‘De kinderjaren van Jezus’ is hartverwarmend theater over de kille situatie van vluchtelingen

de kinderjaren van jezus, mokhallad rasem © © kurt van der elst | kvde.be
Els Van Steenberghe
Els Van Steenberghe Els Van Steenberghe is theaterrecensent.

Mokhallad Rasem diept voor zijn enscenering van J.M. Coetzees ‘De kinderjaren van Jezus’ zijn meest pijnlijke herinneringen op aan zijn verleden als vluchteling.

The Play = De kinderjaren van Jezus

Gezelschap = Toneelhuis

In een zin = Een mooie enscenering van Coetzees roman die hoopvol eindigt: misschien zijn de vluchtelingen van nu de wereldverbeteraars van morgen?

Hoogtepunt = Sabri Saad El Hamus en Mokhallad Rasem wrikken zich als Simon en David in de smalle slaapplaatsen die hen toegewezen worden. Ze doen alsof ze niet malen om de krappe slaapplekken. Opeengepakt en ineengekruld, net als dieren die in een vrachtwagen naar een slachthuis afgevoerd worden. Het beeld toont de schrijnende, haast denigrerende situatie van te veel vluchtelingen.

Quote = ‘We hebben een kans gekregen om te leven en we hebben die kans gegrepen. Het is iets geweldigs, leven. Het is het geweldigste wat er is.’

Meer info: www.toneelhuis.be

”t Is net alsof we op volle zee varen’, fluistert een van de toeschouwers net voor aanvang van Mokhallad Rasems De Kinderjaren van Jezus. En gelijk heeft hij. Op een groot projectiescherm golft een close-up van de Noordzee. Zo gefilmd dat het lijkt alsof je op een gammel bootje dobbert, op weg naar een beter leven. Het fris windje dat bij het beeld hoort (denk je aanvankelijk), blijkt uiteindelijk een technisch defect aan de rookluiken van de Bourlaschouwburg te zijn…

Al past de koude perfect bij het beginbeeld waarin Mokhallad Rasem en Sabri Saad El Hamus uitkijken over de zee die hen naar hun nieuw land bracht. Beide heren dragen een maatpak dat samengesteld lijkt uit stukken die afkomstig zijn van andere maatpakken, bij elkaar gezocht in een depot waar gratis kleding beschikbaar is. In zijn linkerhand houdt Rasem een smoezelige babypop vast. De potige Rasem – een beer van een man: groot, stevig, met lange ravenzwarte haren en grote, donkere ogen – speelt de vijfjarige David. De jongen verloor zijn moeder tijdens de vlucht naar het nieuwe land. In Simon vindt David een voogd die voor hem op zoek wil naar zijn moeder. Rasems vertolking van David is magistraal en ontroerend, net omdat hij zo minimaal speelt met alle focus op zijn blik. Als een kind dat alles verloren is, houdt hij vast aan wat hij nooit wil verliezen: zijn pop, zijn homp brood én Simon. Stil maar vastberaden houdt hij zijn nieuwe vader voortdurend in de gaten. Simon is zijn enige stuk hout te midden de woelige oceaan die zijn leven geworden is. Rasems straf spel wortelt onmiskenbaar in zijn eigen verleden als vluchteling uit Irak.

Rasem ensceneert J.M. Coetzees De kinderjaren van Jezus (2013) eenvoudig en efficiënt met behulp van een muur die opgetrokken is uit steigers, want het leven van de personages staat meer dan ooit in de steigers. Voor elk compartimentje dat de steigers vormen hangt een wit gordijntje. Samen vormen de gordijnen het projectiescherm. Tijdens de voorstelling transformeert het projectiescherm tot een flatgebouw vol welwillende ambtenaren, geneesheren en burgers die een voor een hun gordijn openschuiven. Al die personages worden met mededogen vertolkt door Mieke De Groote en Mark Vandenbos. Plots (iets te plots) verschijnt Yamina Takkatz. In haar herkent Simon dé moeder voor David. Die rol vertolkt Takkatz iets te afstandelijk en te stroef.

Wat zo treffend is aan deze enscenering van Coetzees roman zijn niet zozeer (of niet enkel) de prachtige teksten die tegelijkertijd de verhaallijn voortstuwen, de personages tekenen (Simons lust naar de intimiteit van een relatie, Davids honger naar een intieme, helende moederband) én vol filosofische wijsheden zitten die pijnlijk uitgaan van de evidentie van solidariteit. Het zijn de blikken die zo raken. Rasem geeft de aanzet door in de eerste scène enkel maar te kijken naar Saad El Hamus. Er ontplooit zich een heus blikkenspel die de woorden subtiel kruiden: de toegewijde, steelse blikken van De Groote, de wijze, rechtvaardige blikken van Vandenbos, de te zeldzame moederlijke blikken van Takkatz (die ook te vaak afgewend van de zaal én de guitig gekrenkte blikken van Saad El Hamus, die geregeld de zaal inkijkt en ons met zijn ogen bevraagt en aftast. Rasem opent en sluit de voorstelling. Hij opent met de gesloten blik van een gekwetste vijfjarige, hij sluit met de open blik van een moedige vijftienjarige die vol verwachting in de zaal (en dus de wereld) kijkt. Alle blikken doen je nadenken over de warmhartigheid van de personages. Een warmhartigheid die veel vluchtelingen ontberen. De Bourlaschouwburg bleef koud maar vanbinnen kreeg je het warm van zoveel welwillendheid op de scène.

Els Van Steenberghe

Smaakmaker:

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

De kinderjaren van Jezus from Toneelhuis on Vimeo.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content