Geert Hoste @ Capitole: scheetkussentjes à volonté

© BELGA

‘Door de aanslagen in Parijs is mijn nieuwe show qua sfeer toch anders’, verklaarde Geert Hoste vooraf over Jump, de zoveelste eindejaarsconference waarmee hij enkele grote Vlaamse theaterzalen aandoet. Genoeg om alvast onze nieuwsgierigheid te wekken.

Fervente tegenstanders van Geert Hoste durven – onderwijl gretig in de hipsterbaard krabbend – wel eens te opperen dat de zaalshows van de West-Vlaming in het niets vallen bij de eindejaarsconferences die ons van boven de Moerdijk bereiken. Qua open deuren opentrappen kan dat tellen. Nederland heeft een lange traditie in avontuurlijke, maatschappelijk relevante en vaak bijtende conferences. Cabaretiers als Freek De Jonge, Youp van ’t Hek en – die ene keer – Theo Maassen legden de lat steeds hoger voor elkaar. Het zijn dodelijk efficiënte storytellers die van het opbouwen van komische spanning een kunstvorm hebben gemaakt en nieuwsfeiten schijnbaar met de vingers in de neus in een abstracte context plaatsen. In Vlaanderen heeft Hoste het genre zelf geïntroduceerd en gepopulariseerd, en werd hij jarenlang nooit op eigen terrein uitgedaagd. Stagnatie was zijn deel.

Met de hete adem van een jonge(re), spitsvondigere en moedigere concurrent als Michael van Peel in de nek zou je verwachten dat Hoste voortaan elk jaar boven zichzelf probeert uit te stijgen, maar dat blijkt ijdele hoop. Ook tijdens Jump waagt hij zich zelden verder dan – weliswaar goed aan elkaar geprate en gegrinnikte – schelmenhumor en soms heel amusante woordgrapjes, maar in geheugen en ziel kerven doet Hoste niet, laat staan dat hij bruuskeert of zijn publiek naar huis stuurt met stof tot nadenken. Nochtans heeft hij diezelfde toeschouwers voorgehouden dat het deze keer – na de aanslagen in Parijs en de commotie die daarop volgde – allemaal iets diepzinniger en scherper zal worden.

Dat valt dik tegen. Blijkbaar werd Hoste in de kleine maand die hij had tussen de tweede reeks aanslagen in Parijs en zijn eerste zaalshows door de muze op droog zaad gezet. Verder dan wat bedeesde stampjes richting Staatsveiligheid en de politie en een tenenkrullend inefficiënte manier om terroristen te vangen, komt hij niet. In een van die weinig lach-inducerende passages vraagt Hoste zich zonder zelfs maar een zweem van zelfrelativering af waarom hij na de aanslag op Charlie Hebdo niet werd beschermd door politie of para’s. Hij is toch ook een humorist, net als die mannen die in Parijs het leven lieten? Nochtans is de reden daarvoor simpel: zijn humor is nog minder staatsgevaarlijk of opruiend dan die jonge gekleurde jongens die onlangs in Kortrijk door overijverige dienders tegen een kil trottoir werden geduwd omdat ze met een schaar hun eigen fietsslot wilden forceren.

Knap gedaan: zijn verstilde, goed geschreven oproep tot solidariteit met de vluchtelingen, maar die wordt redelijk lauw ontvangen. De handen gaan wél uitbundig op elkaar wanneer hij die nieuwkomers – die nochtans niet in de zaal zitten – op het einde van de show oproept om iets vlotter onze westerse waarden over te nemen. De enige twee exotisch uitziende jongens die ik wél in het publiek spot, rollen met de ogen. Ook zij hebben wellicht iets spitanters verwacht.

Echt hallucinant wordt het pas wanneer Hoste – verrassing – Maggie De Block op de korrel neemt. ‘Maar ik mag dat zeggen van haar, hoor’, zo eindigt hij een scabreuze kwinkslag aan het adres van de minister. Alsof hij net een scheetkussentje onder iemands achterste heeft geschoven en zich meteen met rode kaken bij het slachtoffer verontschuldigt voor de geluidsoverlast. Bovendien deelt hij die plaagstootjes uit aan mensen die elke dag al zodanig veel bagger over zich heen krijgen dat een vermelding in Hostes show bijna een verademing is (politici), sowieso al geen gelegenheid onbenut laten om waar dan ook ter sprake komen (zijn oude schoolvriend Marc Coucke), het zich kunnen permitteren om geen ene moer te geven om wat anderen over hen denken (Gert Verhulst) of zich door het keurslijf van het protocol niet kunnen – of willen – verdedigen (koning Filip en zijn gade Mathilde). Alles wat iets gevoeliger ligt, gaat Hoste uit de weg. De jump van Steve Stevaert bijvoorbeeld, maar daarnaar wordt nauwelijks verwezen. In de plaats daarvan zijn er grappen en grollen over de zin en onzin van gepersonaliseerde nummerplaten, flitsmarathons en tutti quanti, kleine feitjes die we al waren vergeten nog voor we de bewuste krantenkoppen helemaal hadden gelezen.

De belofte van een iets uitdagendere conference ten spijt is Jump jammer genoeg geen roekeloze sprong in het duister. In de coulissen wet Van Peel zijn messen.

Joost Devriesere

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content