de auteur. Tsjechovs kijk op de affaire met trieste afloop gaf hij aan op de titelpagina: ‘Een komedie [in vier bedrijven]’. Hij wou benadrukken, door spot en sarcasme hoe schrijnend de toestand van de bevolking was. Humor is trouwens in het hele oeuvre van Tsjechov een wapen.

Koen Haagdorens heeft dat dubbel respect van Johan Simons gevolgd. Als bewerker en dramaturg heeft hij het stuk opgeschoond, tot een absolute nuchterheid werd bereikt. Bovendien heeft de suggestieve taal van Tsjechov een extra licht geparfumeerde ironie gekregen.

PAUZE

De weduwe, Ljoebov Raveskaja [Elsie de Brauw] heeft jaren geleden haar man verloren en kort daarop is haar zoon verdronken in de kasteelvijver. Vol van droefenis verlaat zij het ouderlijk huis, om verlichting te zoeken in Parijs. Daar gooit zij het geld uit ramen en deuren, ook het geld dat zij niet heeft maar bemachtigt door hypotheken op de plantage, zoals Tsjechov het domein aanvankelijk noemde. Totaal verarmd keert ze jaren later terug, wetende dat er wat moet gebeuren om de boel te redden. Een sfeer van overgevoeligheid maakt de weduwe en haar entourage echter krachteloos, zodat niet eens plannen gemaakt worden, enkel gejammerd. Met als gevolg dat de plantage openbaar verkocht moet worden om de schulden te dekken. Drie personen klagen de willoosheid van de weduwe en haar gevolg aan: de rijkgeworden boer, nu koopman Jermolaj Lopachin [Pierre Bokma], de student Petja Sergejevitsj [Benny Claessens] en de stokoude min met een begin van gaga Firs [Els Dottermans]. De eerste koopt de hele zwik. De tweede klaagt het wanbeleid van de weduwe en haar familie aan. De derde refereert in brokkelige herinneringen aan de gouden tijd waarin de adel bezorgd was om de armen, al waren het lijfeigenen, en de armen stom en stil werkten voor de adel, uit lijfsbehoud.

Het concept is zo opgebouwd dat de spelers nauwelijks bewegingsruimte hebben. Wat de patsituatie van het droeve verhaal maar versterkt. Panelen in alle mogelijke maten en gewichten leunen tegen elkaar. Het tekent het verval van het huis. Slechts een kruk en een kinderschoolstoeltje rest er de bewoners, om enerzijds even op adem te komen en anderzijds het geklaag te versterken. In dit bizar decor acteren de spelers op een wijze die doet denken aan het einde van de stomme film, met veel schaduwspel, en de gesproken film, met slapstick en overacting. Waarmee Johan Simons terugkeert naar wat Tsjechov wilde: een komedie.

De enscenering kreeg een muziekscore die, zo leert ons het programmaboekje, een beeld oproepen ‘van een gemeenschap onder druk en drukken een verlangen uit naar bescherming of verlossing.’ Aan mij niet verkocht; grote woorden, weinig ziel. Maar, oef, ze beschadigen de voorstelling niet.

Het acteerspel van de zeven spelers levert een superbe genot op. Elsie de Brauw en Els Dottermans combineren op sublieme wijze techniek en tragiek. Benny Claessens bespeelt alle snaren van zijn stem en zijn timing en mimiek schuiven geen moment uit. Pierre Bokma verrast door een droog spel die voor hete tranen bij de toeschouwer zorgt; met als hoogtepunt een verbluffende dronkenmansscène [na de koop van de boomgaard en aanpalende panden en landerijen]. Oscar Van Rompay doet precies en puntig wat hij moet doen: het spelen van de broer van de weduwe, een nietsnut met wat Nietzsche bestempelde als de filosofie van de achterdeur. De grote verrassing is echter Lien Wildemeersch. Als oudste aangenomen dochter Varja treedt zij helemaal uit zichzelf. De toeschouwer vergeet Lien en ziet Varja. Een scherp beheerst personage die doet denken aan de hoeveelheid ingetogenheid die Shakespeare in Ophelia goot. Alejandra Theus als de dochter Anja bleef hangen tussen spelplezier en routine. Jammer.

Ongeacht deze op laag water gezochte spijkers is deze productie een kroonjuweel. Het NTGent heeft met De kersentuin een voorstelling die niet in de eeuwigheid zal verdwijnen zonder een spoor achter te laten.

Guido Lauwaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content